Anneloes Vuijk was verpleegkundige in Afghanistan
- Interview
- Ontmoeting
Anneloes Vuijk is gezegend met een enorme dosis geloof en wilskracht. Het bracht haar naar Afghanistan. Maar ze leerde het afgelopen jaar ook de keerzijde van die kracht kennen toen ze door corona bijna van haar sokken geblazen werd. ‘We moeten weer leren dat het leven niet perfect is, of pijnloos.’
Anneloes Vuijk (1984) is getrouwd met Jaap en samen hebben ze drie kinderen. Anneloes werkt als regieverpleegkundige op de geriatrie-afdeling van Ziekenhuis Gelderse Vallei. Ze zijn lid van De Pelgrim (NGK) in Ede.
Voor Anneloes stond al vroeg vast wat ze met haar leven wilde doen, namelijk: opkomen voor kwetsbare mensen. De thuissituatie met een vader die psychiatrisch patiënt is, was hier vormend in. Ook had ze als jong meisje al veel interesse in geloof. ’Ik had een vriendinnetje dat bij de Jehova’s Getuigen zat en ik ging met haar mee. Maar ik bezocht ook een moskee en op mijn dertiende las ik al een boek over het boeddhisme. Ik was gewoon nieuwsgierig en dacht: er moet iets zijn. Ons gezin ging naar de synodaal gereformeerde kerk, een behoorlijk vrijzinnige kerk. Thuis werd wel uit de Bijbel gelezen, maar die werd vooral gezien als boek met mooie verhalen. Jezus stond bij wijze van spreken in hetzelfde rijtje als Ghandi. De boodschap die ik heb meegekregen is: draag bij aan de wereldvrede en zorg voor de aarde. Het aspect van een persoonlijke relatie hebben met God was veel minder aanwezig.’
Als net zeventienjarige veroorzaak je een schok in jullie gezin door bekend te maken dat je HBO-V wilt gaan studeren aan de Christelijke Hogeschool Ede.
‘Mijn ouders waren verre van enthousiast en vroegen zich af of ik daar wel zou passen. Met mijn geverfde haren en wijde broeken, als drummer bij een metalband en uit een feministisch nest was het ook zeker geen vanzelfsprekende keuze’, lacht ze. ‘Maar tijdens de Open Dag werd ik geraakt door de positieve sfeer. Toch was het eerste jaar echt lastig voor me, het was een ware cultuurschok. Ik sloot me aan bij de christelijke studentenvereniging Alpha en kreeg daar ruimte voor al mijn vragen over God en geloof. Ik mocht tegen dingen aanschoppen en werd daar geaccepteerd zoals ik was.’
Een van de docenten die les gaf op HBO-V was ook staflid van de studentenvereniging IFES Nederland. Enigszins tot haar verbazing vroeg deze docent Anneloes om een bijbelstudieconferentie mee te helpen organiseren. ‘In de aanloop naar die conferentie vroeg ik me af: wat geloof ik eigenlijk zelf? Heel stapsgewijs ben ik toen tot persoonlijk geloof gekomen. Achteraf hoorde ik dat er heel stevig voor me gebeden is door klasgenoten in dat eerste jaar op de CHE.’
Je ontmoette Jaap en jullie deelden de visie om er te zijn voor de meest kwetsbaren. Dat resulteerde uiteindelijk erin dat jullie wilden gaan werken in Afghanistan.
‘In 2010 maakten we een visietrip om kennis te maken met het land en te onderzoeken of dit onze plek zou kunnen zijn. Het is een ingewikkeld land, maar we konden ons toen nog redelijk vrij bewegen. Maar dat veranderde snel daarna. Toen we nog in onze oriëntatiefase zaten, belde de toenmalige leidinggevende ons huilend op om te vertellen dat een teamgenoot was overleden als gevolg van een aanslag. Dat nieuws kwam zeker binnen en ik moest huilen, maar het zette onze uitzending niet op losse schroeven. Want direct daarop dacht ik: dit is de plek waar wij naartoe moeten, want God is daar aan het werk. Ik ben iemand met heel sterke overtuigingen. Als ik ergens in geloof, dan ga ik ervoor. Dat is mijn kracht, maar ook mijn valkuil.’
Het hele verhaal lezen? Neem een gratis proefabonnement op magazine OnderWeg en ontvang inloggegevens voor onze website.
Wat was jouw rol in Afghanistan?
‘Ik was gevraagd als hoofd van de verpleegkundige afdeling van een ziekenhuis en zou daar als betaalde kracht aan het werk gaan. Daar heb ik bewust van afgezien, omdat ik wist dat ik dan mee zou moeten gaan in het culturele spel van hiërarchie dat daar sterk aanwezig is. Ik wilde juist werken aan goed contact met collega’s en stelde daarom voor om aan de slag te gaan als meewerkend en coachend verpleegkundige, onbetaald. Ik ben ervan overtuigd dat ik op die manier meer heb kunnen bijdragen om de kwaliteit van het ziekenhuis op te krikken dan ik had gekund in die hogere functie. Het riep uiteraard ook veel vragen op bij de Afghaanse collega’s, want waarom greep ik die kans niet?’
Hoe legde jij dat uit?
‘Ik vertelde dan dat ik zoveel heb gekregen, zowel op geestelijk als fysiek vlak. Waarom zou ik dat dan niet willen uitdelen? Dat ik de basisschool heb gedaan als vrouw is in die context al een enorme voorsprong. Of dat ik al mijn leven lang toegang heb tot gezonde voeding. Het feit dat ik me als vrouw heb mogen ontwikkelen, dat ik geleerd heb zelfstandig na te denken. Dat ik toegang heb tot de Bijbel in mijn eigen taal. Dan kun je toch niet anders dan uitdelen? Ik wilde de vrouwen zeggen: je bent zo geliefd. Je waarde wordt niet bepaald door wat je schoonmoeder tegen je zegt of door je man die je slaat. Dat is het voornaamste dat ik wilde meegeven aan deze vrouwen: je bent zo geliefd.’
‘In Nederland kunnen we niks met lijden’
Intussen werd de situatie in Afghanistan steeds gevaarlijker. Anneloes en Jaap leefden al met voorzorgsmaatregelen. Zoals elke dag op een ander tijdstip het huis verlaten om geen patroon achter te laten wat je een gemakkelijker doelwit maakt voor een aanslag. In 2014, toen het gezin op verlof in Nederland was, kregen ze opnieuw bericht dat er een aanslag was gepleegd op een bevriend gezin met dodelijke afloop. Het waren nu geen willekeurige aanvallen meer; de community werd doelwit.
Wat deed dit nieuws met jullie?
‘We hadden inmiddels kleine kinderen. Hoe graag we er ook wilden zijn voor de kwetsbare mensen in Afghanistan, we wisten ook dat we ons niet wilden opofferen. Daarom besloten we om niet terug te gaan. Dat was heel moeilijk, want we hadden niet echt afscheid kunnen nemen. Ik was ook boos op God. We hadden immers alles achtergelaten om naar de plek te gaan waar we ons geroepen voelden. Nu waren we hier, terug in Nederland en ik had geen idee wat we moesten. We kregen goede begeleiding om onze periode in Afghanistan emotioneel af te sluiten, maar toen volgde een heel onzekere en intense periode. Mijn man Jaap kreeg een nieuwe baan waarin hij op en neer reisde naar een ander conflictgebied, terwijl ik in Nederland werkte en woonde met onze drie kleine kinderen. Terugkijkend begon ik toen roofbouw te plegen op mezelf. Dat hield ik lang vol, tot afgelopen januari.’
Vlak voordat de coronacrisis uitbrak, kreeg Anneloes een nieuwe functie als regieverpleegkundige op de ouderenafdeling in Ziekenhuis Gelderse Vallei. Corona gooide niet alleen het hele ziekenhuissysteem overhoop, maar vroeg ook op persoonlijk vlak het uiterste van Anneloes.
‘Tijdens de eerste golf werden alle roosters ingetrokken en was het onzeker of je de volgende dag moest werken. Vaak draaide ik late avonddiensten en moest de volgende ochtend om zeven uur weer aan de bak met het onderwijs voor de kinderen om dan ’s avonds weer een late dienst in te gaan. Ik vond dat ik dit moest kunnen. Ik had immers de situatie in Afghanistan ook aangekund? In januari dit jaar werd ik om de haverklap ziek. Ik verloor mijn eetlust, had darmklachten en kon mijn bed niet meer uit. Regelmatig stond ik ’s ochtends op en bad: “Heer geef me kracht, geef me geduld. Ik wil niet weer uitvallen tegen mijn kinderen en Jaap. Ik moet deze dag doorkomen, maar ik heb geen idee hoe.” Er kwam ontzettend veel boosheid boven. Mijn overlevingsstrategie is namelijk vechten. Vroeger zei mijn moeder weleens tegen me: ga maar even schreeuwen op de dijk. Dat had ik dit jaar misschien wel vaker moeten doen. Ken je de term: HALT? Hungry – Angry – Lonely – Tired. Dat was hoe ik eraan toe was.’
Was dit een wake-up call?
‘Ik ben echt geschrokken van mezelf. Er moest wat veranderen. Ik heb een dag ouderschapsverlof opgenomen en ben met een speciaal dieet begonnen, waardoor ik weer meer energie heb. In het begin vond ik het extreem egoïstisch om tijd voor mezelf te nemen. Normaal gesproken geef ik al mijn tijd weg. Maar ik heb ontdekt dat als ik mezelf geen tijd gun voor contact met God en met vrienden, ik uiteindelijk niks meer te geven heb. Het is een zoektocht, ook in mijn werk waar ik me heel verantwoordelijk voel voor het team. Hoe ga ik om met de ander zien, maar blijf ik tegelijkertijd ook mezelf zien? Want als ik nood zie, stap ik er automatisch in. Ik moet nu leren dat die nood er is, maar dat ik me ook mag afvragen: moet ík hier wel iets mee?’
Heeft deze confrontatie met jezelf ook je geloof beïnvloed?
‘Het afgelopen jaar voelde ik me geestelijk onder enorme druk staan. Ook in Afghanistan leefden we in zo’n geestelijke hogedrukpan. Maar het grote verschil is dat we daar biddend in gingen vanuit de volle overtuiging dat we daar moesten zijn. Dan kun je in zo’n gekke wereld ontspannen leven, ondanks aanslagen en verlies van vrienden. We hadden intens verdriet en worstelden met God, maar God was erbij. Het afgelopen jaar heb ik geleefd met volledige stilte. Ik zeg weleens: in Afghanistan was het zwart/wit. Het duister en het licht was heel duidelijk. In Nederland is alles meer grijs. Het afgelopen jaar voelde ik me afgestompt. Niks raakte me meer. Maar het bijzondere is dat ik – terwijl ik er geestelijk helemaal doorheen zat – toch door God gebruikt werd. Ze is even stil en veegt een traan weg. ‘Dat is zo ongelooflijk bijzonder om te ontdekken: het hangt niet van mij af, zijn heilige Geest werkt toch wel door mij heen.’
‘Je kruis opnemen is niet tof, dat is pijnlijk’
Hoe verklaar je dat ‘grijze’ dat je in Nederland ervaart?
‘Als je leeft onder hoge druk en vervolging, dan zie je scherp waar het op aankomt. Er is hier zoveel afleiding. Hier stel ik mijn zekerheid weer op mijn baan of op wat andere mensen van me zeggen. Ook denk ik dat wij in Nederland de notie hebben dat het leven perfect moet zijn. Dat is de keerzijde van welvaart. We kunnen niks met lijden. Ook onze kerkdiensten moeten er goed uitzien, het kinderwerk moet goed geregeld zijn. Allemaal mooi, maar daar gaat het natuurlijk niet om. Het enige dat je nodig hebt, is elkaar. Dat we naast elkaar staan en vragen: hoe is het met jou? Dat we ons leven delen met elkaar en vertellen wat we met God meemaken of waarin we God juist kwijt zijn. We hadden een Afghaanse vriend en die stond soms ineens bij ons voor de deur en zei dan: ik kom even met jullie bidden, want hier in jullie huis voel ik vrede. Na tien minuutjes was hij weer weg. Daar leefde hij voor, voor zulke momenten. Hebben wij dat als Nederlandse christenen ook? Dat wij leven voor het contact met andere christenen en het contact met God?’
Hebben we lijden nodig?
‘Als je door een moeilijke periode gaat, word je teruggebracht naar dat wat echt belangrijk is. Dus ik denk inderdaad dat het niet kan zonder pijn. Er staat niet voor niks in de Bijbel: neem je kruis op. Dat is echt niet tof, dat is pijnlijk. Waarom zijn we dan met z’n allen steeds maar bezig met dat mooie plaatje? Het leven is geen mooi plaatje. Natuurlijk, het evangelie is goed nieuws, maar niet pijnloos. Ik denk dat we dat weer moeten erkennen. Dan kom je tot elkaar en dan hebben we wezenlijke gesprekken, zoals nu. Als je die kwetsbaarheid durft aan te gaan, heb je als kerk ook impact. Daarom vertel ik hier mijn verhaal, ook over mijn worstelingen. Want iedereen, ook niet-christenen, verlangt uiteindelijk naar één ding: echtheid.’
Geïnspireerd door magazine OnderWeg? Profiteer van onze actie en sluit met korting een jaarabonnement af!
Annemarie van den Berg-Nap is journalist en cultureel antropoloog.