Kleine kerk in de grote stad
- Achtergrond
- Blog
Na de verwoestingen van 1940 door WO-II bevonden zowel de stad Rotterdam en GKv Rotterdam-Centrum zich in een opbouwfase. Hoe was het om toen een kleine kerk te zijn in Rotterdam, die uit de puinhopen van 1940 weer op moest klimmen? Een inkijkje in deze tijd aan de hand van het boek van Christiaan de Vrijer: Rotterdam-Centrum: Kleine kerk in de grote stad. Kroniek over de periode 1944-1978.
Christiaan de Vrijer laat in zijn boek (uitgegeven in eigen beheer: chris@devrijer.nl) uit de kerkenraadsnotulen zaken de revue passeren die toen op de kerkenraad van Rotterdam-Centrum besproken zijn. Tegelijk schetst Christiaan een beeld van het leven in Rotterdam in die tijd, een stad in opbouw na de verwoestingen van 1940. Evenals de stad bevond ook de kerk bevond zich in de opbouwfase na de traumatische kerkscheuring van 1944.
Deze kleine kerk heeft zich toentertijd in deze grote stad stevig ontwikkeld. Als bijlagen heeft De Vrijer herinneringen van gemeenteleden opgenomen die deze tijd bewust hebben meegemaakt. Het zijn warme herinneringen aan een tijd waarin, in 1967, opnieuw een kerkscheuring plaatsvond, hoewel die aan de GKv Rotterdam-Centrum vrijwel voorbijging.
Dominee
Hoe kwam mijn vader, ds. D.K. Wielenga (DKW in de volksmond), ervan af in de kroniek van de Vrijer, maar ook in de persoonlijke herinneringen van de gemeenteleden? Hij was in toen predikant van Rotterdam-Centrum. Over het algemeen is het oordeel positief, al waren er ook kritische opmerkingen over zijn preken. Sommigen vonden die te moeilijk en te zwaar, te weinig praktisch. Hij schonk ook geen aandacht aan de ontwikkeling van de vrijgemaakte zuil, ook niet in het gebed of in het kerkblad De Schaapskooi. Hij maakte een scherp onderscheid tussen kerkelijke en niet-kerkelijke zaken met beroep op artikel 30 uit de Dordtse Kerkorde (DKO).
Ook tijdens preekbesprekingen op de kerkenraad hoorden de kerkenraadsleden deze kritiek. De dominee was niet onder de indruk. Het opnemings- en concentratievermogen van de mensen gaat er niet op vooruit, merkte hij op. Natuurlijk, hij was soms moeilijk te verstaan door een spraakgebrek. Je moest voor de preek inderdaad even gaan zitten. Maar dan kreeg je ook wat, merkt een van de gemeenteleden op.
Kerkblad
DKW was redacteur van De Schaapskooi. Elke rubriek had een toepasselijke naam: de melk der kudde verwees naar de collecten. Op een bepaald moment schreef hij over de vacht der schapen, over kledingvrijheid in de kerk. Welke kleren trek je aan als je naar de kerk gaat?
Ik herinner me nog de hoeden van de zusters en de broeders netjes in pak
Thuis zei mijn moeder: als je bij de koningin op bezoek gaat, trek je ook je beste kleren aan. Een vergelijking die ik onjuist vond. Bij God mag je binnenkomen zoals je bent. Je kleren doen er dan weinig toe. Tja, waarover we ons toen druk maakten.
Een van zijn scherpste commentaren op de kerkelijke ontwikkelingen in deze periode was gewijd aan het boek van ds. B. Telder (1960). Hij verwierp zijn visie op ‘Sterven en dan…’ fel als in strijd met Schrift, belijdenis en kerkenordening. Het was mijns inziens een keerpunt in zijn kerkelijke leven. Van gematigd vrijgemaakt kwam hij in het kamp terecht van de felle vrijgemaakten. Van medewerker van Opbouw werd hij het van De Reformatie (de voorlopers van OnderWeg).
De Vrijer heeft drie psalmen opgenomen van de hand van Ernesto Cardinal, die DKW in 1969 in De Schaapskooi had gepubliceerd. Ernesto Cardinal was een rooms-katholieke priester die betrokken was geweest bij het marxistische verzet tegen het dictatoriale bewind in Nicaragua. Opmerkelijk dat DKW deze psalmen had gepubliceerd, want hij stond bekend om zijn anti-roomse opinies. Godfried Bomans uitte daarover zelfs zijn verontwaardiging in een column in de Volkskrant. Ook van het communisme was hij niet gediend. Zijn liefde voor de psalmen zal de doorslag hebben gegeven om deze drie psalmen te publiceren. Jaren later was hij ook betrokken bij de nieuwe psalmberijming die in het Gereformeerde Kerkboek is opgenomen. Uit deze kroniek blijkt ook de hartelijke samenwerking tussen hem en de organist Dirk Janszoon Zwart. Zijn zoon ds. Jan Zwart haalt in dit boek mooie herinneringen aan zijn vader als organist op.
Kerkelijk klimaat
Het vrijgemaakte kerkelijke klimaat in de classis Rotterdam was niet erg aantrekkelijk in de beschreven periode. Er was onenigheid tussen predikanten over de noodwet-Drees en jaren later over de Algemene Bijstandswet. In Delfshaven was de toon scherp afwijzend. De overheid moest zich niet bemoeien met wat de verantwoordelijkheid van de diakenen was. In Centrum verwierpen ze deze sociale ontwikkelingen niet. Dit meningsverschil verbeterde de verhouding tussen DKW en de predikant van Delfshaven, J. Francke, niet. Ook in de eindeloos voortslepende zaak-Kralingen stonden beide dominees tegenover elkaar.
Een ander voorbeeld van de moeizame verhouding tussen beide zusterkerken was het conflict over de schorsing van Open Brief-ondertekenaar ds. J. Snijder (1968). Centrum wilde daaraan niet meewerken; Delfshaven ging naar de classis. De classis gaf Centrum gelijk. Het is dan ook niet verrassend dat Centrum niet aanwezig was bij het afscheid van ds. Francke, ook al waren ze uitgenodigd.
Terugblik
Ik heb dit boek gelezen als iemand die in de beschreven periode meelevend lid van de gemeente was. Ik deed er belijdenis en ik trouwde in de kerk. Mijn vader was er dominee. Dit boek van De Vrijer zal bij andere geïnteresseerde lezers allerlei herinneringen oproepen die een beeld geven van hoe het was een kleine kerk te zijn in Rotterdam, de grote stad die toen bezig was de verwoestingen van 1940 te boven te komen. Allerlei namen van mannen komen voorbij die zich voor de wederbouw inzetten in kerk en stad. Er waren ook gemeenschappelijke vraagstukken zoals: konden vrouwen trambestuurder worden? Mochten zij in de kerk stemrecht hebben? Zo zijn er meer.
Het doorploegen van al die vaak handgeschreven notulenboeken moet een monnikenwerk zijn geweest. Het resultaat mag er wezen, ook voor ‘niet-Centrummers’.
Ds. Bob Wielenga is emeritus predikant van de NGK Kampen en woonachtig in Zuid-Afrika.