Bijbel en evolutie
- Blog
We kunnen niet alles lezen wat de moeite waard is. Ieder kiest wat hem of haar interesseert. Literatuur over schepping en evolutie heb ik zelden gelezen. De verhitte debatten tussen creationisten en evolutionisten sinds de publicatie van VU-bioloog Jan Lever in de jaren zestig stonden me tegen. Hoe belangrijk het gesprek over geloof en wetenschap ook is, ik liet het graag aan anderen over. En sinds ik in Zuid-Afrika werk, is de thematiek vrijwel helemaal uit mijn aandachtsveld verdwenen. Het is een typische geloofshobbel voor westerse christenen; in Afrika hebben de gelovigen wel andere problemen aan hun hoofd.
Toch heb ik het laatste boek van professor Henk G. Geertsema gelezen: Bijbel en evolutie. Blijvend conflict of verrassende ruimte (Buijten en Schipperheijn Motief). De auteur ken ik persoonlijk en verschillende van zijn publicaties heb ik gelezen. Dit is dan ook de enige reden waarom ik me, laat in mijn leven, in deze materie heb verdiept.
Zou het zo kunnen zijn?
De kracht van Geertsema’s boek ligt voor mij in zijn minutieuze aandacht voor alle teksten in het Oude en Nieuwe Testament die voor het bekende conflict tussen schepping en evolutie in aanmerking komen. En dat zijn er nogal wat. Bekende teksten uit Genesis 1-11 komen aan de orde, maar ook Romeinen 5 bijvoorbeeld, waar het over de eerste en de tweede Adam gaat. Hij ziet ruimte om de evolutietheorie in te passen in het grote verhaal van de Bijbel. We moeten dan natuurlijk wel beseffen dat die theorie niet een allesomvattende verklaring geeft van het ontstaan en de ontwikkeling van de geschapen werkelijkheid, hoeveel verantwoorde kennis zij ook heeft opgeleverd en waarvan ook gelovige wetenschappers gebruikmaken.
De schepping, het paradijs, Adam en Eva en de erfzonde, de zondvloed, en nog meer: het komt allemaal voorbij in een weldoordacht betoog dat voor een geïnteresseerd lezerspubliek goed toegankelijk is. Geertsema werkt niet met ‘zo is het!’, maar met ‘zou het zo kunnen zijn?’. Zo neemt hij je als lezer mee in zijn gedachtegang, die goed te volgen blijft, ook omdat hij steeds de verschillende onderdelen afsluit met samenvattingen en (voorlopige) conclusies.
In een nawoord vertelt hij over zijn motivatie om dit boek te schrijven. Vanuit zijn persoonlijke verbondenheid met de levende God wilde hij nagaan of de evolutietheorie inderdaad in conflict komt met de Bijbel als het gezaghebbende Woord van God. Er blijven vragen over, maar dit boek heeft mijn inzicht in de Bijbel verdiept. Lezing ervan was goed bestede tijd.
Kennishorizon
Een term die ik vaak tegenkwam, was kennishorizon. In de Bijbel spreekt God mensen gezaghebbend aan door zijn boodschappers. In eerste instantie was dat Israël, maar Hij richt zich ook tot ons vandaag. Die boodschappers waren profeten en apostelen, en heel speciaal Jezus zelf. Maar ik zou er de vaak anonieme Bijbelschrijvers aan willen toevoegen. Via hen wil God een relatie van liefde en vertrouwen met mensen, geschapen naar zijn beeld, aangaan. Daar gaat het ten diepste om in de Bijbel.
Maar Gods boodschap werd, eerst mondeling en daarna ook schriftelijk, door mensen ontvangen en doorgegeven die kinderen van hun eigen tijd waren. Ze leefden in de wereld van het oude Nabije Oosten, te midden van machtige culturen met hun mythen en tradities. Dat bepaalde de horizon van wat ze konden weten over de wereld. De aarde was voor hen toen nog plat en de ons bekende wereld bestond voor hen grotendeels nog niet. De schepping in drie verdiepingen – water boven de aarde, de aarde zelf, en water onder de aarde – was niet slechts ervaringskennis waar wij vandaag ook nog wel iets mee kunnen. Nee, zo zat de wereld voor hun besef echt in elkaar.
Binnen deze, vanuit onze optiek, beperkte kennishorizon en met dit gedateerde wereldbeeld droeg God zijn boodschappers op zijn heilbrengende boodschap over te dragen, wat dus in geschreven woorden werd omgezet. Dat konden zij niet anders doen dan als kinderen van hun tijd.
Vanzelfsprekend was voor hen de schepper van hemel en aarde de God van Israël. Dat had gevolgen voor hun geloof in deze God en voor hoe zij Hem moesten dienen. Hun verhaal over de schepping (Genesis 1-2) werd beïnvloed door de kennis die zij met hun buurvolken deelden over het ontstaan van de schepping, zoals in allerlei mythen overgeleverd werd, hoe radicaal verschillend het scheppingsverhaal in Israël er ook uitzag. Hoe God schiep, wordt binnen de toenmalige kennishorizon van Israël verteld en heeft voor ons geen gezag meer. Dat God schiep en wat dat betekent voor zijn relatie met de wereld en met ons, is de gezaghebbende boodschap van Genesis 1-2, waaraan we ons als gelovigen in vertrouwen overgeven. We krijgen geen wetenschappelijke maar geloofsinformatie in de Bijbel, die in leven en sterven beslissend voor ons is.
Kortom
Geertsema probeert met zijn Schriftonderzoek de grenzen aan te geven van die kennishorizon. Wat daarbovenuit stijgt, is voor ons vandaag normatief als Gods Woord. In een volgende blog geef ik een voorbeeld van wat dit betekent voor Adam en Eva als eerste mensen en voor de erfzondeleer.
Ds. Bob Wielenga is emeritus predikant van de NGK Kampen en woonachtig in Zuid-Afrika.