Rafaël, de geneeskundige reisgenoot

Rob van Houwelingen | 28 november 2020
  • Thema-artikelen

Over de apocriefe boeken zegt de Nederlandse Geloofsbelijdenis in artikel 6: de kerk mag deze boeken wel lezen en ervan leren. Een mooi voorbeeld om te lezen en van te leren biedt het boek Tobit, waarin de aartsengel Rafaël optreedt. Rob van Houwelingen volgt het verhaal.

062010 THEMA Beschouwing beeld1(1)Tobit, de naamgever van het boek, heeft een verre neef, wiens dochter Sara het liefst uit het leven zou stappen. Maar wanneer zij God om redding smeekt, wordt haar gebed verhoord. God stuurt de engel Rafaël om Sara te bevrijden van de kwelgeest die haar leven tot een hel maakte. Zij was namelijk aan zeven mannen uitgehuwelijkt, maar alle zeven waren in de huwelijksnacht gestorven, zelfs nog voordat er geslachtsgemeenschap had plaatsgevonden. Een boze geest, Asmodeüs, wordt voor de dood van deze mannen verantwoordelijk gehouden.

Dit verhaal doet denken aan de strikvraag die de sadduceeën in het Nieuwe Testament aan Jezus stellen over een vrouw die zeven mannen had gehad. Ze waren allemaal kinderloos gestorven. ‘Wiens vrouw zal ze dan zijn bij de opstanding van de rechtvaardigen? Ze hebben haar immers allemaal tot vrouw gehad. Bij de opstanding zullen mensen zijn als engelen, ongehuwd’, antwoordt Jezus (onder meer Matteüs 22:23-33).

Waarschijnlijk zinspelen de sadduceeën op het verhaal van Sara uit Tobit. Wel voegen ze een opmerkelijk detail toe: die zeven mannen zouden broers van elkaar zijn geweest. Dan ging het om het zwagerhuwelijk uit de wet van Mozes, bedoeld om te voorkomen dat iemands naam uitsterft wegens kinderloosheid.

Deposito

Tobit zelf, die met andere Joodse ballingen in Assyrië woont, heeft ook een probleem waarbij de engel Rafaël uitkomst biedt. Hij was namelijk blind geworden, toen hij in een warme nacht op de binnenplaats van zijn huis ging slapen, tegen de muur, het gezicht onbedekt. Boven hem zaten mussen op de muur. Hun uitwerpselen vielen in zijn ogen en vormden witte vliezen die zijn zicht belemmerden. Geen enkele arts kon hem helpen (vergelijk Lucas 8:43), integendeel: met elke behandeling verminderde zijn gezichtsvermogen en uiteindelijk werd hij helemaal blind. Ook Tobit wil het liefst sterven. Dan bedenkt hij dat hij ooit tien talenten zilver in bewaring had gegeven bij iemand in Medië. Dit geldbedrag zou zijn vrouw Anna en zijn zoon Tobias goed van pas komen na zijn dood. Dus wordt zoonlief eropuit gestuurd om het deposito te innen, maar deze wil de reis niet alleen maken.

‘Hierop ging Tobias op zoek naar iemand die met hem naar Medië konreizen, iemand die wist hoe je daar moest komen. Hij liep naar buiten – en daar stond Rafaël voor hem (een engel van God, maar dat wist hij niet). “Waar kom je vandaan?” vroeg hij hem. “Ik ben net als jij een Israëliet”, antwoordde Rafaël. “Ik ben hierheen gekomen om werk te zoeken.” Tobias vroeg: “Ken je de weg naar Medië?” “Zeker”, zei Rafaël, “ik ben daar vaak geweest en ken er alle wegen. Als ik ernaartoe ging, overnachtte ik altijd bij Gabaël, een volksgenoot van ons die in Rages woont. Rages ligt in de bergen, twee dagreizen van Ekbatana, dat in de vlakte ligt.” Toen Tobias dat hoorde, vroeg hij Rafaël op hem te wachten. “Ik moet dit aan mijn vader vertellen”, zei hij, “want ik heb je nodig als reisgenoot. Je zult ervoor worden betaald.” “Goed”, antwoordde Rafaël, “ik wacht, maar blijf niet te lang weg”’ (Tobit 5:4-8).

Vader Tobit besluit deze reisgenoot, die zichzelf voorstelt als Azarias, voor zijn zoon in te huren.

“‘Ik betaal je een drachme per dag en voor je onkosten krijg je evenveel als mijn zoon. En als je de hele reis bij hem blijft, krijg je nog een extra bedrag.” Rafaël zei: “Ik zal een goede reisgenoot zijn. U hoeft u nergens zorgen over te maken. Er zal ons niets overkomen, niet op de heenreis en niet op de terugreis, want we nemen een veilige weg.” “Moge Gods zegen met je zijn, vriend”, antwoordde Tobit.
Hij riep zijn zoon en droeg hem op zich klaar te maken om met zijn reisgenoot te vertrekken. Hij wenste hem toe: “Moge God in de hemel jullie beschermen en gezond bij mij terugbrengen. Moge een engel jullie onderweg beschermen”’
(Tobit 5:15-17a).

Moeder Anna moet huilen bij het afscheid van Tobias, want ze is bang dat hem op reis iets zal overkomen. ‘Ons kind is toch meer waard dan dat geld?’ klaagt ze. Maar Tobit stelt zijn vrouw gerust met de gedachte aan een beschermengel: ‘Hij wordt vast en zeker beschermd door een goede engel’ (Tobit 5:22).

Medicijnen

Onderweg lijkt de reisgenoot een helderziende natuurgenezer te zijn:

‘Tobias ging samen met de engel op weg. Zijn hond kwam achter hen aan. De eerste nacht sliepen ze bij de Tigris. Toen Tobias de rivier inging om zijn voeten te wassen, dook er plotseling een grote vis uit het water op die naar een van zijn voeten beet. De jongen schreeuwde het uit, maar de engel riep: ”Grijp die vis, laat hem niet ontsnappen!” De jongen kreeg de vis te pakken en bracht hem op het droge. “Snijd hem open”, zei de engel, “en haal de gal, het hart en de lever eruit. Bewaar die goed, want het zijn goede medicijnen. De rest van de ingewanden kun je weggooien.” Tobias deed dit, waarna hij de vis roosterde en er een deel van at. De rest zoutte hij in. De volgende ochtend reisden ze verder. Toen ze niet ver meer van Medië waren, vroeg Tobias aan de engel: “Azarias, waartegen zijn het hart, de lever en de gal van die vis een medicijn?” De engel antwoordde: “Als iemand wordt gekweld door een demon of een boze geest, moet je het hart en de lever in zijn aanwezigheid verbranden. Dan vlucht de boze geest voor de stank en komt hij nooit meer terug. De gal moet je in de ogen van een blinde smeren; als je er dan op blaast, kan hij weer zien”’ (Tobit 6:2-9).

In Medië aangekomen, zoeken ze op voorstel van Rafaël onderdak bij een oom en tante van Tobias. Bovendien krijgt Tobias het dringende advies om Sara te trouwen, de dochter des huizes. Hij hoeft zich volgens Rafaël niet te bekommeren om de demon die haar vorige zeven echtgenoten in de huwelijksnacht had omgebracht. Dus wordt er een huwelijkscontract opgesteld en een feestelijke familiemaaltijd georganiseerd. Als het tijd is om naar bed te gaan, brengt men de bruidegom naar de kamer van de bruid. Zij beleven een ongestoorde huwelijksnacht, want:

‘Tobias, die Rafaëls aanwijzingen goed onthouden had, nam de lever en het hart van de vis uit zijn reistas en legde ze op de brandende wierook. De demon deinsde terug voor de stank en vluchtte weg, tot diep in Egypte. Rafaël achtervolgde hem tot daar, overmeesterde hem en bond hem onmiddellijk vast’ (Tobit 8:2-3).

Intussen maakt Anna zich zorgen, omdat haar zoon zo lang wegblijft. Vader Tobit stelt haar opnieuw gerust: ‘Hij heeft een uitermate betrouwbare reisgenoot’ (Tobit 10:6). Inderdaad verkeert Tobias in blakende gezondheid en een opperbeste stemming. Na het bruiloftsfeest, dat veertien dagen duurt, neemt hij afscheid van zijn schoonouders om samen met Sara naar Assyrië terug te keren. Uiteraard is Rafaël op de terugweg weer hun reisgenoot. Tobias ‘prees de Heer van de hemel en de aarde, de koning van de wereld, omdat Hij zijn reis had doen slagen. Hij zei tegen zichzelf: ‘Je moet je schoonouders altijd in ere houden’ (Tobit 10:13).

Thuisgekomen krijgt Tobias van Rafaël aanwijzingen om zijn vader te genezen. ‘Doe de gal in zijn ogen, de vliezen zullen door het medicijn krimpen en loslaten, en dan zal hij het licht weer kunnen zien’ (Tobit 11:8). Tobias brengt het medicijn aan en trekt met beide handen de vliezen vanuit de ooghoeken van zijn vader weg. Zo wordt deze genezen van de blindheid die hem overkomen was. Wat Jezus later doet, is dan ook ongehoord: Hij geneest iemand van aangeboren blindheid door een zelfgemaakt mengsel van zand en speeksel op diens ogen te smeren (Johannes 9:6-7). Vol emotie prijst de genezen Tobit de Almachtige en zijn engelen:

“‘Ik kan je weer zien, jongen. Je bent het licht van mijn ogen.” En hij dankte God: “God zij geprezen, geprezen is zijn grote naam en geprezen zijn al zijn heilige engelen. Moge zijn grote naam ons beschermen. Geprezen zijn al zijn engelen voor eeuwig en altijd”’ (Tobit 11:14).

Gebedsverhoring

Ook in het ouderlijk huis van Tobias wordt zijn huwelijk met Sara gevierd door middel van een bruiloftsfeest. Daarna is het tijd om afscheid te nemen van de reisgenoot die zo bedreven was in de geneeskunst. Op dat moment maakt Rafaël zijn ware identiteit bekend. Tobit en Sara hadden allebei tot God gebeden, zonder dit van elkaar te weten. Het was Rafaël die hun gebed voor de troon van de Heer bracht en op hetzelfde ogenblik vonden zij gehoor bij God. Hij stuurde de engel om hen te bevrijden, zoals de verteller al aan de lezers van zijn boek had onthuld (Tobit 3:16-17; 12:12-13).

“‘Ik ben Rafaël, een van de zeven engelen die in de nabijheid van de troon van de Heer verkeren.” Toen Tobit en Tobias dit hoorden, wierpen ze zich ontzet en vol angst ter aarde, maar Rafaël stelde hen gerust: “Wees niet bang, jullie hebben niets te vrezen, prijs God tot in alle eeuwigheid. Mijn aanwezigheid hadden jullie niet aan mij te danken, God heeft het zo gewild. Prijs Hem, loof Hem elke dag. Ik was bij jullie, maar heb al die tijd niets gegeten.’ (Omgekeerd bewijst de opgestane Jezus door iets te eten dat Hij geen geest is, zie Lucas 24:36-43). ‘“Wat jullie zagen was een verschijning. Nu dan, prijs de Heer hier op aarde, dank God. Ik ga nu terug naar Hem die mij heeft gestuurd. Stel alles wat jullie hebben meegemaakt te boek.” En Rafaël steeg op naar de hemel’ (Tobit 12:15-20).

In het boek Tobit opereert Rafaël achter de schermen. Hij maakt de goddelijke voorzienigheid concreet. Van hem krijgt Tobias aanwijzingen hoe te handelen, eerst in de huwelijksnacht met Sara en later bij het weerzien met zijn vader. En zonder (genees)middelen werkt het niet. Rafaëls optreden laat zien dat ook aartsengelen gedienstige geesten zijn, die worden uitgezonden om de gelovigen onderweg bij te staan (Hebreeën 1:14). Rafaël plaatst zichzelf niet op een voetstuk, maar verwijst voor alle lof en dank naar de Almachtige. Dat blijkt zelfs uit de betekenis van zijn naam ‘God geneest’!

Over de auteur
Rob van Houwelingen

Rob van Houwelingen is emeritus hoogleraar Nieuwe Testament aan de Theologische Universiteit in Kampen.

Het mysterie van Jezus’ wonderen

Het mysterie van Jezus’ wonderen

Rolf Robbe
  • Beschouwing
  • Thema-artikelen
Voor wie meer wil ontdekken over: Wonderen

Voor wie meer wil ontdekken over: Wonderen

Peter Hommes
  • Reisbagage
  • Thema-artikelen

Reageer op dit bericht

Meld je aan voor onze gratis nieuwsbrief