Harry van Wijk over breed en diep in kerklied en muziek

Freddy Gerkema | 7 januari 2017
  • Interview
  • Thema-artikelen

In zijn openingszin typeert Harry van Wijk zich direct als een man van de praktijk. Hij begon in 1986 als 15-jarige organist in De Kandelaar in Amersfoort (GKv) en werkt sinds 1999 in deeltijd als kerkmusicus in dezelfde gemeente. Hij heeft het landschap van het kerklied in die tijd ingrijpend zien veranderen. Als tiener zat hij achter het orgel en was de keus beperkt tot 150 psalmen en een paar gezangen, nu wordt een breed spectrum aan liederen gezongen en is de begeleiding heel divers geworden. Maar al zijn werk, musicerend en coachend, gebeurt vanuit de overtuiging dat een goed gezongen lied voor de Heer veel toevoegt in de zondagse diensten. Ook anno 2017.

Harry van Wijk is kerkmusicus in de GKv Amersfoort (De Kandelaar) en cantororganist van de PKN Aalten. Daarnaast is hij concertorganist. Graag combineert hij het orgel met zangers of met andere muziekinstrumenten. Dit kan met klassieke muziek, maar ook met film- en popmuziek of muziek uit musicals.

Vanuit Kerkmuziek voor Nu geeft Van Wijk organisten en pianisten die in kerkdiensten spelen de praktijkcursus ‘Muziek in de kerk’. Deze cursus wordt ook gegeven door Christiaan Ingels in de Grote Kerk in Gouda en door Wietse Meinardi in de Adventskerk in Assen.

Vergeleken met vijftien jaar geleden is er in de gemeentezang binnen de GKv (en in een iets vroeger stadium bij de NGK) veel veranderd. Van Wijk: ‘Wat je zo rond de millenniumwisseling zag, was dat er door de GKv-synode en -deputaten werd gewerkt aan een uitbreiding van het Gereformeerd Kerkboek, dat tien jaar eerder zijn plek had gekregen in de GKv. Er werd dus gezocht naar een breder repertoire van liederen, maar wel centraal gestuurd. Dat was niet zonder resultaat, want in 2011 verscheen een nieuwe bundel en het plan is dat daar een nog uitgebreidere editie van uitkomt.’

Opvallender was een andere ontwikkeling, die rond 2005 op gang kwam, waarbij plaatselijke kerken meer en meer hun eigen weg gingen in de zondagse liedkeus. Van Wijk: ‘Het ging aanvankelijk vooral om liederen uit de evangelische traditie (Opwekking), maar dat werd al snel breder. Nu worden ook liederen uit het Nieuwe Liedboek (2013) en uit bundels als Hemelhoog (2015) en Op Toonhoogte (2015) gezongen. Het is een ontwikkeling die je in veel GKv’s terugziet. De ene gemeente oriënteert zich daarbij meer op het Nieuwe Liedboek, terwijl andere gemeenten meer uit Opwekking zingen en weer andere vooral putten uit het Gereformeerd Kerkboek. Dat geeft dus allerlei verschillen tussen de ene en de andere gemeente.’

In de NGK kreeg de eigenheid van de plaatselijke gemeente altijd al een groter accent. Het verrast Van Wijk dan ook niet dat de plaatselijk gestuurde verbreding van het liedrepertoire in de NGK al voor 2000 begon.

Ontevredenheid

Hebben al die veranderingen in vrij korte tijd geen spanningen gegeven? De Amersfoortse organist ontkent het niet. ‘Zonder spanningen gaan veranderingen in een gemeente maar zelden. Zeker rond het lied en de liturgie zijn er allerlei opvattingen en zie je vaak iets van een meerstromenland. Je hebt mensen die blij zijn dat de regels over wat je wel en niet mag zingen niet zo’n rol meer spelen. Anderen vinden een helder afgebakend en vertrouwd repertoire juist heel plezierig. Verder merk je natuurlijk dat de muzikale smaak van mensen uiteenloopt – misschien wel meer dan ooit. Sommigen leven de hele week met Radio 538 en dat is toch echt een andere cultuur dan waarin klassiek georiënteerden zich bewegen. Zodra het kerklied meer divers wordt, merk je dat die muzikale smaken ook op zondag gaan meedoen.

‘Zodra het kerklied meer divers wordt, merk je dat muzikale smaken ook op zondag gaan meedoen’

Wat daarbij ook meespeelt, is dat de muziek die mensen door de week beluisteren op cd of radio doorgaans van hoog niveau is. Daar steekt de muziek in de kerk al gauw mager bij af en dat kan een sfeer van ontevredenheid voeden. En dan heb je het alleen nog maar over de muziek. Er is natuurlijk ook de talige kant, waarbij liederen als ouderwets of juist oppervlakkig worden ervaren. En vergeet ten slotte niet de theologische aspecten, waar mensen heel verschillend in kunnen staan. Zelfs in die zin dat het sommige mensen heel hoog zit, terwijl het anderen totaal niet boeit.’

Bewustwording

Harry van Wijk is iemand die het liefst zijn energie steekt in wat er in zulke ontwikkelingen te winnen is. Maar waar liggen bij deze veranderingen rond lied en liturgie nieuwe kansen? Van Wijk ziet ze zeker. ‘Alleen al dat je met een breder repertoire meer kunt inspelen op het eigene van de plaatselijke gemeente. Want iedere gemeente is uniek van samenstelling en heeft haar eigen geschiedenis, eigen mogelijkheden en eigen beperkingen. Het maakt nogal wat uit of je kerk in Zuid-Limburg, Noord-Groningen, de Randstad of de Achterhoek staat. Verder moet je ook heel nuchter rekenen met de mogelijkheden en de beperkingen die je als gemeente hebt als het gaat om de muzikanten. Het zijn vrijwel altijd amateurs, die doorgaans de breedte en de vaardigheid van een beroepsmusicus missen, maar toch echt hun mogelijkheden hebben. In dat licht vind ik een breed liedrepertoire winst, zodat elke gemeente tot een eigen, passend liedprofiel kan komen.’

Winstkansen ziet de Amersfoortse kerkmusicus ook op het punt van bewustwording. ‘Ik vind het misschien nog wel het belangrijkste dat mensen zich bewust worden van de grote waarde van liederen en muziek in een eredienst. Veranderingen in liedrepertoire en in vormen van muzikale begeleiding kunnen uitnodigen tot een meer bewuste gemeentezang. Omdat een nieuw lied je ineens onverwacht diep raakt of omdat je juist weerstand voelt bij een lied dat door anderen uit volle borst wordt meegezongen. Ik vind het heel goed als mensen merken dat muziek, genre en tekst zo veel doen.

Als het gaat om de musici vind ik het belangrijk dat ze niet op routine begeleiden. Het is winst wanneer je als organist merkt dat bepaalde liederen veel beter met de piano of met een muziekgroep begeleid kunnen worden, en andersom. Hoe kun je optimaal dienstbaar zijn, dat is steeds weer de vraag.’

Harry van Wijk hoopt dat de toegenomen diversiteit bij muzikanten het verlangen wekt naar verdere scholing en toerusting. En, misschien nog wel meer, dat kerkenraden zich bewust worden van de betekenis van de gemeentezang. ‘Laat als kerkenraad je waardering voor de musici merken en stimuleer de muzikanten om van tijd tot tijd een cursus of workshop te doen. En regel als gemeente in zo’n geval ook de financiële kant. Dat bevordert de kwaliteit en ik geloof echt dat je door een goede en geïnspireerde begeleiding van liederen de afstand tussen de verschillende genres voor het gevoel van de mensen een stuk kleiner maakt.’

Harry van Wijk begon in 1986 als 15-jarige organist in De Kandelaar in Amersfoort en is daar nu deeltijd kerkmusicus. (beeld Gerard Uijttenboogaard/Studio JIJ)

Harry van Wijk begon in 1986 als 15-jarige organist in De Kandelaar in Amersfoort en is daar nu deeltijd kerkmusicus. (beeld Gerard Uijttenboogaard/Studio JIJ)

Breedte

Niet alleen rond liederen zie je veranderingen, ook in de manier waarop de kerkdiensten worden opgezet wijzigt veel. Ook hier ziet Harry van Wijk kansen. ‘Heel belangrijk is dat je goed nadenkt over wat je wilt. Een eerste vraag is: wat voor soort dienst heb je voor ogen? Meer klassiek of opgezet volgens het ordinarium (kyrie, gloria, etc.)? Of een lofprijzingsdienst, een vesper, een Taizé-achtige dienst of een leerdienst? Als je een keus hebt gemaakt, richt zo’n dienst dan ook heel bewust in.

De ochtenddienst zie ik als een dienst die je zo veel mogelijk voor iedereen moet proberen te houden, met doorgaans een breed repertoire aan liederen. Het mooie is dat je vanuit dat brede repertoire de liederen zo kunt schikken dat ze ook echt tot hun recht komen. Ik geniet dus wel van de breedte in het repertoire. Je moet als gemeente niet alleen maar liederen van na 1980 gaan zingen. Maar ook niet alleen van vóór die tijd.

‘Werk liever constructief mee aan de dingen die (nog) niet zo goed gaan’

In de middagdienst kun je volgens mij heel goed kiezen voor een variëteit aan diensten, passend bij de betreffende gemeente. Maar ook daar is het belangrijk dat je bewuste keuzes maakt. Dat geldt evengoed voor een blok liederen in een lofprijzingsdienst als voor de invulling van een vesperdienst. Alles overziend moet er een zekere logica in een dienst zitten, al is dat misschien niet helemaal het goede woord.’

Openheid

Van grote waarde bij verschillen rond de gemeentezang is volgens Van Wijk de openheid binnen de gemeente. ‘Zoek bij verschillen het overleg, respecteer de ander. Dat zijn dingen die op allerlei vlak in de gemeente waardevol zijn, zeker ook bij de vragen rond lied en liturgie. Ook tussen predikant en musici. Dat begint al bij de keuze van de liederen. Veel hangt natuurlijk af van de kwaliteiten en mogelijkheden ter plaatse, maar doorgaans zal de tekstuele kant wat meer liggen op het terrein van de predikant, terwijl de vraag of een melodie zingbaar is voor de gemeente vaak beter kan worden ingeschat door degene die de gemeentezang begeleidt. Overleg goed over zulke dingen. En het is heel mooi als iets van die openheid en inschikkelijkheid aanstekelijk werkt in de gemeente. Want soms is het zoeken naar mensen die in de diensten kunnen begeleiden en loopt het minder. Dan is het zaak dat je als gemeente niet in een mopperige sfeer terechtkomt. Werk liever constructief mee aan de dingen die (nog) niet zo goed gaan.’

Relativering

Zijn er verder nog overwegingen en aanbevelingen die de Amersfoortse musicus ons aan het begin van een nieuw jaar wil meegeven? Harry van Wijk kijkt even rond en zegt het dan nog maar eens: ‘Ik vind het zo belangrijk dat er in kerkdiensten lekker gezongen wordt. En dat is vaak heel praktisch. Als een lied minder bekend is, oefen het voor de dienst even met de gemeente of laat in de dienst zelf een solist of koor de eerste twee coupletten zingen. Is een melodie erg lastig, kijk eens of het op een andere, meer bekende melodie gezongen kan worden. Soms is het ook goed om een lied in te korten. Bijvoorbeeld een Opwekkingslied met veel herhalingen. In een lofprijzingsdienst kunnen die herhalingen heel goed passen, maar in een meer klassieke dienst moet je niet bang zijn om een aantal van die herhalingen weg te laten.’

Als laatste maakt Van Wijk een relativering bij de vraag wat een kerklied goed of niet goed maakt. ‘Ik was laatst op de begrafenis van een jonge vrouw en zag op de liturgie het lied “Je hoeft niet bang te zijn” staan. Zo’n liedje dat we met de kinderen aan tafel zingen, dacht ik nog. Maar toen het in de dienst gezongen werd, maakte het een geweldig diepe indruk. Op zo’n moment zing je voor God, en daarin ook voor elkaar. Al die vragen of zo’n lied theologisch of muzikaal goed of minder goed is, schuiven dan helemaal naar de achtergrond.’

Over de auteur
Freddy Gerkema

Freddy Gerkema is predikant van de NGK Amersfoort-Noord.

Het mysterie van Jezus’ wonderen

Het mysterie van Jezus’ wonderen

Rolf Robbe
  • Beschouwing
  • Thema-artikelen
Voor wie meer wil ontdekken over: Wonderen

Voor wie meer wil ontdekken over: Wonderen

Peter Hommes
  • Reisbagage
  • Thema-artikelen

Reageer op dit bericht

Meld je aan voor onze gratis nieuwsbrief