Korte kroniek over honderd jaar De Reformatie

Sjoerd Wielenga | 9 januari 2021
  • Achtergrond
  • Reportage

Afgelopen najaar was het een eeuw geleden dat weekblad De Reformatie, waar magazine OnderWeg uit voortkomt, verscheen. Journalist Sjoerd Wielenga verdiepte zich in de turbulente media- en kerkgeschiedenis van dit kerkelijk blad, dat in 2015 samenging met het in 1957 opgerichte Opbouw. Speciaal voor OnderWeg schreef hij een korte kroniek, verdeeld in zeven fasen. Hij sprak ook met de huidige hoofdredactie van OnderWeg. ‘We willen er zijn voor mensen die God en de kerk liefhebben.’

(beeld Everett Collection/Shutterstock)

(beeld Everett Collection/Shutterstock)

‘Door geleidelijke overgangen en catastrofale gebeurtenissen zijn wij gekomen in een veelszins andere wereld. (…) Een wereld, waarin de staat, als een moderne almacht, zich opmaakt het leven te ‘regelen’, het maatschappelijk vraagstuk op te lossen, zonder en desnoods tegenover de kerk.’ Nee, dit gaat niet over coronatijd. Honderd jaar geleden waren dit de eerste zinnen op de voorpagina van het fonkelnieuwe blad De Reformatie, namens de redactie geschreven door de Amsterdamse predikant Bas Wielenga.

Fase 1: vernieuwing

Aan het einde van de twintigste eeuw telden de Gereformeerde Kerken maar liefst vier bladen. Eenzelfde situatie was er rond 1920 in de – ongedeelde – Gereformeerde Kerken. Maar in al die toenmalige uitgaven misten jonge predikanten een progressief geluid. ´De Reformatie begon als een blad van een vernieuwingsbeweging die de Gereformeerde Kerk, zoals die door Abraham Kuyper was ontwikkeld, wilde vernieuwen,´ vertelt historicus George Harinck, die in de jaren negentig promoveerde op De Reformatie. ´Het woord ‘ontwikkeling’ zat niet voor niets in de ondertitel. De oprichters waren meestal leerlingen van de gereformeerde theoloog Herman Bavinck, die de al bestaande bladen niet vernieuwend vonden. Maar hun ambities doofden al snel uit doordat de conservatieve redacteur Valentijn Hepp de koers wist te bepalen. Hij was een kuyperiaan die weliswaar voor vernieuwing was, maar uiteindelijk Kuyper het laatste woord gaf.´

Fase 2: Klaas Schilder

Eerste cover OnderWeg (archiefbeeld).

Eerste cover OnderWeg (archiefbeeld).

Tien jaar later botste redacteur Klaas Schilder met dezelfde Kuyper-verering, vertelt Harinck. ´Als hij kritiek heeft op bepaalde facetten van Kuypers theologie, raakt hij uit de gratie bij de kerkelijke elite. Maar jonge theologen als Berkouwer, Veenhof en Kuitert raakten juist door hem geïnspireerd. Hij was een creatieve jongen.´

In de jaren dertig kwam Schilder in conflict met de redactie over de te varen redactionele koers. Oosterbaan & Le Cointre, de uitgever van het blad, koos voor Schilder, waarna die als enige redacteur overbleef. Schilder dacht praktisch. Hij wilde geen gezeur over de koers, maar opbouwen. Hij breidde het medewerkersbestand uit met mensen die in zijn geest wilden vernieuwen. Ze dachten na over de vraag wat het betekent om in deze cultuur gereformeerd te zijn. Hij stelde een eigen theologie tegenover die van de populaire Karl Barth.´

De toon in De Reformatie was in die jaren radicaal en activistisch, zegt Harinck. Die activistische houding zag je in de tijd tussen de twee wereldoorlogen niet alleen in de kerk. Het was ‘het klimaat van het absolute’. ´Ook de letterkunde en de politiek hadden die trekken. Denk aan de opkomst van het fascisme en nationaalsocialisme. Schilder en de zijnen schreven heel antithetisch, in oorlogsjargon. Heel modern en vitaal, en dat sprak jongeren in de kerk, die de grijsheid beu waren, erg aan.´

Die militante schrijfstijl zou nog tot lang na de oorlog aan het blad kleven, zegt Harinck. ´Veel mensen vonden de ‘alles of niets-houding’ echt gereformeerd.´

Fase 3: Tweede Wereldoorlog

En dan begint de Tweede Wereldoorlog. Schilder neemt in De Reformatie geen blad voor de mond. ´Een verademing,´ noemt Harinck dat openlijke verzet. Immers, genoeg andere predikanten ondergingen de Duitse bezetting lijdzaam als Gods straf. Bovendien was voor een kerkblad als De Reformatie een dergelijke politieke stellingname, zegt Harinck, ´héél opvallend´. Een aantal kranten lag aan het begin van de oorlog namelijk gedwee aan de leiband van de Duitsers. Zo sprak Schilder er in De Reformatie schande van dat dagbladen kort na het bombardement op Rotterdam ‘niets-aan-de-hand-foto’s’ van bloemenvelden plaatsten. Waar waren de puinhopen van Rotterdam? ‘Nederlanders, blijf jezelf onder de nazi’s’, waarschuwde hij in De Reformatie.

De Reformatie genoot in die dagen zoveel populariteit dat overwogen werd om het blad in stationskiosken te verkopen. Maar al in augustus 1940 verbood de bezetter het blad en werd Schilder gevangengezet. Eind 1940 kwam hij vrij op voorwaarde dat hij geen journalistieke werkzaamheden meer zou verrichten. ´Daar hield hij zich aanvankelijk aan, al publiceerde hij op zeker moment wel weer onder andermans naam.´

Fase 4: Vrijgemaakt blad

Inmiddels had zich in de zomer van 1944 met de vrijmaking een kerkscheuring binnen de gereformeerde kerken voltrokken, waarin Schilder de vrijgemaakte kerk stichtte. Al in juni 1945, een maand na de oorlog, kon De Reformatie ondanks papierschaarste weer verschijnen. Met Schilder als enige redacteur werd het blad automatisch een vrijgemaakt orgaan. Hoewel Schilder op handen werd gedragen door de vrijgemaakten, kreeg hij ook kritiek. Onder meer van zijn eigen uitgever. ´Hij schreef veel te moeilijk´, zegt Harinck. ´Hij akkerde te lang door over de Vrijmaking door allerlei kerkrechtelijke conflicten met mindere goden tot in detail te weerleggen. De mensen vonden dat vermoeiende lectuur.´ Bovendien speelt mee dat tijdens en na de oorlog de voorgangers van wat nu het Nederlands Dagblad is aan populariteit wonnen.

Fase 5: De Reformatie en Opbouw

Nadat Schilder in 1952 overleed, werd zelfs geopperd om De Reformatie op te heffen, omdat met het wegvallen van Schilder de geest er wel uit was. Daarvan werd afgezien, maar Schilders opvolgers – de hoogleraren Deddens, Jager en Veenhof – maakten De Reformatie minder polemisch. ´Ze legden meer nadruk op een vroom christelijk leven´, zegt Harinck. ´Ze hadden ook niet dezelfde autoriteit als Schilder en wilden ook niet op zijn stellige manier leidinggeven.´ Critici vonden dit redactionele beleid echter te slap, waarna in 1956 een politiek spel volgde vol intriges, achterkamertjes en achterdocht. Dat mondde uit in – wat Harinck noemt – ‘een coup’ op het weekblad.

De oude redactie werd door de uitgever terzijde geschoven en vervangen door een nieuwe, bestaande uit redacteuren (in casu de predikanten Jaap Kamphuis en Herman Knoop en de huisarts Piet Jasperse) die weer een blad in de geest van Schilder wilden maken. De afgedankte redacteuren lieten het er niet bij zitten en startten in maart 1957 een nieuw blad: Opbouw, dat – zegt Harinck – ´wars was van kerkelijke gelijkhebberij´ en de grote rol van de belijdenisgeschriften relativeerde. ´De Reformatie was erg dogmatisch en zwaar, terwijl Opbouw verstrooider en lichter van toon was´

Fase 6: Douma en Kamphuis

Vanaf dat moment vertegenwoordigden beide bladen een stroming binnen de GKv. Die stromingen zouden in 1967 leidden tot de kerkscheuring waaruit de Nederlands Gereformeerde Kerken ontstonden. Daarna richtte Opbouw zich op lezers uit de NGK en bleef De Reformatie zich richten op vrijgemaakte lezers. In de jaren zeventig treedt Jochem Douma toe tot de redactie van De Reformatie. Met zijn komst gaan de luiken open naar wat er in de wereld speelt, meent Harinck. ´Hij kijkt niet alleen naar binnenkerkelijke kwesties, maar schrijft realistisch over ethische zaken in de samenleving met gevoel voor de actualiteit.´

Binnen de redactie bestond er echter verschil van mening over de vraag of de GKv de enige ware kerk was en wat dat betekende voor maatschappelijke samenwerking met niet-vrijgemaakten. De meer open Douma pleitte begin jaren zeventig – in een debat over ware en valse kerken – voor een milde ‘tone of voice’ in De Reformatie, met een beroep op Psalm 25:1. Gods ‘milde handen en vriendelijke ogen’ moest ook in kolommen van het weekblad worden opgevolgd, vond hij.

Maar aan zijn kerkelijke betrouwbaarheid werd openlijk getwijfeld, schreef Ad de Bruijne in november 2020 in zijn In Memoriam over de toen net overleden Douma. ´Zowel in de pers als achter de schermen raakte Douma verwikkeld in soms felle polemieken en conflicten. Ik herinner mij de besloten Reformatie-vergadering begin jaren ’80 waar zijn tegenstanders binnen de redactie erin slaagden hem via een ingenieus compromis op een zijspoor te rangeren.´

Weliswaar bleef Douma voorlopig lid van de redactie, maar hij kreeg minder invloed. Afwisselend vulden hij en Kamphuis de rubriek ‘kerkelijk leven’. Toen dat niet meer ging, werd in 1983 bij De Reformatie filosoof Kars Veling aangetrokken om het probleem te onderzoeken. ’Ik was een soort oliemannetje,’ herinnert Veling zich. ´De uitkomst was dat Kamphuis en Douma beiden een stapje terug zouden doen.´ In de rol van aanvoerder van de kernredactie wilde Veling in De Reformatie het gesprek faciliteren en niet per se stellingnemen, vertelt hij. Bovendien wilde hij de thema’s waarover het blad schreef, verbreden. ´Er was meer om je druk om te maken dan samenwerkingskwesties met andere christenen. Ik was van mening dat christen-zijn je plek in de wereld stempelt. Dat heeft op allerlei gebieden consequenties, niet alleen voor je eigen kerkelijke wereldje. Daarom wilden we geen blad vol kerkelijke polemiek, maar aandacht voor onderwijs, politiek, samenleving en kunst en cultuur.´

Toch bleek de constructie om niet al te uitgesproken te zijn – en zo Douma en Kamphuis aan boord te houden – maar tijdelijk te werken. Veling: ´Dit type leiders voelde zich toch niet senang bij deze koers. Ze hadden een boodschap en die wilden ze uitdragen.´ Kamphuis ging in het nieuwe blad Nader Bekeken schrijven en Douma kreeg in het ND een eigen rubriek: Moreel Beraad.

070118 Essay De Reformatie cartoonFase 7: Fusie De Reformatie en Opbouw

Tijdens de jaren negentig kreeg De Reformatie concurrentie van verschillende nieuwe kerkbladen. Zo richtten het progressieve Bij de Tijd en de conservatieve bladen Reformanda en Nader Bekeken zich eveneens op gereformeerde lezers. Dat er maar liefst vier bladen van evenzoveel stromingen waren voor één kerk, vond eigenlijk niemand wenselijk. Maar de geschiedenis ging z’n eigen gang. Bij de Tijd overleefde het niet en Reformanda werd de spreekbuis van vrijgemaakten die zich in 2004 afscheidden en de Gereformeerde Kerken (hersteld) vormden.

Intussen werkten De Reformatie en Opbouw steeds vaker samen in gezamenlijke themanummers. Door dalende abonneeaantallen en de samensprekingen tussen beide kerkgenootschappen besloten de bladen te fuseren. Daarmee kwam na 94 jaar een einde aan het zelfstandig bestaan van weekblad De Reformatie.

In de allerlaatste editie, op 30 december 2014, vatte toenmalig hoofdredacteur Bas Luiten, de tijdgeest samen: ‘Als je meent dat een wezenlijk geluid ontbreekt, kun je een magazine of een website beginnen. Zo is ooit De Reformatie ontstaan, om een tegengeluid te geven tegenover de heersende meningen die op de spits gedreven werden.´ Maar het risico is, vond Luiten, dat daarmee de eenheid niet wordt gediend. Liever had hij één blad. `Dan schrijf je met elkaar, eventueel in een geleide confrontatie, maar niet over elkaar.’

Kort hierna plofte bij de abonnees van De Reformatie en Opbouw – twee bladen die ooit over elkaar schreven – een nieuw gezamenlijk blad op de mat. Magazine OnderWeg was geboren.


Bovenstaande tekst is gepubliceerd in de papieren versie van magazine OnderWeg (editie 1, 2021). Sjoerd schreef een online uitbreiding die je hieronder kunt lezen, waarin hij vooral ingaat op de jaren ’90 (‘Fase 7’) van de vorige eeuw. Ook bevat deze online versie een gesprek met de huidige hoofdredacteuren Esther de Hek en Leendert de Jong.

Geen ‘anti-ND-blad’

Op de achtergrond van het ontstaan van nieuwe kerkbladen in de jaren ’90 speelt mee dat het vanaf 1992 mogelijk wordt dat niet-vrijgemaakte redacteuren voor het Nederlands Dagblad gaan werken. Jaap Kamphuis, sinds 1979 hoogleraar dogmatiek in Kampen, reageerde teleurgesteld in weekblad De Reformatie: ‘We hádden als gereformeerde gemeenschap van na de Vrijmaking een dagblad. We hébben het niet meer.’ Ook Mees te Velde, hoogleraar kerkgeschiedenis en kerkrecht, trok in De Reformatie in verschillende stukken van leer tegen de statutenwijziging, die hij zag als afrekening met ‘ons eigen, ons allereigenste verleden, waar we zo vaak om bespot zijn’.

Als reactie op de veranderende koers van het ND verscheen het al genoemde Nader Bekeken, dat geen ‘anti-ND-blad’ wilde zijn, maar de veranderingen bij die krant allesbehalve toejuichte. Dat er nu een vierde vrijgemaakt blad verscheen, kwam Nader Bekeken op kritiek te staan. NB-eindredacteur ds. Harm Boiten zei bij de start in een interview in het ND: ‘Ik geloof echt niet dat de verschijning van Nader Bekeken zal bijdragen aan groepsvorming.’ De uitgever, stichting Woord en Wereld, bestond immers al tien jaar en gaf cahiers en jaarboeken uit. ‘De overstap op een andere informatiedrager, de verandering van een jaarboek tot een maandschrift is niet het beginnen van een eigen richting.’ En als dat wel zo was geweest, had hij er ‘stichtelijk voor bedankt’. ‘We moeten er met elkaar voor zorgen, dat we geen muren opbouwen. (…) We willen positief, opbouwend bezig zijn.’ Boiten wijst er met instemming op dat Jaap Kamphuis in Nader Bekeken én De Reformatie schrijft.

Loopgraven

In 1993 nam de redactie van De Reformatie nog het initiatief om de verschijning van Nader Bekeken te voorkomen. Tijdens een vergadering met Woord en Wereld benadrukte Bas Luiten het gevaar van het uitbreiden van het aantal periodieken. Uit de notulen: ‘Iedere gereformeerde leest dan zijn eigen blad, iedere redacteur preekt voor eigen parochie, en zo bereiken mensen van verschillende bladen elkáár niet meer. De loopgraven worden versterkt en er wordt van afstand op elkaar geschoten.’

Het eerste nummer van magazine OnderWeg, het fusieblad van De Reformatie en Opbouw.

Het eerste nummer van magazine OnderWeg, het fusieblad van De Reformatie en Opbouw.

Overwogen werd om met elkaar samen te werken, maar Mees te Velde (De Reformatie) schreef in mei 1993 dat na intern beraad een ‘institutionele band’ tussen De Reformatie en Woord en Wereld ‘in welke vorm ook’ ongewenst is. Wel wil De Reformatie een blad zijn voor een brede kring, zodat een nieuw blad niet nodig is.

Het jaar erop stuurde Te Velde een uitnodiging naar de andere redacties om hen uit te nodigen. De voltallige redacties zouden met elkaar aan tafel moeten voor een oriënterende bijeenkomst. ‘Laten we eens samen nagaan welke mogelijkheden wij zien om te helpen voorkomen dat het bestaan van enkele soortgelijke kerkelijke bladen naast elkaar leidt tot polarisatie en groepsvorming in de gereformeerde kerken.’ Te Velde noemde als voorbeeld jaarlijkse bijeenkomsten om thema’s samen te bespreken. Of zijn er afspraken te maken ’over de wijze waarop onderlinge discussies tussen de bladen gevoerd worden?’ Ook suggereerde hij om voor sommige kwesties de kolommen voor elkaar beschikbaar te stellen.

Twee maanden later stuurt hij een uitnodiging naar de redacties van Bij de Tijd, Reformanda en Nader Bekeken. Op de agenda in de Martuskerk in Amersfoort stond een aantal vragen, bijvoorbeeld hoe de redacties het taxeren dat er drie ‘min of meer gelijksoortige bladen’ zijn ontstaan. ‘Zien we elkaar als concurrenten of als coöperatoren in de dienst van God?’ En vroeg hij zich af: zijn de verschillen zo groot dat ‘het samen redigeren van één blad voor ons onmogelijk is’? Werken al die bladen geen ‘verwarring en verdeeldheid in de hand’?

Kortom, het ging er De Reformatie om negatieve effecten in de Gereformeerde Kerken te voorkomen en dat was geen gekke gedachte. In het Nederlands Dagblad verschenen in die periode verschillende lezersbrieven over de hoeveelheid bladen in het kerkverband. Zo schreef iemand in maart 1994: ‘Het grootste gevaar van al die bladen is dat meneer A – het zijn bijna altijd meneren – in blad B iets roept over meneer C. En meneer C, ook niet lui, schrijft terstond een snedig weerwoord in blad D. De lezer kan zich zo geen eerlijk beeld vormen van zo’n discussie.’ De lezer pleitte ervoor geen discussies te publiceren die ook privé gevoerd kunnen worden en in andere gevallen pleit voor hoor en wederhoor. En om de verschillen in liefde te aanvaarden. ‘Dat is niet het geval als we onze energie richten op hanig wapengekletter over een paar bladen. Dan is het als trompet spelen op het toilet: het geluid is onverdacht en zuiver, maar je wordt wel doof getoeterd.’

Theologen

Klaas de Vries, destijds predikant in Ridderkerk, schreef in het Gereformeerd Kerkblad voor de zuidelijke provincies dat redacteuren überhaupt niet geroepen zijn om leiding te geven. ‘Is dat niet een erg pretentieuze doelstelling?’ Vooral een predikant moet z’n plek kennen, stelde De Vries. Hij moet niet te solistisch te werk gaan en bovendien is hij geroepen ‘tot leidinggeven aan zijn ‘eigen’ gemeente en niet aan het hele land.’ In de geschiedenis is ‘kerkelijke ellende’ meer dan eens veroorzaakt door ‘onbeheerst gedrag van theologen die als solisten de kerkelijke samenleving gingen bederven. (…) Theologen kunnen de gemeenten meeslepen in uit de hand gelopen twisten over meningsverschillen. Zij scheuren hele gezinnen uiteen en sleuren hele gemeenten mee in hun val. Hoe meer ruimte theologen krijgen of nemen in de pers, hoe groter dat gevaar wordt.’

De gemoederen over de bladenstrijd loopt zo hoog op dat vijf kerkleden in het ND de lezers oproepen te reageren op de hoeveelheid bladen. Ze krijgen 180 brieven, ‘daarbij waren er zegge en schrijven drie waarin geen kritiek werd geleverd op de veelheid aan bladen’. Twee van hen, ds. J. Borgdorff en kerklid R. Roukema, noemen zich in een interview ‘de stem van het volk’. ‘Weg met dat – heel vaak – overbodige geschrijf!’, vatten ze de brieven samen. De – vaak felle – discussies die in de bladen gevoerd worden gaan vaak over de hoofden van de gewone mensen heen, is de kritiek. Ze hebben niets tegen kerkbladen op zichzelf, stelden ze, maar sommige discussies kunnen beter een-op-een worden gevoerd in plaats van via de pers.

Gratis postzegels

Ook de kerkelijke jeugd laat van zich horen. In het ND viel die dagen te lezen dat een gereformeerde jeugdvereniging gratis postzegels leverde aan tegen elkaar inschrijvende predikanten, zodat ze hun meningsverschil in een briefwisseling uit konden vechten. En het vrijgemaakte jongerenblad Kivive stak in december 1993 op satirische wijze de draak met alle bladen.

Redacteuren Bas Buchner en Folkert Rinkema beschreven een ‘droom of nachtmerrie’ die de lezer meenam naar het jaar 2044. Ze beschreven hoe vrouwen vanaf 2003 in de kerkdiensten ‘het geld van de collecte innen’. ‘Reformanda kwam met wat nostalgische beschouwingen over de vrouw in de jaren dertig (…), De Reformatie verscheen wekenlang met een serie hoofdartikelen van ongrijpbaar theologisch niveau en Bij de Tijd startte een gewaagde strip met in de hoofdrol een vrouwelijke predikant.’ Ook keken de jonge redacteuren vooruit naar ‘de synode van 2022 in Maastricht, waarin uitgesproken zou worden dat de GKv niet de ware kerk zou zijn. De satirische droom en sarcastische lezersbrieven maakten één ding pijnlijk duidelijk: het kerkelijk gekrakeel in de bladen ging over de hoofden van veel gewone gemeenteleden heen.

Toch is dat niet het héle verhaal, benadrukt Kars Veling. De Reformatie was volgens hem ‘echt geen vakblad voor kerkpolitieke scherpslijpers’. ‘De redacteuren waren gelovige mensen die Christus volgden en op hun knieën gingen voor Hem. Ze zochten hoe ze het leven met Hem moesten vormgeven. Kamphuis kon ook prachtige bijbeloverdenkingen schrijven. Douma adviseerde de regering over de ethische kanten van polio.’ Na 2008 werden er, onder hoofdredacteur Ad de Bruijne, nieuwe en jongere redacteuren aangetrokken. ‘Zij hebben het blad duidelijk een ander profiel kunnen geven dat meer aansloot bij de situatie en vragen van lezersgroepen die tot dan toe nauwelijks door het blad werden bediend’, blikt De Bruijne in 2014 terug.

Bas Luiten, de laatste hoofdredacteur, hoopte eveneens de gewone gemeenteleden te bereiken, zei hij bij zijn afscheid. “Ik hoop met heel mijn hart dat mijn schrijven mensen heeft geholpen op hun weg achter Jezus aan.”

Gezamenlijke themanummers

Maar de geschiedenis ging z’n eigen gang. Bij de Tijd overleefde het niet en Reformanda werd de spreekbuis van vrijgemaakten die zich in 2004 afscheidden en De Gereformeerde Kerken (hersteld) vormden. Intussen werkten De Reformatie en Opbouw steeds vaker samen in gezamenlijke themanummers. Door dalende abonneeaantallen en de samensprekingen tussen beide kerkgenootschappen besloten de bladen te fuseren. Daarmee kwam na 94 jaar een einde aan het zelfstandig bestaan van weekblad De Reformatie.

Het zou nog tot 2015 duren voordat de bladen samengevoegd werden. De nieuwe naam van het fusieblad werd OnderWeg. Ad de Boer (NGK) en Henk Hoksbergen (GKv) vormden samen de hoofdredactie van het nieuwe blad. ‘Het nieuwe blad sloot en sluit aan bij het levensgevoel van de gewone kerkganger’, zegt George Harinck. ‘Met minder aandacht voor harde theologie, dat is nu meer voor vakwetenschappers geworden. Dat is misschien maar goed ook. Ik heb niets tegen theologie, maar theologen speelden jarenlang een te grote rol in de kerken. Ze hebben die teveel beheerst en niet altijd in opbouwende zin. De gewone man, maar net zo goed bèta’s of sociologen, moeten ook wat te vertellen hebben in de kerk.’

Mooi bewijs

De Boer en Hoksbergen zijn inmiddels opgevolgd door Esther de Hek en Leendert de Jong. ‘Oudere lezers van beide bladen gebruiken soms nog steeds per ongeluk de titel van hun voorbije lijfblad’, vertelt De Hek. ‘Een mooi bewijs dat ze zich zeer verwant hebben gevoeld met hun voorganger van OnderWeg.’ De beide hoofdredacteuren vertellen dat ze in de traditie van De Reformatie en Opbouw willen staan, maar tegelijkertijd willen vernieuwen en verbreden. De Jong: “Net als de oprichters van De Reformatie willen wij mensen inspireren en meningen aanreiken. Vooral willen we schrijven over God. Dat is het belangrijkste, de naam OnderWeg verwijst er ook naar dat we mensen van de Weg zijn. Dat is zó mooi! Met die Weg wordt niemand anders dan Jezus bedoeld. We willen er zijn voor mensen die God en de kerk liefhebben.”

De gemiddelde lezer van OnderWeg – dat zo’n 3500 abonnees telt – is ongeveer 59 jaar. De afgelopen drie jaar is dat gemiddelde wat gedaald. Om rendabel te blijven moet dat ook, zeggen De Jong en De Hek. Ook is er enkele jaren geleden voor gekozen om meer lezers uit CGK- en PKN-kring te werven, hoewel er volgens de hoofdredacteuren ook in GKv en NGK nog ‘een wereld aan abonnees’ te winnen is. Zoals overal elders, geldt ook in de bladenmarkt dat de loyaliteit met een blad niet meer vanzelfsprekend is. Abonnementen worden minder snel genomen. De Jong: ‘Vroeger waren kerkelijke bladen instituten. Dat is voorbij.’

Actuele kennis

De Hek is afkomstig uit de Christelijke Gereformeerde Kerken en sinds drie jaar lid van de NGK. ‘Toen ik ging trouwen, kreeg we van de kerkenraad aan abonnement op De Wekker. Die tijd is verdwenen, dat is simpelweg de realiteit en wij zijn aangenomen om daarop in te spelen.’

Dus, zeggen De Hek en De Jong, vraagt het in de markt houden van OnderWeg om actuele kennis van de bladen- en lezersmarkt bij hoofdredactie en uitgever. De Hek en De Jong hebben beiden ruime ervaring in de wereld van media, tijdschriften en journalistiek. De Hek: “Dat is voor het voortbestaan noodzakelijker dan theologische kennis. Die hebben we door onze redacteuren royaal in huis. De uitdaging is vooral hoe we bestaande en nieuwe lezers door onze bladinhoud aan ons kunnen binden. Welke toegevoegde waarde heeft OnderWeg voor lezers?”

De Jong: ‘We willen midden in het leven staan, dus schrijven over thema’s waar onze lezers in kerk en samenleving mee te maken hebben.’ Lezers reageren vaak enthousiast op de inhoud, zegt het tweetal. Maar de vraag is: welke lezer? Sommigen vinden bijvoorbeeld dat het blad te veel ‘human interest’-verhalen plaatst ten koste van artikelen met theologische diepgang. De Jong: ‘Dat horen wij ook weleens. Maar wij maken het blad niet primair voor predikanten en theologen, maar ook voor ‘gewone’ mensen in de kerk. Dat is steeds zoeken naar een gezonde balans. Een inhoudelijk themanummer over apocriefe boeken dat we onlangs maakten is een eyeopener voor gewone gemeenteleden. Maar voor predikanten zal er niet veel nieuws in gestaan hebben. En ja, OnderWeg publiceert ook persoonlijke interviews. Als iemand zegt daar niet zoveel mee te hebben, is dat echt jammer. Elk interview, ook al is de insteek persoonlijk, heeft een waardevolle inhoud.’ Er is ook een ander geluid, vertelt De Jong. ‘Zo wees een dominee ons erop dat we het blad juist praktischer moeten maken, omdat de werkers in de kerk praktische handvatten willen.’

Hoe dan ook, zeggen De Hek en De Jong, is OnderWeg – anders dan indertijd De Reformatie – geen ‘strijdblad’ over kerkelijke kwesties. De Hek: ‘We kregen pas een ingezonden stuk aangeboden als reactie op een artikel in Nader Bekeken. Maar dat publiceren we niet, dat zien we niet als onze rol.”

En zo gaat het inmiddels zesjarige magazine OnderWeg een nieuw jaar in. Met een website die binnenkort vernieuwd is, een app waarop het blad digitaal te lezen is en die jongere lezers aantrekt, en plannen voor een podcast. En dat laatste alleen, benadrukken de hoofdredacteuren, als het iets toevoegt aan de missie om mensen te bereiken die ‘God en de kerk liefhebben’.0

Via www.onderwegonline.nl/archief zijn de archieven van De Reformatie en Opbouw te raadplegen.

Over de auteur
Sjoerd Wielenga

Sjoerd Wielenga (GKv) is zelfstandig journalist, tekstschrijver en eindredacteur.

‘Niemand van ons weet hoe het zit’

‘Niemand van ons weet hoe het zit’

Arie Kok
  • Reportage
  • Thema-artikelen
Slim zijn ze, wie maakt ze wijs?

Slim zijn ze, wie maakt ze wijs?

Alexandra Matz
  • Beschouwing
  • Thema-artikelen

Reageer op dit bericht

Meld je aan voor onze gratis nieuwsbrief