‘Onze verschillen rechtvaardigen niet dat we apart blijven’

Ad de Boer | 29 oktober 2016
  • Achtergrond
  • Interview
  • Thema-artikelen

Hoe staat het in 2025 met onze landelijke kerkverbanden? In de antwoorden op die vraag vinden Barend Kamphuis (GKv), emeritus hoogleraar systematische theologie, en Jan Mudde (NGK), predikant in Haarlem, elkaar in vergaande mate.

Wat is jullie droom voor de kerk in Nederland in 2025?
Barend Kamphuis: ‘Ik hoop van harte dat de kleine gereformeerde kerken – CGK, NGK en GKv – dan werkelijk één kerk zijn geworden. En dat er sprake is van verregaande samenwerking met zo veel mogelijk andere kerken van Christus en dat we niet langer doen alsof we zelf de koers kunnen uitzetten en langs elkaar heen kunnen leven.’

Jan Mudde: ‘Ik vraag me soms af of er in al ons bezig zijn met de kerk niet een stukje secularisering zit, in die zin dat de gespannen verwachting van Jezus’ komst ontbreekt. Je vraag gaat ervan uit dat de kerk er in 2025 in de huidige vorm nog is, maar ik hoop echt dat de Heiland dan is teruggekeerd. Zo niet, dan hoop ik dat er een geest heerst waarin de ene kerk zich nooit op zichzelf ziet bestaan, maar altijd in verband met de andere kerken, ook als we dan nog dezelfde naam en organisatievorm hebben als nu.’

Jan, jij bent de geestelijke vader van het NGK-voorstel om per 31 oktober 2016 in staat van hereniging te zijn met de GKv. Hoe onderga je het feit dat het daar niet van is gekomen?
Mudde: ‘Het had gekund, we zijn al heel ver naar elkaar toegegroeid. Het voorstel heeft denk ik ook harten geraakt. Maar het was misschien te hoog gegrepen. Er zijn in de GKv meer spanningen dan in de NGK, zelfs afsplitsingen. Het is niet wijs om in zo’n context de eenheid die er in Christus is ook organisatorisch af te dwingen. Dat doe je niet met stoom en kokend water. Maar dat de eenwording er gaat komen, geloof ik vast. En ik zie ernaar uit. Geestelijk zijn we één.’

‘Het perspectief van het bruiloftsmaal van het lam
zet druk op onze omgang met elkaar’

Kamphuis: ‘Zeker, we zijn geestelijk vergaand één. Ik vind het ook mooi dat je erop wijst dat de Heer Jezus in 2025 teruggekomen kan zijn en dat je je afvraagt waar we met al onze plannenmakerij mee bezig zijn. Maar je kunt ook met Paulus zeggen: de tijd is kort. Wie geeft ons dan verlof om ons bezig te houden met verschillen op de vierkante centimeter? Geeft Christus’ komst niet juist meer reden om echt wat te veranderen in onze kerkstructuren? We hebben de afgelopen vijftig jaar al heel wat tijd genomen. We hebben nu gewoon niet meer de tijd om alles uit te praten en iedereen mee te krijgen.’

Mudde: ‘We moeten onszelf als een reine bruid aan Christus aanbieden op de dag dat Hij komt. Het perspectief van het bruiloftsmaal van het lam zet ook druk op onze omgang met elkaar.’

Wat moet er dus de komende jaren gebeuren?
Kamphuis: ‘We moeten als GKv en NGK, en ook als CGK, erkennen dat onze verschillen niet rechtvaardigen dat we als afzonderlijke kerken naast elkaar blijven bestaan. Ik ben het met Jan eens dat een vereniging van kerken niet moet betekenen dat er tegelijk weer nieuwe kerken bijkomen. Toch zit je dan gauw bij zoiets als een machtsstrijd: welke posities worden bedreigd, heeft iedereen wel genoeg inbreng? Denk aan de Gereformeerde Theologische Universiteit. Daar word ik benauwd van.’

Mudde: ‘Dat spanningsveld zie ik in de NGK veel minder. Misschien heb ik er juist daarom begrip voor dat het eenwordingsproces met de GKv wat trager verloopt dan ik graag zou zien. Maar ik snap ook goed dat Barend als binnenstaander de boel opschudt.’

Jan Mudde: 'Ik vraag me soms af of er in al ons bezig zijn met de kerk niet een stukje secularisering zit, in die zin dat de gespannen verwachting van Jezus’ komst ontbreekt.' (beeld Jaco Klamer)

Jan Mudde: ‘Ik vraag me soms af of er in al ons bezig zijn met de kerk niet een stukje secularisering zit, in die zin dat de gespannen verwachting van Jezus’ komst ontbreekt.’ (beeld Jaco Klamer)

Buitenlandse zusterkerken van de GKv vinden dat verschillen rond de vrouw in het ambt en homoseksuele relaties dwingen tot apart blijven.
Kamphuis: ‘Maar die verschillen spelen binnen de GKv net zozeer als tussen de kerken. Het heeft daarom iets hypocriets om te zeggen dat dat een reden is om apart te blijven. Over die verschillen moet je met elkaar doorspreken in het licht van Gods Woord. Misschien word je het niet direct eens, maar ze rechtvaardigen niet het apart blijven bestaan. Ook tussen de GKv en de CGK zijn de verschillen echt niet groter dan tussen de diverse CGK-vleugels. Als je dan toch zegt: “we horen voorlopig nog niet bij elkaar”, is dat kerkpolitiek.’

Zijn kerkpolitiek en machtsstrijd geen grote woorden tegenover kerkleden die vinden dat het bij deze thema’s gaat om de trouw aan Gods Woord en die bezorgd zijn om de eenheid van de eigen kerk?
Kamphuis: ‘Reële zorgen moet je serieus nemen. Maar dat kun je ook doen door leiderschap te tonen, die zorgen te relativeren en duidelijk te maken dat de verschillen tussen de kerken echt niet groter zijn dan binnen de kerken. Dat leiderschap zie ik onvoldoende.’

Maar de belevingsverschillen tussen bijvoorbeeld de CGK en de GKv en tussen de CGK en de NGK zijn op tal van plaatsen toch heel groot? Als je dat bij elkaar dwingt, maak je mensen toch doodongelukkig?
Mudde: ‘Ik gebruik wel het beeld van een tuintje: de ene plant gedijt in de schaduw, de andere in de zon, de ene heeft kalkrijke grond nodig, de andere zuurdere grond. Dat geldt ook voor de spiritualiteit: niet iedereen gedijt even goed in dezelfde kerk. Maar je kunt dat beeld ook misbruiken om het zijn van één gemeente van Christus bij je vandaan te houden. Want de proef op de som van de eenheid vindt juist daar plaats waar mensen van mening, spiritualiteit of karakter verschillen. Leven bij het kruis van Christus is ook: de ander in zijn anders zijn aanvaarden.’

Kamphuis: ‘Helemaal mee eens. Het verlangen in de CGK naar Schriftuurlijk bevindelijke prediking is een legitiem belang, waar wij als vrijgemaakten van kunnen leren. Daarvan zeg ik: dat mogen jullie ons eigenlijk niet onthouden. En waar de Nederlands-gereformeerden voor staan – geen hiërarchie, geen letterknechterij – ook dat zijn legitieme belangen. Als we dat buiten de deur willen houden en ons koesteren in onze eigen kleine kring, doen we onszelf erg tekort in de dienst van de Heer.’

Mudde: ‘Ik denk ook aan de ontkerkelijking, die niet aan ons voorbijgaat. Het aantal christenen dat Jezus in waarheid belijdt, wordt steeds kleiner. Dat dringt ons tot elkaar. Dat ervaar ik ook bij ons in Noord-Holland. CGK, GKv en NGK zijn samen betrokken bij Hart voor Heerhugowaard en in Haarlem zijn we met nog meer kerken betrokken bij het Open Huis. We hebben elkaar in de kritieke situatie van de kerken van Christus in Nederland echt nodig.’

Kamphuis: ‘We hebben lang gedacht dat we ons de luxe konden veroorloven om wat God ons in de ander gegeven heeft te verwaarlozen. Maar voor Gods aangezicht is dat echt niet langer verantwoord.’

Veel kerkleden beleven hun lidmaatschap uitsluitend plaatselijk. Het landelijke kerkverband en de eenheid van kerkverbanden is Verweggistan. Moet je niet gaan voor plaatselijke eenheid en het landelijke maar houden zoals het is?
Kamphuis: ‘Ik was twaalf jaar als deputaat betrokken bij landelijke besprekingen over eenheid tussen kerken. Dat was een frustrerende bezigheid, want nu eens lag de ene synode dwars, dan weer de andere. Maar intussen gingen op plaatselijk niveau harten voor elkaar open, werden kansels opengesteld en werd samen avondmaal gevierd. Dat plaatselijke werk van Gods Geest hield mij bij dat moeizame landelijke werk een beetje op de been. Maar de katholiciteit van de kerk houdt ook in dat de kerk plaatsoverstijgend is. Je kunt dus niet maar doen of je die ander niet ziet staan. Daarmee is gegeven dat je ook landelijk de eenheid zoekt en de broeders en zusters daar enthousiast voor maakt.’

Lukt dat een beetje?
Kamphuis: ‘In onze kerkelijke structuur is dat moeilijk. Er zou bij ons een soort Arjan Plaisier moeten zijn die daarin vooroploopt en mensen inspireert. Zoals dat op wereldschaal gebeurt door paus Franciscus. Daar ben ik eigenlijk wel een beetje jaloers op.’

Mudde: ‘Gemeenteleden die zich vooral met het kleinschalige bezighouden, maar zeker ook kerkenraden en voorgangers, moeten beseffen dat de kerk niet met ons is begonnen en ook niet met ons zal eindigen. Dat doet je de lokale verschillen in de juiste proporties zien, en maakt je nederig en ontvankelijk voor wat anderen te zeggen hebben. Als die katholieke basishouding ontbreekt, maak je brokken en krijg je het soort leiderschap dat zegt: “Dit is míjn gemeente”, in plaats van dat je je deel weet van de kerk van alle plaatsen en alle eeuwen, van Christus’ wereldwijde werk. Lees Paulus’ brief aan de Korintiërs: daarin wakkert hij van begin tot eind dat katholieke besef aan. Dat was nodig, want men dacht in Korinte erg hoog van zichzelf. Meteen in de aanhef richt hij zich tot de geroepen heiligen “samen met allen die overal de naam van Jezus Christus aanroepen”. En de brief eindigt met de collecte voor de kerk in Jeruzalem.’

Kamphuis: ‘En hij vraagt de Korintiërs: is het Woord van God soms bij u begonnen?’

Mudde: ‘Ik beleef in Haarlem de samenwerking met allerlei evangelische gemeenten, de PKN, de CGK, de GKv, enzovoort als een zegen. Maar dan nog blijft het landelijke verband nodig, omdat je alleen op die manier verantwoordelijkheid kunt nemen voor de opleiding en begeleiding van predikanten. Je hebt echt het kerkverband nodig om erop toe te zien dat de lokale gemeenten trouw blijven aan Gods Woord.’

Kamphuis: ‘De verschillen rond dit punt – de verhouding tussen de plaatselijke gemeente en het kerkverband – speelden in de jaren zestig een enorme rol. Wat jij zegt, laat zien dat die verschillen tussen ons eigenlijk zijn weggevallen.’

‘De proef op de som van de eenheid vindt daar plaats
waar mensen van mening verschillen’

Ik trek de cirkel wijder: van CGK, GKv en NGK naar de PKN. Hoe ziet de relatie met deze kerk er in 2025 uit?
Kamphuis: ‘We staan voor dezelfde naam van Jezus, we zitten in dezelfde situatie in Nederland en spreken daarom naar elkaar een commitment uit: we kunnen niet langer los van elkaar leven en willen samen optrekken. Ik zou graag binnen twee of drie jaar een verbond van kerken willen zien, een federatie van protestantse kerken, inclusief de PKN, met de mogelijkheid om de kansels voor elkaar te openen en elkaar te ontvangen aan de tafel van de Heer. Dat kan een lichte of een zwaardere constructie zijn, maar met als kern dat je verantwoordelijkheid voor elkaar neemt.’

Mudde: ‘Ik ben er erg voor om alle onnodige drempels tussen kerkverbanden weg te nemen, zodat lokale gemeenten met dezelfde identiteit – een identiteit in Christus die overeenkomt met waar het in de confessie om gaat – elkaar kunnen vinden. Maar ik zit er niet op te wachten dat er een laag zonder toegevoegde waarde bijkomt van mensen die met elkaar overleggen. Laat de focus liggen op het tot groei en bloei brengen van de lokale gemeenten. Of je daarvoor een federatie nodig hebt, vraag ik me af.’

Kamphuis: ‘Het woord “federatie” komt van foedus, verbond. Daar gaat het mij om: niet om een extra organisatorische laag of een opgetuigde organisatie, maar om het sluiten van een verbond met elkaar. In de Bijbel zie je dat juist in crisissituaties voor Gods aangezicht een verbond gesloten wordt, om Hem te dienen. Dus niet alleen elkaar vriendelijk de ruimte geven, maar geestelijke verantwoordelijkheid voor elkaar nemen, elkaar bij de les houden, elkaar meenemen naar de toekomst van de Heer.’

Heb je het dan over het confessionele en evangelicale deel van de PKN of over de kerk als geheel, inclusief de vrijzinnigheid?
Kamphuis: ‘Zo’n relatie moet je aangaan met de PKN als geheel. Een verbond met elkaar aangaan betekent in de Bijbel niet dat alles koek en ei is, maar dat er problemen zijn te overwinnen. Om te voorkomen dat het oeverloos is, moet er wel een gemeenschappelijk uitgangspunt zijn, bijvoorbeeld de belijdenis van de naam van God als de drie-enige, die zich in Christus geopenbaard heeft. Maar van daaruit zou ik het ruim willen opzetten.’

Mudde: ‘In jouw bijdragen over de katholiciteit van de kerk is Jezus Christus het concentratiepunt. Maar binnen een niet onbelangrijk deel van de PKN wordt over God in abstracte termen gesproken: Hij is het licht, de eeuwige. Niet weinigen stappen welbewust weg van de persoon van Jezus Christus als de weg, de waarheid en het leven. Daarom ben ik terughoudend om met de PKN als geheel in zee te gaan. Want als je zegt: wij belijden Jezus Christus als gekruisigde en opgestane Heer en alles wat daarin aan evangelie meekomt, dan geef je ruimte, maar je begrenst ook.’

Kamphuis: ‘Ik deel je zorg over de ontwikkeling die je schetst. In een recensie van het boek van Klaas Hendrikse heb ik gezegd: als je begint met de plaats van Christus volstrekt te relativeren, kun je ook niet meer geloven in het bestaan van God. Daar had hij veel krachtiger op aangesproken moeten worden. Zo’n federatie betekent voor mij ook niet dat je de kansels zonder beperking voor elkaar openstelt. Maar je kunt ook niet zeggen: vanwege dat probleem doen we het alleen met het confessionele, gereformeerde deel. Alsof wij niets te leren zouden hebben van andere delen van de PKN.’

‘We kunnen ons niet langer de luxe veroorloven om wat God ons in de ander gegeven heeft te verwaarlozen’

Wat kunnen wij dan leren van vrijzinnigen?
Kamphuis: ‘Aandacht voor de cultuur, vrijheid in het geloof, geen geloofsdwang. Diverse goede ontwikkelingen in de gereformeerde theologie, zoals de aandacht voor hermeneutiek en contextualiteit, zijn mede gestimuleerd door vrijzinnige theologen.’

Mudde: ‘Inderdaad kunnen we van vrijzinnigen leren, zoals van iedereen. Lees Spreuken en zie wat Israël geleerd heeft van Egypte. Maar daaruit vloeit naar mijn mening niet voort dat er een geestelijke basis is om met vrijzinnigen een federatie aan te gaan. De vrijzinnigheid beweegt zich af van de woorden van Jezus: “Wie Mij heeft gezien, heeft de Vader gezien.” Waar dat gebeurt, is het einde van de kerk nabij. Wat rest, is moderne religiositeit, maar die schept geen eenheid in Christus. Overigens zijn er veel meer gemeenten van Christus in de PKN dan in de GKv en de NGK samen. Dat op lokaal niveau de ruimte gemaakt wordt om daarmee nauw samen te werken, steun ik van harte. Binnen de NGK is die ruimte er al.’

Barend Kamphuis: ‘Er zou bij ons een soort Arjan Plaisier moeten zijn die voorop loopt en mensen inspireert.’ (beeld Jaco Klamer)

Barend Kamphuis: ‘Er zou bij ons een soort Arjan Plaisier moeten zijn die voorop loopt en mensen inspireert.’ (beeld Jaco Klamer)

Kamphuis: ‘Laat duidelijk zijn dat ik niet pleit voor vrijzinnigheid. Maar ik zeg ook: de PKN heeft een prachtig document geschreven over wat Jezus Christus, onze Heer en verlosser, in onze tijd betekent. Daar ben ik wel een beetje jaloers op. Dat kán dus in die kerk met vrijzinnigen. Misschien wel juist omdat er vrijzinnigen in die kerk zitten, die goede antennes hebben voor hoe het evangelie gebracht moet worden.’

Vallen ook evangelischen binnen de federatie, inclusief open kansels voor elkaar?
Kamphuis: ‘Jazeker. Al is het niet erkennen van elkaars doop een groot obstakel voor kerkelijke eenwording. Binnen de Raad van Kerken stemde eigenlijk iedereen, inclusief Syrisch-orthodoxen en rooms-katholieken, in met wederzijdse dooperkenning, in die zin dat je elkaars doop niet over doet. Maar de mensen met wie ik me in de Raad het meest verbonden voel in trouw aan de Schrift en de belijdenis van Jezus Christus als enige Verlosser – baptisten, evangelischen – konden daar hun handtekening niet onder zetten.’

Is dat een blokkade om een baptistenpredikant op je kansel welkom te heten?
Kamphuis: ‘Dat niet. Maar dat overdopen is wel een breekpunt. De doop hoort eenmalig te zijn. Als de naam van Christus aan een kindje verbonden is, ís hij eraan verbonden. Zo wordt het in grote delen van de kerk beleefd en dan is het pijnlijk dat mensen met wie je heel nauw verbonden bent die doop niet erkennen.’

Mudde: ‘Aan baptisten heb ik het te danken dat ik in 1976 in een Bijbelclubkamp in Putten echt geknield ben voor het kruis van Christus. Ik zal nooit vergeten dat ik daar echt ondergedompeld ben in het evangelie van Jezus Christus en Hem daar op een directere manier dan in mijn eigen kerk heb ontmoet. Sindsdien zijn die verschillen tussen gereformeerd en baptist voor mij betrekkelijk. Ik zie bij baptisten bovendien een beweging van mensen die zich hierop bezinnen en zeggen: wij mogen van mensen die overkomen vanuit gereformeerde kerken niet verwachten dat ze zich laten overdopen. Ik sluit niet uit dat dit in 2025 geen item meer is.’

Kamphuis: ‘Ik hoop het, maar ik wéét het niet. Ik kan goed begrijpen dat voor een baptist, die doop en belijdenis zo nauw met elkaar verbindt, een zuigelingendoop geen echte doop is. Ik ben het daar helemaal niet mee eens, maar respecteer die overtuiging en die maakt het heel moeilijk om op dit punt tot overeenstemming te komen. Ik zie niet zo snel dat dit wordt opgegeven en evenmin dat gemeenten die voor de kinderdoop staan dat zo gaan relativeren dat ze zeggen: overdopen is ook goed.’

Mudde: ‘Het ligt voor hen ook gevoelig. Het zit in hun naam, hè, die drukt hun identiteit uit. De gereformeerde opvatting maakt het volgens mij mogelijk op het gebied van de doop nuances te zien die baptisten niet kunnen zien.’

‘Ik verlang ernaar dat de wereld
aan Jezus’ lichaam afleest
hoe groot zijn liefde is’

Ook in GKv- en NGK-gemeenten zijn steeds vaker ouders die vanuit een andere visie op de doop hun kind niet laten dopen. Zie je daar ruimte voor vanuit de katholiciteit van de kerk?
Kamphuis: ‘Daar moet je een weg in kunnen vinden op basis van je overtuiging dat je kinderen moet dopen. Ik zou ouders daar zeker op willen aanspreken. Maar ik zou hen hierom nooit wegjagen.’

Mudde: ‘Ik ben er erg voor dat een kindje dat niet gedoopt wordt wel in de gemeente van Christus wordt gebracht, dat de ouders verklaren het in Christus te willen opvoeden, dat voor het kindje gebeden wordt en dat het de zegen meekrijgt. Zo doen we dat in onze gemeente, want dat alles komt dat kindje echt toe. De doop is er het teken van dat Christus een kindje liefheeft, dat het een koningskind is en dat het tot de gemeente van Christus behoort. Ook als het niet gedoopt is, is dat zo. De doop realiseert dat niet, maar is daarvan het teken en zegel.’

Kamphuis: ‘Ik hoor dit voor het eerst en zou erover moeten nadenken, maar ik ben het wel roerend met je eens dat zo’n kindje lid is van het lichaam van Christus en ook als zodanig moet worden behandeld. Omdat het bij Christus hoort, wordt het gedoopt en niet andersom.’

Mudde: ‘Ik benadruk altijd dat we niets liever doen dan kinderen dopen, omdat Gods Woord dat leert. Maar uiteindelijk is de doop dat je kinderen onderdompelt in het evangelie van Jezus Christus. Ook deze ouders willen niets liever dan dat en daarom willen wij het moment van de doop in onze gemeente niet tot breekpunt maken. Overdopen doen we per se niet. Dat voegt niets toe aan wat de mensen die dat wensen al in Christus hebben. Daar ben ik echt een tegenstander van.’

Ik trek de cirkel nog wat wijder. Welke plek heeft de Rooms-Katholieke Kerk in jullie visie op de eenheid van de kerk?
Kamphuis: ‘Ik zou het ondenkbaar vinden dat wij de Reformatie herdenken zonder onze rooms-katholieke broeders en zusters. We staan wat de inhoud van ons geloof in Jezus Christus betreft in veel opzichten dichter bij hen dan bij meer vrijzinnige kerkleden. Er moet veel water naar de zee vloeien voor we een flinke stap naar kerkelijke eenheid kunnen zetten. Dat halen we niet in 2025. Maar dat geeft ons niet het recht om schouderophalend aan hen voorbij te lopen. We kunnen veel van hen leren over de katholiciteit van de kerk en de waarde van stilte, meditatie, de getijden en zo. Daar kunnen we niet tot onze schade aan voorbijgaan.’

Mudde: ‘Daar kan ik van harte mee instemmen. Ik ben werkelijk aangesproken door de boeken over Jezus van paus Benedictus en er is in de christelijke wereld geen christen die mij zozeer uitdaagt om Christus’ grensverleggende barmhartigheid in de praktijk te brengen als paus Franciscus. Alleen zijn rooms-katholieken in de praktijk van mijn bediening veel minder op mijn weg gekomen. En als ik in of buiten kerken zie dat Maria een grotere plek krijgt dan Jezus, val ik weleens stil en denk ik: vervloekte afgoderij. Maar ik besef dat ik moet leren dat in de juiste proporties te zien.’

Kamphuis: ‘Wij protestanten hebben de neiging gehad om Maria te verwaarlozen, ondanks haar eigen woorden: alle geslachten zullen mij zalig prijzen. Dat kunnen we toch wel leren van onze rooms-katholieke broeders. Aan de andere kant waarschuwen ook zij tegen overwaardering van Maria ten koste van Jezus en erkennen ze dat ze daarin nog vaak de fout in gaan. Wij kunnen dus van elkaar leren.’

Wat is jullie diepste drijfveer bij jullie inzet voor kerkelijke eenheid?
Kamphuis: ‘De naam van Jezus Christus. Daarin herkennen we elkaar, die verenigt ons. Als je die naam, waar alles voor jou van afhangt, hoort bij iemand met wie je samen onder het evangelie zit of met wie je samen het avondmaal viert, dan is het niet te accepteren dat je langs elkaar heen blijft lopen. Ik heb weleens het gevoel dat alle voorzichtigheid rond kerkelijke eenwording ook iets te maken heeft met een miskenning van de kracht van die naam van Christus, die de eeuwen door bewaard is gebleven, ook in kerken die wij zo’n beetje hadden opgegeven.’

Mudde: ‘Christus heeft de hoogst denkbare prijs betaald om Jood en heiden één te maken. Dat is voor mij de kern. En in het verlengde daarvan Johannes 17: “opdat de wereld gelooft…” Door hoe wij als christenen met elkaar zijn omgegaan, hebben we de wereld juist van zijn naam vervreemd. Ik verlang ernaar dat de wereld aan Jezus’ lichaam afleest hoe groot zijn liefde is.’

Webtips

• Van Mudde is op de website van de GKv het artikel ‘31 oktober 2016: de tussenmuur weg’ te lezen.
• Lees ook de toespraak ‘De kerk is katholiek of ze is niet’ van Kamphuis. Te downloaden via opbouwonline.nl/artikel.php?id=19125.
• Op de website van OnderWeg staat een dossier over vijftig jaar kerkscheuring. Zie www.onderwegonline.nl/7905-vijftig-jaarkerkscheuring.
• Het Gereformeerd Appèl heeft recent de jubileumbundel Om Christus’ wil. Kerkelijke eenheid in overdenkingen en gebeden uitgebracht. Zie gereformeerdappel.nl/home/jubileumbundel.

Over de auteur
Ad de Boer

Ad de Boer is actief in het NGK-kerkverband en was hoofdredacteur van OnderWeg.

Het mysterie van Jezus’ wonderen

Het mysterie van Jezus’ wonderen

Rolf Robbe
  • Beschouwing
  • Thema-artikelen
Voor wie meer wil ontdekken over: Wonderen

Voor wie meer wil ontdekken over: Wonderen

Peter Hommes
  • Reisbagage
  • Thema-artikelen

Reageer op dit bericht

Meld je aan voor onze gratis nieuwsbrief