Hoofd omhoog, hart naar boven
- Blog
Iedereen van mijn generatie kent wel de woorden: ‘Hoofd omhoog, hart naar boven, hier beneden is het niet.’ Ze komen uit een gezang van Jodocus van Lodenstein, een gereformeerde oudvader uit de zeventiende eeuw. Zijn geschriften worden nog wel gelezen binnen de reformatorische zuil in ons land. Of neem deze woorden: ‘Wat men hoort of ziet op aarde is ons kostelijk hart niet waard.’
Er klinkt een sterk hemelverlangen uit deze woorden. Ons hart is kostbaar in Gods ogen. Daarom wordt er in het gezang ook gebeden: ‘Jezus, trek ons hart naar boven.’ Wat we hier op aarde zien en beleven, trekt ons hart alleen maar weg van de hemelse heerlijkheid.
Deze geloofsbeleving uitte zich in een sobere levensstijl, afgekeerd van de ‘wereld’. We moesten vooral niet wereldgelijkvormig worden (Romeinen 12:2). We zijn hier slechts tijdelijk, als vreemdelingen.
Hand aan de ploeg
Van de jaren zestig van de vorige eeuw herinner ik me het groeiende verzet binnen de kerk tegen deze ascetische houding tegenover de aarde en haar volheid. Steeds sterker klonk de belijdenis: ‘Hier beneden is het wél!’ De welvaart nam toe, er kwam ruimte om meer te genieten van Gods schepping. De wereld werd steeds kleiner door de voortschrijdende technologische ontwikkelingen. Vóór de huidige pandemie vlogen we voor een habbekrats overal naartoe en genoten we van de aarde en haar volheid. En dankten God er ‘s zondags voor, want als het even kon, gingen we ook in het buitenland naar de kerk. Ascese kenmerkt al lang niet meer onze manier van leven. De hemel komt pas weer in zicht bij het naderen van de dood.
Tezelfdertijd rees er verzet tegen het piëtistische hemelverlangen vanuit een hernieuwd Bijbellezen, dat binnen de gereformeerde wereld als vruchtbaar zaad in de kuyperiaans voorgeploegde aarde viel. Met Jezus’ komst op aarde is het koninkrijk van God nabijgekomen. Daar gaat het om in het geloof, al draait het om kruis en opstanding en de daaruit voortvloeiende verzoening met God. Aan dat koninkrijk mogen we hier op aarde al bouwen, zodat zichtbaar kan worden hoe het eens op deze oude maar vernieuwde aarde zou kunnen worden: liefde, vrede, gerechtigheid en rentmeesterschap.
We grijpen zo al vooruit op wat de toekomst brengen zal. De eeuwigheid brengen we niet in de hemel, maar op deze aarde, in dit universum door. Daarom de hand aan de ploeg en de ogen niet omhoog, maar naar voren gericht, op de horizon van het heil! Wij bidden niet: ‘Jezus, trek ons hart naar boven’, maar: ‘Jezus, vul ons hart met verlangen naar uw toekomst.’ Niet in de hemel, maar op aarde!
De schepping in barensnood
Tijdens het ‘oude normaal’ hadden we ons leven redelijk in de hand, dachten we. We sloten wel onze ogen voor allerlei problemen zoals de migratie-ellende, veroorzaakt door ‘het zwaard, de honger en de pest’ (de Bijbelse drieslag die destijds migraties veroorzaakte). Er was een klimaatcrisis, veroorzaakt door de geïndustrialiseerde landen, maar het leek beheersbaar totdat vooral de jeugd de noodklok luidde (Greta Thunberg).
Door de lens van de huidige pandemie ziet het ‘nieuwe normaal’ er heel anders uit. Ik krijg weer meer gevoel voor wat Paulus in Romeinen 8 over de schepping schrijft. Hij verwijst naar het lijden van deze tijd in een schepping ten prooi aan zinloosheid. Ja, de schepping zit gevangen in de slavernij van de vergankelijkheid. Zij is als een vrouw in barensnood, bij wie de weeën maar niet ophouden. En het zijn wij mensen die de schepping aan dit lijden onderworpen hebben. Wij delen er ook zelf in. De politieke machteloosheid, de economische kwetsbaarheid en de psychologische schade waaraan wij mensen lijden is ongekend. Juist onze pandemische tijd maakt dit duidelijk. Waar gaat het naartoe met deze aarde en haar volheid?
Krijgt dat oude gezang van Van Lodenstein vandaag geen nieuwe actualiteit? Hier beneden is het niet! Oog omhoog en hart naar boven, vol verlangen naar de hemelse vreugde samen met onze Heer? Zegt Jezus zelf niet dat we schatten in de hemel moeten verzamelen? Ons hart is waar onze schat is: in de hemel dus! Ja, maar toch anders!
Bruidegom en bruid
In Openbaring 22:20 horen we Jezus zijn bruid beloven: ‘Ja, ik kom spoedig.’ Waarop zij antwoordt: ‘Amen. Kom, Heer Jezus.’ Het lijden van de tegenwoordige tijd dwingt me eens te meer om uit te zien naar de terugkomst van Jezus naar deze aarde, om haar definitief te vernieuwen en bewoonbaar te maken voor allen die zijn naam belijden. Geen hemelverlangen dus, maar wel een verlangen naar de beloofde toekomst voorbij de begrenzingen van ons verstand en ons vermogen.
Wij kunnen de weeën van de schepping niet keren, wij kunnen de gebrokenheid van het bestaan niet helen. Maar wij kijken er ook niet van weg omhoog. Samen met ‘allen die deugen’ steken we de handen uit de mouwen om te doen wat onze hand vindt om te doen. Zowel persoonlijk als samen in kerk, staat en maatschappij proberen we iets te laten zien van wat God met deze wereld bedoeld heeft.
Houden we dat vol tot Jezus’ terugkomst? We verheffen onze harten tot Hem die in de hemel zit aan Gods rechterhand. Daar komt onze hulp op aarde vandaan. Onze schat is immers in de hemel!
Ds. Bob Wielenga is emeritus predikant van de NGK Kampen en woonachtig in Zuid-Afrika.