Waren Adam en Eva de eerste mensen op aarde?

Bob Wielenga | 9 september 2021
  • Blog

Ik herinner me nog het theologische kabaal dat losbarstte in de jaren zestig toen H.M. Kuitert de gedachte lanceerde dat we Adam niet moeten zien als eerste mens. Hij wilde hem handhaven als leermodel, omdat anders de Bijbelse boodschap niet goed te begrijpen viel. Denk aan de leer van de erfzonde.

We zijn een halve eeuw verder, ook in ons nadenken over hoe we de Bijbel moeten lezen. Zal Henk Geertsema’s uitleg van Genesis 1-3 even veel losmaken als destijds Kuiterts opvatting over het ‘in den beginne’? Het grote verschil tussen beiden is dat Kuitert vrijzinnig werd, terwijl Geertsema orthodox gebleven is en de traditionele, kerkelijke leer inhoudelijk onderschrijft.

Adam als leermodel?

Henk Geertsema wil vanuit de Bijbel duidelijk maken dat de verklaring van de evolutietheorie over het ontstaan van de aarde niet in conflict komt met wat de Bijbel ons daarover vertelt. In principe is er geen conflict, maar ruimte! Zie de titel van zijn pas (2021) uitgegeven boek Bijbel en evolutie. Blijvend conflict of verrassende ruimte.

Maar Adam en Eva dan? In Genesis worden ze toch voorgesteld als personen die echt geleefd hebben aan het begin van de geschiedenis? Dat kan volgens de evolutietheorie toch niet? Mensen komen voort uit mensapen. Wat vindt Geertsema hiervan? Ik geef een voorbeeld van de talrijke argumenten die hij voor zijn visie aandraagt dat Adam en Eva niet letterlijk de eerste mensen op aarde waren.

De naam ‘Adam’ als eigennaam komt zelden in het Oude Testament voor. In 1 Kronieken 1:1 komen we hem tegen als de eerste naam in de volgende geslachtslijsten. De schrijver zal binnen zijn kennishorizon Adam vast als de naam van de eerste mens op aarde hebben gezien. Maar daar gíng het hem niet om. Zijn bedoeling was om aan te geven dat de geschiedenis van God met de mensen teruggaat achter Abraham en niet tot Israël beperkt is. Alle volken zijn ingesloten in het heilsplan van God.

De vermelding van Adam bevat geen normatieve informatie voor de gelovige wetenschapper. De boodschap, die nog altijd gezaghebbend is voor ons vandaag, betreft de wereldwijde omvang van het heil. Daarover gaat het in ons geloof, of Adam nu wel of niet echt geleefd heeft.

De erfzondeleer

Maar heeft dit geen gevolgen voor de traditionele, kerkelijke erfzondeleer? Paulus schrijft in Romeinen 5:12 toch dat zoals ‘in Adam’ allen gezondigd hebben, zo worden allen ook ‘in Christus’ (de tweede Adam) verlost en verzoend met God? Inhoudelijk heeft Geertsema geen moeite met de erfzondeleer. Dat wijst er al op dat bij hem de wetenschap het geloof niet overheerst. Voor evolutionisten is deze leer natuurlijk onzin.

Geertsema handhaaft de doorgaande Bijbelse boodschap vanaf Genesis 3 dat wij mensen van nature slecht zijn en toch verantwoordelijk blijven voor het kwaad dat we doen. Daaruit moeten we bevrijd worden door Christus, willen we ervan af kunnen komen. De boodschap van Romeinen 5 blijft recht overeind staan, maar de vorm waarin zij gegoten is niet.

Men ging er binnen de Joodse kennishorizon van Paulus’ dagen zonder meer van uit dat het ‘in Adam’ sloeg op de eerste mens die de naam Adam droeg. Wij vandaag mogen binnen onze kennishorizon onderscheiden tussen de vorm en de inhoud van de tekst.

Natuurlijk blijven er vragen over. Sinds wanneer konden mensen verantwoordelijk gehouden worden voor het kwaad dat ze doen? Al zijn er, ook in Genesis 1, overeenkomsten tussen dieren en mensen, dieren worden niet verantwoordelijk gehouden voor wat ze doen. Ze zijn ook niet naar Gods beeld geschapen, Genesis 1:26-28. Maar wanneer verscheen de mens dan voor het eerst als beeld Gods op aarde? Kan er in dat miljarden jaren durende evolutieproces een moment worden aangewezen: toen en daar waren er behalve mensapen ook mensen in de Bijbelse zin van het woord?

Geertsema meent dat we dat moment niet kunnen aanwijzen. Op een gegeven moment, hoe lang geleden ook, was er moreel besef onder de mensen. Hij schrijft een interessant hoofdstuk over de algemene Godskennis onder de volken buiten Israël. Al dienden ze God niet zoals dat van Israël verwacht werd, het besef van goed en kwaad was terdege aanwezig. Hij bespreekt in dit verband Genesis 4-6, de tijd van Kaïn tot de zondvloed: het ging van kwaad tot erger en eindigde met Gods berouw dat hij de mensen gemaakt had, Genesis 6:5-6. In de Bijbel houdt God mensen verantwoordelijk voor hoe ze zich in zijn schepping gedragen.

We zouden ons niet zo druk moeten maken, is mijn conclusie, over het hoe en wanneer van de zondeval en zijn gevolgen maar wel over het feit dat ook wij, zoals alle mensen, zondaren zijn die Jezus Christus als heiland nodig hebben. Deze nood is niet afhankelijk van een al dan niet historisch dateerbare zondeval van de eerste mensen.

Ten slotte

Geertsema leest de Bijbel anders dan wij van huis uit gewend zijn in onze kringen, als het over Bijbel en evolutie gaat. Maar hij is er niet op uit om het geloof van de kerk van alle eeuwen te ondermijnen. In tegendeel, hij helpt ons om ons ‘heilige geloof op te bouwen’ (Judas 1:20) te midden van alle verwarring die deze discussie veroorzaakt.

Over de auteur
Bob Wielenga

Ds. Bob Wielenga is emeritus predikant van de NGK Kampen en woonachtig in Zuid-Afrika.

‘Hij schenkt zijn lieveling slaap’

‘Hij schenkt zijn lieveling slaap’

Klaas de Vries
  • Beschouwing
  • Thema-artikelen
Drie generaties ‘rust’ in je leven

Drie generaties ‘rust’ in je leven

Elze Riemer
  • Reportage
  • Thema-artikelen

Reageer op dit bericht

Meld je aan voor onze gratis nieuwsbrief