Gods missie schept de kerk

Bram Beute | 29 oktober 2016
  • Achtergrond
  • Opinie
  • Special 2016
  • Thema-artikelen

Wie nadenkt over de toekomst van de kerk, moet ook nadenken over haar identiteit. De kerk is een vreemde organisatie. Haar identiteit en voortbestaan hangen niet af van haar leden, maar liggen ergens anders, of beter: bij Iemand anders. De theoloog Jürgen Moltmann zei het ooit zo: ‘Het is niet de kerk die “een missie heeft”, het is eerder andersom… de missie van Christus schept de kerk.’ Ik sluit me bij hem aan, al noem ik het de missie van God.

In Christus ‘is er geen sprake meer van Grieken of Joden, besnedenen of onbesnedenen, barbaren, Skythen, slaven of vrijen'. De kerk is één lichaam en geest, omdat één Heer haar geroepen heeft. (beeld rawpixel/123RF)

In Christus ‘is er geen sprake meer van Grieken of Joden, besnedenen of onbesnedenen, barbaren, Skythen, slaven of vrijen’. De kerk is één lichaam en geest, omdat één Heer haar geroepen heeft. (beeld rawpixel/123RF)

De Bijbel vertelt het verhaal van Gods redding van de wereld. In dat verhaal spelen de mensen een bijzondere rol. Zij worden samen gemaakt als beeld van God en moeten heerschappij voeren over Gods schepping (Genesis 1:26-28). De val van de mens, als Gods beeld en plaatsvervanger, leidt ook tot een vervloeking van de hele schepping. Ze wordt onderworpen aan vergankelijkheid en zinloosheid (Genesis 3:16-19; Romeinen 8:20-21).

Daarna gaat het met de mensen van kwaad tot erger. God krijgt er zelfs spijt van dat Hij de mensen ooit gemaakt heeft (Genesis 9:6). Met de zondvloed leidt de ondergang van de mens tot de ondergang van de schepping. En toch maakt God een nieuwe start. Uiteindelijk roept God Abraham. In hem en zijn nakomelingen moet zichtbaar worden hoe groot Gods zegen is, zodat de volken gezegend willen zijn zoals hij (Genesis 12:3). Abraham (en dus Israël) wordt uitgekozen met het oog op de hele wereld. De bedoeling is steeds weer dat de volken door Israël zien dat God een goede en bevrijdende God is.

Dat wordt zichtbaar in de bevrijding uit Egypte, die het hele leven betreft: politiek, economisch, sociaal en spiritueel. In de wetten die Israël ontvangt, leert het volk om bij die bevrijding te leven en daar steeds naar terug te keren. Denk ook aan het jubeljaar, waarbij eens in de vijftig jaar alle verhoudingen weer hersteld moesten worden, zodat armen niet generaties lang in armoede zouden leven. Uit het leven van Israël zal zichtbaar moeten worden dat zij werkelijk Gods volk zijn en dan zullen de andere volken hoog tegen hen opzien (Deuteronomium 28:9-10).

Maar Israël slaagt er niet in Gods missie tot de zijne te maken. Heel duidelijk wordt dat in het boek Rechters. Aan het begin is Israël nog bezig het land Kanaän te zuiveren van de volken die hun recht op leven verspeeld hebben. Aan het einde van het boek is Israël net zo geworden als die volken, met als dieptepunt een dodelijke groepsverkrachting in Gibea, die uitloopt op een vrijwel totale vernietiging van de stam Benjamin (Rechters 19-21). Er is een koning nodig die leiding geeft aan het volk (Rechters 21:25). Maar daar wordt het niet veel beter van. Ook de koningen dienen meestal hun eigen belangen en doen ‘wat slecht is in de ogen van de Heer’. Het loopt er weer op uit dat het volk Israël zich net zo gedraagt als de andere volken. En in de tijd van de ballingschap dreigt het daar dan ook in op te gaan.

Jezus doet wat de mens, wat Israël, wat David
had moeten doen

Radicaal

Maar God maakt weer een nieuw begin. Jezus Christus is de mens zoals God hem bedoeld had: zijn beeld. Hij doet wat de mens, wat Israël, wat David had moeten doen. Hij heet niet zomaar ‘Zoon van God’. Een titel die eerder voor Adam (Lucas 3:38), voor Israël (Exodus 4:22-23) en voor David gold (Psalm 2:7; Psalm 89:27-28). Als ‘Zoon van God’ en ‘Zoon van David’ vervult Hij de taak die God aan de mensheid en aan Israël had gegeven. Door Hem redt God de wereld en bevrijdt Hij zijn schepping uit de greep van het kwaad en de dood. In verbondenheid aan Hem krijgt Gods volk opnieuw vorm.

Al tijdens zijn leven roept Jezus twaalf apostelen als vertegenwoordigers van het herstelde volk van God. Twee aan twee worden zij eropuit gestuurd om getuigen te zijn van Gods bevrijding, door demonen uit te drijven en zieken te genezen en door op te roepen tot bekering (Marcus 6:7-13). Na zijn opstanding geeft Hij zijn apostelen opdracht het evangelie over de hele wereld uit te dragen. Van daaruit ontwikkelt die nieuwe gemeenschap zich verder. Zij valt op, doordat haar leden radicaal breken met hun vorige leven en een nieuw leven gaan leiden. Dat heeft missionaire betekenis en impact: ‘Ze stonden in de gunst bij het hele volk. De Heer breidde hun aantal dagelijks uit met mensen die gered wilden worden’ (Handelingen 3:47).

De apostelen hebben een specifieke taak, omdat zij getuigen zijn van Jezus’ leven, dood en opstanding. Maar degenen die hun getuigenis aanvaarden, worden in hun daden en woorden zelf weer getuigen van Gods verlossing in Jezus Christus. Zozeer zelfs dat de groep van mensen die dat getuigenis aanvaard heeft, getypeerd wordt als Gods volk, om te getuigen van Gods grote daden (1 Petrus 2:9). Absoluut revolutionair daarbij is dat na meer dan een millennium ook niet-Israëlieten tot dat volk gerekend worden. De muur tussen Joden en heidenen is neergehaald (Efeziërs 2:14).

Ontspanning

Voor het bestuur en beheer van zijn schepping schakelt God mensen in. In hun val trekken de mensen de hele schepping met zich mee. Toch blijft God voor de redding van de wereld uitgaan van mensen. God gaat met Israël op weg en uiteindelijk redt Hij de wereld door één mens, Jezus Christus. Ieder die in Hem gelooft, krijgt deel aan zijn lijden, sterven en opstanding en vormt samen met anderen een tastbaar getuigenis van wat Christus heeft gedaan. Daarbij wordt de kring veel wijder dan Israël alleen. Wat betekent dit voor de toekomst van de kerk?

Allereerst geeft het ontspanning. God heeft de wereld gered en in Jezus Christus met zich verzoend. De kerk als Gods volk mag in het geloof meedoen aan dat reddingsplan, maar het resultaat hangt niet van haar af. God heeft door Christus de wereld met zich verzoend. In het spoor van de apostelen is de kerk geroepen daarvan te getuigen en iedereen op te roepen zich met Christus te verzoenen (2 Korintiërs 5:19-20). Soms heeft dat getuigenis grote impact. Op andere momenten lijkt de kerk een roepende in de woestijn. Maar dat is niet iets waar de kerk zich druk over hoeft te maken. Haar waarde is niet af te meten in de hoeveelheid bekeerlingen die ze maakt of de maatschappelijke impact die ze heeft. Haar waarde ligt in Jezus Christus.

Eenheid

Als God door zijn missie de kerk schept, betekent het ook dat ze een eenheid vormt. Juist zo getuigt zij van Gods grote daden. In Christus ‘is er geen sprake meer van Grieken of Joden, besnedenen of onbesnedenen, barbaren, Skythen, slaven of vrijen’ (Kolossenzen 3:11). Joden die opgevoed waren met de reinheidswetten moesten tijdens gemeenschappelijke maaltijden aan tafel zitten met mensen die ‘onrein’ waren en mogelijk zelfs onrein voedsel meebrachten naar de gemeenschappelijke maaltijden. Voortaan moeten Joden en heidenen samen een gemeente vormen. (Dat is het grote thema van Paulus’ brief aan Efeze.) Het is echt geen optie om los van elkaar op te trekken (zie ook Galaten 2:11-14).

De kerk participeert als getuige in Gods reddingsplan voor de wereld. Ze is een aanplakzuil van de waarheid. (beeld Basvb/Wikimedia)

De kerk participeert als getuige in Gods reddingsplan voor de wereld. Ze is een aanplakzuil van de waarheid. (beeld Basvb/Wikimedia)

Dat kan ook niet, want de Geest zelf geeft de eenheid aan de gemeente. Ze is één lichaam en geest, omdat er ook maar één Heer is die haar geroepen heeft te hopen en te geloven (Efeziërs 4:3-5). De eenheid van zijn volgelingen maakt het getuigenis over Jezus Christus geloofwaardig voor de wereld (Johannes 17:21). In Christus vindt verzoening plaats tussen God en mensen, maar ook tussen mensen onderling. Aan de avondmaalstafel wensen vroegere vijanden elkaar vrede toe, waarna ze eten van één brood en drinken uit één beker.

Dit alles botst met onze cultuur. Van internetcommunities tot gezinnen: in onze samenleving kiezen we die gemeenschappen en die mensen die bij ons passen. Het gegeven dat wij geen kerk kiezen, maar dat Christus ons gekozen heeft voor zijn kerk en zijn missie, maakt de kerk (in principe) cultureel tegendraads. Niet in de laatste plaats voor haar eigen leden. Want ook steeds meer christenen kiezen de kerk die het beste bij hen past. Of vromer gezegd: die hen het beste helpt te geloven. Maar in de praktijk worden scheidsmuren zo in stand gehouden of opnieuw opgebouwd. En de kans om samen met alle heiligen de lengte, breedte, hoogte en diepte van de liefde van Christus te kennen, wordt kleiner (Efeziërs 3:18-19). Als kerken keuzekerken worden, worden ze op den duur steeds eenvormiger en laten ze daarmee steeds minder van de veelvormigheid van Gods wijsheid in Christus Jezus zien (Efeziërs 3:10).

Maar wat doe je eraan? Een suggestie: blijf bij de kerk waar je op dit moment bij hoort. En als je bijvoorbeeld vanwege een verhuizing een nieuwe kerk moet zoeken: word dan lid van de dichtstbijzijnde kerk, of die nu katholiek, elitair, volks, oudgereformeerd, baptist of wat dan ook is. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat je alles goed moet vinden wat er in de kerk gebeurt. Integendeel. Als we elkaar serieus nemen als gelovigen in de ene Heer, dan kan dat niet zonder oordeel over alles wat niet uit is op een leven uit Christus, maar op bevrediging van eigen verlangens (Openbaring 2:14, 20).

Emancipatie

De kerk participeert als getuige in Gods reddingsplan voor de wereld. Ze is een aanplakzuil van de waarheid (1 Timoteüs 3:15). Volgens een EO-onderzoek van enkele jaren geleden denken veel niet-christenen bij de kerk echter allereerst aan een groep die vrouwen en homo’s achterstelt. Hoeveel kwaadwilligheid je daar ook achter kunt zien, het houdt de kerk wel een spiegel voor: getuigen wij werkelijk van Gods bevrijding in Christus ook voor vrouwen en homo’s?

Veel emancipatiebewegingen van de laatste tweehonderd jaar – voor vrouwen, homo’s, arbeiders, niet-blanken – kregen juist vorm buiten de kerk en in verzet tegen de kerk. De kerk zelf was meer en meer deel uit gaan maken van het establishment, dat zijn onrechtmatige verworvenheden verdedigde. Dat was pijnlijk, want diezelfde emancipatiebewegingen hadden meestal (deels) hun wortels in het christelijk geloof. Denk aan de overtuiging dat elk mens waarde heeft en recht van bestaan, niet alleen in het hiernamaals, maar ook nu. In veel verhalen over bevrijding van onderdrukking is iets te herkennen van de bevrijding van Israël uit de slavernij van Egypte. Maar in plaats van vooraan te staan in de strijd om recht voor verdrukten, erkende de kerk vaak pas achteraf dat er in de samenleving (en in de kerk) toch wel erg weinig plek was geweest voor vrouwen, homo’s, arbeiders of niet-blanken.

De kerk moet alleen uitspraken over vrouwen en homo’s doen als die bevrijdend zijn

Dat beeld blijft aan de kerk kleven en daardoor wordt de boodschap van bevrijding door Jezus Christus voor velen bijna onhoorbaar. Dat gegeven moet een belangrijke rol spelen in ons spreken hierover. Het lijkt erop dat ook de apostelen in hun spreken over de positie van vrouwen en slaven zich ten dele aanpasten aan de waarden en gewoonten van hun tijd, zonder die helemaal over te nemen. Zo werden niet-christenen niet onnodig afgestoten van het christelijk geloof. Paulus stelt bijvoorbeeld aan de ene kant dat door de eenheid in Christus het verschil tussen mannen en vrouwen wegvalt (Galaten 3:28), maar roept aan de andere kant vrouwen op zich te gedragen volgens het verwachtingspatroon van die tijd, ‘opdat het Woord Gods niet gelasterd worde’ (Titus 2:5 (SV), zie ook 1 Petrus 3:1-2; zie voor Paulus’ subtiele omgang met slavernij zijn brief aan Filemon).

Het verzet van veel kerken en christenen tegen vrouwelijke ambtsdragers of het samenleven van homo’s maakt het getuigenis van Christus’ bevrijding vaak onhoorbaar. Wordt Gods Woord niet gelasterd, juist vanwege de houding van veel kerken ten opzichte van homo’s en vrouwen?

Uiteraard is hier veel meer over te zeggen. Maar gelet op het voorgaande concludeer ik dat de kerk alleen uitspraken over vrouwen en homo’s moet doen als en voor zover die bevrijdend zijn en in lijn met haar roeping om te getuigen van Gods bevrijding. Daarbij moeten we als kerk bedenken dat we zelf hebben meegedaan aan reële onderdrukking van vrouwen en homo’s. Laten we daarom uiterst bescheiden zijn als we menen hierover onderscheidend te moeten spreken ten opzichte van wat als normaal geldt in onze samenleving.

De kerk is geroepen met haar hele bestaan te getuigen van Gods bevrijding in Jezus Christus. Dat geeft rust voor de toekomst, maar maakt het ook telkens weer spannend te ontdekken hoe die toekomst eruitziet.

Over de auteur
Bram Beute

Bram Beute is redacteur van OnderWeg en voorganger van Oase voor Nieuw-West en De Bron in Amsterdam Nieuw-West.

Het mysterie van Jezus’ wonderen

Het mysterie van Jezus’ wonderen

Rolf Robbe
  • Beschouwing
  • Thema-artikelen
Voor wie meer wil ontdekken over: Wonderen

Voor wie meer wil ontdekken over: Wonderen

Peter Hommes
  • Reisbagage
  • Thema-artikelen

Reageer op dit bericht

Meld je aan voor onze gratis nieuwsbrief