Gods verlossingswerk voor de armen
- Opinie
- Thema-artikelen
In 2 Korintiërs 3:2-3 staat dat de gemeente een enthousiasmerende aanbevelingsbrief van Christus behoort te zijn die voor iedereen te zien en te lezen is. Stel dat iemand die Christus nog niet heeft leren kennen op zondagochtend langs een willekeurige gereformeerde kerk in Nederland wandelt, wat leest zij of hij dan in die aanbevelingsbrief?
Gaat op zondagochtend bij u in de kerk iedereen netjes gekleed – zeker de wat oudere mensen die naar binnen schuifelen? Een keurige das, de haren gekamd, een speldje of glimmende broche op de revers. En het wagenpark op de aangrenzende parkeerplaats, glimt dat niet evenzo? Kerkgangers hebben het goed voor elkaar, zo schijnt het de argeloze voorbijganger toe. In hun aanbevelingsbrief staat misschien wel met sierlijke letters de volgende tekst geschreven: ‘Vertrouw bij je werk op de HEER, en je plannen zullen slagen.’ (Spreuken 16:3)
Tijdens een dienst zal deze eerste indruk vaak worden bevestigd. In de liederen en preken vormen opbeurende zaken als ‘geluk’, ‘hoop’ en ‘het slagen van onze plannen’ (‘zegen’?) regelmatig het centrale thema. Dit wordt soms afgewezen als symptoom van een al te ‘therapeutisch’ godsbeeld, maar het gaat hier om belangrijke bijbelse zaken. Ook Psalm 1 bezingt dat alles wat een mens die dicht bij God leeft doet, tot bloei komt (vers 3). Gods zegenende betrokkenheid op Gods schepping en op de mens in het bijzonder is een rode draad door de Bijbel heen.
Bevrijdingstheologie
Toch moet het niet bij deze eerste indruk blijven. In gereformeerde kerken klinkt immers ook de boodschap dat niemand het echt goed voor elkaar heeft, ook kerkgangers niet. Het evangelie richt zich tot zondaars, tot mensen die fouten maken – ja, die zelfs ‘zondig en schuldig ter wereld zijn gekomen’, om met de eerste doopvraag te spreken. Wat betekent dit in de praktijk? In veel prediking was (en is) die zondige staat vooral een geestelijke werkelijkheid. Hierdoor ging ‘verlossing’ ook vooral over een geestelijk leven na deze aardse werkelijkheid: de beruchte pie in the sky, een belofte van de hemel terwijl aan de ellende van de aardse werkelijkheid niets gedaan wordt.
Van niets iets maken is de stijl van God
Vanuit de sloppenwijken in Latijns-Amerika, waar diepe armoede garant staat voor een leven van ondervoeding, ziekte, geweld en een ontijdige dood, hebben christenen zo’n al te geestelijke interpretatie van het evangelie nadrukkelijk in twijfel getrokken. In dit continent is de ‘bevrijdingstheologie’ ontstaan. Aangezien het Griekse woord sotèria, vaak vertaald met ‘verlossing’ of ‘heil’, ook vertaald kan worden als ‘bevrijding’, stellen deze bevrijdingstheologen dat het evangelie eerst en vooral over deze aardse werkelijkheid gaat. Het evangelie verkondigt niet alleen verlossing van zonde, maar in het bijzonder bevrijding uit nood die het gevolg is van de zonde, zoals Gods bevrijding van het slavenvolkje Israël uit Egypte.
Straatkrantverkoper
De armen en verdrukten van deze wereld hebben het meest te winnen bij zulke bevrijding. Volgens de bevrijdingstheologen gaat Gods hart in de eerste plaats naar hen uit: ‘Luister, geliefde broeders en zusters: heeft God niet juist hen die naar wereldse maatstaven arm zijn, uitgekozen om rijk te zijn door het geloof en deel te krijgen aan het koninkrijk dat Hij heeft beloofd aan wie Hem liefhebben?’ (Jakobus 2:5) Die armen zijn niet alleen de economisch onderbedeelden, maar vertegenwoordigen alle mensen die bij de samenleving niet in tel zijn: de naamlozen en onzichtbaren. Om de armen lopen wij bij voorkeur met een boogje heen, zoals de straatkrantverkoper, die dakloze of een economische vluchteling.
Juist voor en via deze mensen ontvouwt God de grote reddingsoperatie waarvan de Bijbel getuigt. Juist deze mensen zijn daarmee Gods aanbevelingsbrief bij uitstek (vergelijk Matteüs 25:31-46). In Gods verlossingswerk voor de armen schijnt helder door wie God is en wat God doet. Mensen die niemand zag staan, krijgen bij God opeens een naam (vergelijk Lucas 16:19-31). Van niets iets maken – vanaf het allereerste begin is dat de stijl van God. Dat staat kernachtig en scherp beschreven in 1 Korintiërs 1:28-29: ‘Wat in de ogen van de wereld onbeduidend is en wordt veracht, wat niets is, heeft God uitgekozen om wat wel iets is teniet te doen. Zo kan geen mens zich tegenover God op iets beroemen.’
Armoede is dan ook niet intrinsiek nastrevenswaardig, anders kan iemand zich daar weer op beroemen. Het gaat niet om iets waar wij trots op kunnen zijn, maar om wat God doet. God bevrijdt uit armoede en slavernij, uit het niets van kruis en graf schept God een doorgang naar het nieuwe leven. Door aandacht te vragen voor Gods voorkeur voor de armen openen bevrijdingstheologen de ogen voor de ongekende diepte en rijkdom van het evangelie, van de ongekende reikwijdte van de bevrijding die God voor ogen staat.
Kerkbanken
De vraag is niet alleen: wie hebben te winnen bij Gods voorkeur voor armen en verdrukten?, maar ook: wie hebben te verliezen? De kerkbanken in Nederland worden voor een aanzienlijk deel bevolkt door mensen die alles te verliezen hebben.
In de Bijbel zijn het juist de rijken – zoals iemand ergens schreef: ‘Dat zijn vandaag alle mensen die, laten we zeggen, bijvoorbeeld een auto bezitten’ – die maar weinig moeten hebben van een God die een voorkeur heeft voor de armen en het nietige (vergelijk Lucas 14:7-24).
De kerkbanken worden grotendeels bevolkt
door mensen die alles te verliezen hebben
Dit gaat verder dan dat veel rijkdom bestaat dankzij de onderdrukking van armen of, in meer actuele termen, uitbuiting van bijvoorbeeld kinderen voor goedkope telefoons en T-shirts (vergelijk Jakobus 5:4). Mensen die iets hebben zijn kwetsbaar voor de verleiding van het verlangen naar meer (vergelijk Lucas 12:15-21). In aardse rijkdom schemert zoiets door van de menselijke zucht naar zelf de baas te zijn als een tastbaar houvast (vergelijk Genesis 3:5).
Rijkdom maakt het zo mensen moeilijk om volmondig te beamen dat zij hun vertrouwen enkel en alleen op God stellen. Niet voor niets waarschuwt Jezus dat mensen niet èn God èn het geld kunnen dienen (Matteüs 6:24). ‘Het is gemakkelijker voor een kameel om door het oog van een naald te gaan dan voor een rijke om het koninkrijk van God binnen te gaan.’ (Lucas 18:25)
Weerspiegeling
Er zijn allerlei manieren om deze scherpe uitspraken op afstand te houden. Misschien zijn ze inmiddels zo vertrouwd dat ze überhaupt niet echt meer doordringen. Of misschien wilt u wel tegenwerpen dat toch lang niet iedereen in de kerk bemiddeld is. Dat is waar: niet alle armoede of onderdrukking is even zichtbaar en ook de gereformeerde kerken kennen leden die minder bedeeld zijn. Bovendien, Nederland is als geheel een rijk land, dan is het toch niet gek dat dit ook in de Nederlandse kerken weerspiegeld wordt? Ook dit klopt.
Gods voorkeur
Wat misschien het meeste wringt: als de argeloze voorbijganger uit de inleiding van dit artikel een hele dienst bijwoont, dan ziet zij of hij toch ook een gemeente die via de collecte uitdeelt wat zij aan rijkdom ontvangen heeft? Ook in gereformeerde kerken worden tal van initiatieven ontplooid om armen en verdrukten te helpen, van inloophuizen tot koffieochtenden en van steun aan voedselbanken tot schuldhulpverlening. Dat zijn geweldige initiatieven die iets weerspiegelen van Gods voorliefde voor mensen in de marge van de samenleving – hiervan mag niets worden afgedaan.
Maar raken deze tegenwerpingen uiteindelijk de kern wel voldoende? Het evangelie gaat dieper dan filantropie, dieper dan het helpen van behoeftigen buiten de kerk. Juist daar, bij de verdrukten, ligt Gods hart. Daar wil het evangelie bevrijdend doorbreken en zich een gemeente vormen. Alles staat zo op het spel. Een zeker hooggeplaatst persoon moest volgens Jezus ‘alles’ opgeven om deel te krijgen aan het eeuwige leven en kon dat niet, want hij was ‘zeer rijk’ (Lucas 18:18-23). In de ontmoeting met Jezus besloot Zacheüs kapitalen weg te geven om recht te zetten wat hij had misdaan (Lucas 19:1-10).
Is dat evangelie echt terug te zien in de kerkbanken waar ook ik, compleet met das en glimmende dasspeld, het liefste hoor over genade die mijn portemonnee als het even kan buiten beschouwing laat? Als God een voorkeur heeft voor de verdrukten en als rijkdom zo’n belemmering kan zijn voor het binnengaan van het koninkrijk, dan moeten wij ons de vraag stellen of onze kerken op dit punt echt een enthousiasmerende aanbevelingsbrief van Christus zijn.
Het promotieonderzoek van Pieter Dirk Dekker richt zich op de theologische verbinding tussen armoede en uitverkiezing.
- Als jouw kerk een aanbevelingsbrief van Christus is; wat zou een voorbijganger dan in jullie brief lezen?
- Vergelijk het verhaal van de rijke jongeling (Lucas 18:18-30) met het verhaal van Zacheüs (Lucas 19:1-10). In wie herken jij je het meest?
- Lees Jakobus 2. Waarom spreekt Jakobus aan de ene kant over onpartijdigheid (vers 1) en aan de andere kant over Gods voorliefde voor de armen (vers 5).
- Vormt God zich ook in jouw woonplaats een gemeente onder de armen? Hoe zou jouw kerk daaraan kunnen bijdragen?
- ‘Het evangelie gaat dieper dan filantropie.’ Waaraan kun je dat in het leven van Jezus zien? Wat betekent dit voor onze navolging van Jezus?
Pieter Dirk Dekker is promovendus theologie aan de VU Amsterdam.