‘Ik voel de ruimte om alles te doen waartoe ik me geroepen voel’

Sjoerd Wielenga | 18 maart 2017
  • Interview
  • Ontmoeting

Ze schreef onlangs mee aan een veelbesproken boek over de plek van vrouwen in de kerk. Los van het verhitte m/v-debat is de vraag: wie is zij? En wat drijft haar? En o ja, heeft ze zelf de ambitie om de kansel te beklimmen? Een ontmoeting met Maaike Harmsen.

Maaike Harmsen (1975) is getrouwd met Reinier Koppelaar; ze hebben drie kinderen. Het gezin gaat naar de GKv in Rijswijk. Harmsen maakt deel uit van de werkgroep ‘man, vrouw, kerk’, die onder meer de website manvrouwkerk.wordpress.com en het boek Zonen en dochters profeteren (Zoetermeer (Boekencentrum), 2016) publiceerden. Verder is ze algemeen bestuurslid van de VBOK en commissaris van het Nederlands Dagblad.

De Stationshuiskamer van het Centraal Station in Rotterdam oogt – met een variëteit aan houten stoeltjes en tafeltjes en knusse banken – als een nostalgische woonkamer, midden in één van de modernste en fraaiste treinstations van Nederland. Maaike Harmsen doet het interview tussen twee afspraken door; ze is onderweg voor haar eigen bedrijf. Kort na het gesprek werd duidelijk dat ze een overstap maakte naar Vital Innovators, een sociale onderneming die gericht is op innovatie in de gezondheidszorg. Bovendien doet ze aan de Erasmus Universiteit Rotterdam parttime promotieonderzoek op het gebied van bedrijfsethiek en maatschappelijk verantwoord ondernemen.

Maaike Harmsen: ‘Ik heb in Kampen veel geleerd en de universiteit heeft veel in mij geïnvesteerd. Daarom wil ik graag uit dankbaarheid iets terugdoen voor de kerken.’ (beeld Maarten Boersema)

Maaike Harmsen: ‘Ik heb in Kampen veel geleerd en de universiteit heeft veel in mij geïnvesteerd. Daarom wil ik graag uit dankbaarheid iets terugdoen voor de kerken.’ (beeld Maarten Boersema)

Harmsen is hier niet ver vandaan, in buurgemeente Capelle aan den IJssel, opgegroeid – hoewel ze is geboren in Enschede. Als kind is de jonge Maaike veel verhuisd, en dat had invloed op het geestelijk leven van haar ouders. ‘Toen we een paar jaar in Engeland woonden, waren we gastlid van een baptistengemeente. Dat gaf hun nieuwe inzichten. Ze maakten kennis met boeken van bijvoorbeeld James Packer en Michael Green. Die lagen bij ons thuis naast De Reformatie. Ik las ze als opgroeiende puber ook.’

Ze groeide op in een geëngageerd gezin, vertelt ze. ‘Het ging thuis veel over zaken als het milieu en de vraag: wij hebben het goed, wat kunnen we voor anderen doen? Er waren altijd mensen welkom thuis; er kon altijd een bordje bij aan tafel.’

Aan de gereformeerd-vrijgemaakte kerk van haar jeugd bewaart ze goede herinneringen. Ze zong in een jeugdkoortje (‘Dat was destijds voor die kerk heel nieuw’), deed een evangelisatiecursus en stond met een evangelisatiebus bij het winkelcentrum. ‘Toen ik 15 jaar was, hoorde ik met Pasen een preek over Jezus aan het kruis. Ik dacht: Hij is de verlosser, maar is Hij ook mijn verlosser? Thuis bad ik: wilt U mijn verlosser zijn? Door dat gebed uit te spreken, werd ik christen. Zo voelde het direct: een verbondskind wordt zelf christen. Ik had geen enkele twijfel meer of ik Gods kind was. Omdat ik wist dat het goed zat tussen God en mij, kreeg ik de ruimte om alles te doen waartoe ik me geroepen voelde.’

En geroepen voelde Harmsen zich. Op de Gereformeerde Scholengemeenschap Rotterdam richtte ze de milieuactiegroep Io Pro Geo op en met vrijwel dezelfde mensen startte ze in Capelle een lokale GPJC, de jongerenafdeling van het GPV. ‘Het eerste wat wij deden was onze grondslag aanpassen, zodat andere christenen ook welkom waren. Dat leidde later tot een clash met de landelijke GPJC, die een stuk conservatiever was dan het GPV, die op dat moment met de RPF aan het fuseren was. Onze lokale afdeling mocht geen GPJC meer heten.’

Wat was je drijfveer om theologie te gaan studeren?
‘Eigenlijk wilde ik eerst geneeskunde studeren. Later leken directiewerk in het ziekenhuis en medisch-ethische vraagstukken mij boeiender dan patiëntenzorg. Omdat ik graag over de grondslagen van kennis wilde nadenken en iets voor de kerk wilde betekenen, koos ik voor theologie in Kampen. Ik heb er veel geleerd en de universiteit heeft veel in mij geïnvesteerd. Daarom wil ik graag uit dankbaarheid iets terugdoen voor de kerken. Ik probeer ieder jaar iets te verzinnen. Ik was actief voor De Verre Naasten, gaf catechisatie, ben in onze gemeente actief in gemeentebreed onderzoek naar kringen en migrantenintegratie. En onlangs schreef ik mee aan het boek over het man/vrouw-debat. Zo wil ik iets teruggeven van wat ik in Kampen geleerd heb.’

Hoe kijk je terug op je studietijd?
‘Aan de preekcolleges mocht ik aanvankelijk als vrouw niet meedoen. Vrouwen kregen gewoon een zes, zonder iets te doen. Ik zei tegen de hoogleraar dat ik de universiteit daarvoor zou kunnen aanklagen wegens discriminatie. Maar toen ik eenmaal in het jaar zat dat ik preekcollege zou gaan volgen, was er een nieuwe regeling. Ik mocht extra vakken over onderwijskunde volgen, maar geen onderwijs leren geven in de kerken. Ik ben als meisje nooit niet gevraagd om mee te doen aan evangelisatie of in de GPJC of als voorzitter van de jeugdvereniging. Pas in Kampen werd ik benadeeld, daarvoor was het nooit een issue dat ik een vrouw was.

Ik vond het zelf overigens niet per se een probleem voor mijn toekomstige loopbaan: ik heb nooit fulltime predikant willen worden. Aan de Theologische Universiteit van Apeldoorn mocht ik wél volledig meedoen aan de preekcolleges en daar heb ik me toen voor ingeschreven. Daar hoorde ik overigens dat voor dat vak vrouwen betere cijfers haalden dan mannen.’

Harmsen liep stages in het onderwijs en in de kerk en ze schreef zich in voor lessen filosofie in Utrecht. Na haar studie kwam ze na verschillende assessments bij Shell terecht, waar ze de organisatie adviseerde op het gebied van bedrijfsethiek. In de jaren die volgden woonde ze – eenmaal getrouwd met Reinier Koppelaar – onder meer in China en Indonesië.

Maaike Harmsen: ‘Ik kon wel proberen alle vrouwen en hun werk in de Bijbel te bagatelliseren, maar het was te veel en te vaak en ook nog het werk van de heilige Geest in hen, dat leek me oneerbiedig.’ (beeld Maarten Boersema)

Maaike Harmsen: ‘Ik kon wel proberen alle vrouwen en hun werk in de Bijbel te bagatelliseren, maar het was te veel en te vaak en ook nog het werk van de heilige Geest in hen, dat leek me oneerbiedig.’ (beeld Maarten Boersema)

‘Toen ik in Peking woonde, kreeg ik de mogelijkheid om een training ethisch leiderschap te geven aan ondernemers in Pyongyang, Noord-Korea. Heel gaaf om de mensen daar aan het nadenken te zetten over wat verantwoord leiderschap is. Ik hoop dat ik het nog eens mag doen. In China gaf ik op de universiteit colleges in ethiek en recht. Ik was te gast, dus waarom zou ik hun regime beoordelen? Ik was juist kritisch op mijn eigen West-Europese achtergrond. Dat viel de studenten op. Ik deed dat bewust, want ik wilde hun leren om ook kritisch te zijn op hun eigen overheid.’

Maak je in je werk als organisatieadviseur gebruik van je studie theologie?
‘Ik gebruik soms voorbeelden uit christelijke bron. Bijvoorbeeld dat er in de Bijbel staat dat je eerst onder vier ogen iemand moet aanspreken op zijn gedrag en als dat niet helpt, met z’n tweeën, voordat je het eventueel aan de hele gemeenschap vertelt. De les voor vandaag is: probeer het eerst onderling op te lossen, voordat je naar de krant of een tuchtcommissie stapt. Ik maak ook gebruik van Spreuken of uitspraken van Jezus.’ Glimlachend: ‘Veel mensen staan daarvoor open, omdat ze het zien als interessante literatuur.’

Wat was je drijfveer om mee te schrijven aan het boek Zonen en dochters profeteren over mannen en vrouwen in de kerk?
‘De meeste christenen zeggen op maandag andere dingen dan op zondag. Op zondag zeggen we: welke broeders zijn geschikt voor de kerkenraad? En op maandag vinden we vrouwen wel handelingsbekwaam: dan zijn mannen én vrouwen welkom bij bijvoorbeeld een traineeship voor managers in het bedrijfsleven. Daarmee poetsen we niet de verschillen tussen mannen en vrouwen weg, maar we zien in dat we hen beiden nodig hebben in het managementteam.

Toch was dát niet de reden om me hiermee bezig te houden. De kerk is namelijk op wel meer punten anders dan de wereldse cultuur. Daar trek je je als christen niets van aan. Niet de inconsistentie met de cultuur, maar juist de mogelijke inconsistentie in de Bijbel zélf was de aanleiding. Dat kwam door het boek Ambten in de apostolische kerk van professor Jakob van Bruggen, die opriep om te kijken wat vrouwen buiten het ambt allemaal mochten doen in de kerk.’

Harmsen verwijst naar een blog waarin ze schreef dat ze rond haar twintigste ging turven welke taken en rollen vrouwen hadden in de Bijbel. Ze schreef toen: ‘En daar werd ik wel onzeker van; waarom mochten vrouwen zo ontzettend veel doen? Waarom mochten ze meteen profeteren op pinksterdag, waarom zaten ze als vrouwen niet vol van de Geest blij te luisteren aan de rand van de groep? Waarom werd Phebe, waarom werd Priscilla aanbevolen als collega van Paulus? Waarom mochten ze wel gesluierd profeteren en voorgaan in gebed? Waarom werd al die vrouwen niet het zwijgen opgelegd met als argumenten: Eva werd verleid, en Adam was er het eerst? (…) Een schijnbare tegenstrijdigheid in het denken in de Bijbel zelf, dat was echt moeilijk: ik kon niet tegen de schijnbare inconsistentie van Paulus’ argumentatie aan de ene kant en de verdere aanbevelingen van die vrouwen die onderwijs en leiding gaven aan de andere kant. Ik kon wel proberen alle vrouwen en hun werk in de Bijbel te bagatelliseren, maar het was te veel en te vaak en ook nog het werk van de heilige Geest in hen, dat leek me oneerbiedig.’

Maar anderen zeggen: het is niet voor niets dat Jezus alleen maar mannen uitkoos als zijn discipelen.
‘Het waren twaalf – evenveel als de stammen van Israël – vrije, Joodse mannen. Dus geen slaven of bekeerlingen uit andere volken. Ze mochten zelfstandig rondlopen in Israël en doordat ze Joden waren, representeerden ze het oude verbond. Onder de latere leerlingen zijn wél vrouwen. Dat Maria aan de voeten van de rabbi zat, betekent dat ze onderwijs ontving als in een rabbinaal seminarie. En dat houdt weer in dat je zelf ook les gaat geven. Of neem Junia, die in de brief aan de Romeinen door Paulus wordt aanbevolen in haar ambt als apostel.’

Zou je zelf ouderling willen worden?
‘Geen idee. Mijn man is nu ouderling. Ik neem mijn eigen persoon niet mee in deze discussie.’

Je schrijft er een boek over en je hebt zelf, opgeleid als theoloog, nooit nagedacht over de vraag of je zelf een ambt zou willen bekleden?
‘Het ouderlingschap is in ons gezinsleven voor mij nu niet aan de orde. Wellicht vraag ik, als de tijd er rijp voor is, een preekconsent aan. Maar ik twijfel of het past in het drukke gezinsleven als ik iedere zondag uit preken zou zijn. Het gezin is voor ons beiden ook een roeping. Toen ik 15 was, voelde ik me gewaardeerd als vrouw bij de GPJC, bij de evangelisatiebus en bij de jeugdvereniging. Mijn redelijk dominante karakter werd daar niet slecht gevonden. Ik heb me, behalve in Kampen, nooit ondergewaardeerd gevoeld.’

Over de auteur
Sjoerd Wielenga

Sjoerd Wielenga (GKv) is zelfstandig journalist, tekstschrijver en eindredacteur.

Het mysterie van Jezus’ wonderen

Het mysterie van Jezus’ wonderen

Rolf Robbe
  • Beschouwing
  • Thema-artikelen
Voor wie meer wil ontdekken over: Wonderen

Voor wie meer wil ontdekken over: Wonderen

Peter Hommes
  • Reisbagage
  • Thema-artikelen

Reageer op dit bericht

Meld je aan voor onze gratis nieuwsbrief