‘Ik weet: de Heer is overal’
- Algemeen
- Ontmoeting
Op een koude, zonnige dag, ontmoet ik de 95-jarige heer Tjerk Tjerkstra in zijn huis in Amsterdam. Een wit vrijstaand huis, gelegen aan het water, waarin hij samen met zijn oudste dochter woont. In dit huis hield de heer Tjerkstra jarenlang zijn huisartsenpraktijk. Het doet bijna dorps aan: een huisarts die praktijk houdt aan huis. Wat drijft deze man?
‘Ik ben altijd met mensen bezig geweest. Zorgen voor anderen is mijn goddelijke roeping. Eerst dacht ik dat ik bijbelvertaler zou worden. Ik was altijd goed met talen en mensen zeiden: dat is echt een beroep voor jou. Maar ik voelde dat ik toch meer met mensen wilde doen. Zo ontstond het verlangen om tropenarts te worden in de zending, naar het voorbeeld van Albert Schweitzer. Daarom koos ik voor geneeskunde. Door mijn huwelijk heb ik mijn plannen gewijzigd en ben ik huisarts geworden. Mijn vrouw zei altijd: “Je hebt je tropenjaren in Amsterdam gekregen.”
‘Mijn vrouw is negen jaar geleden overleden. We ontmoetten elkaar in onze studententijd, zij was een paar jaar ouder dan ik. Haar manier van redeneren sprak me erg aan. Ze studeerde rechten om in de diplomatieke dienst te gaan werken in het buitenland. Toen kreeg ik een droom, waarin een duidelijke stem sprak: “Tjerk, deze vrouw heb ik voor jou uitgekozen, trouw haar en wees gelukkig met haar.” Is dat wel reëel, dacht ik, of was het een gewone droom? We waren vrienden, ik kon dat niet zomaar tegen haar zeggen. Na een tijdje vond ik de moed om haar te vragen: “Wat zou je ervan vinden om samen verder door het leven te gaan? Ik zou je best willen trouwen.” Ze keek me heel verbaasd aan: “Tjerk, daar heb ik nog geen moment aan gedacht. Geef me veertien dagen de tijd om hierover na te denken.” Ze wist dat ze haar eigen toekomstplannen moest loslaten als ze met mij zou trouwen. Na drie dagen belde ze me op om te zeggen: “Ik doe het.’’
Politie
Sprak God vaker tegen u in een droom?
‘Ook het einde van mijn praktijk kwam door een droom. Ik hoorde: “Het wordt tijd dat je de praktijk beëindigt, want ik heb ander werk voor je te doen.” Mijn vrouw moedigde me aan om aan Gods stem gehoor te geven. Ik vond een opvolger die op een andere locatie in de wijk mijn praktijk zou voortzetten. De overname was afgerond, toen in het weekend een agent voor de deur stond. “Nee, wij zijn uit de praktijk,” zei mijn vrouw, “de opvolger zit verderop.” Maar de agent bleek uit Apeldoorn te komen met verschrikkelijk nieuws.’
Het gesprek stokt even, zijn ogen schieten vol. Hij herpakt zich: ‘Mijn dochter woonde met haar gezin in Apeldoorn. Ze waren met de auto tegen een boom gevlogen. Mijn dochter en schoonzoon waren overleden, hun oudste kind lag in het ziekenhuis. De jongste twee waren opgevangen door de politie. Dat was een klap. Maar ergens was er iets voorbereid, omdat ik al een stem had gehoord: “Ik heb ander werk voor je te doen.” Toen wist ik wat het werk was: mijn kleinkinderen opvangen. Zij waren in de basisschoolleeftijd en kwamen bij ons wonen. Totdat mijn jongste dochter zei: “Het wordt jullie te veel.” Zij is met haar gezin hier in huis komen wonen om te helpen en de opvoeding van onze kleinkinderen op zich te nemen. Het huis is ruim genoeg.’
‘We hebben vier dochters gekregen en als laatste een zoon. Inmiddels woont onze oudste dochter bij mij om voor me te zorgen.’ Op dat moment komt dochter Annemarie binnen om koffie en thee te brengen. Zij zegt, met een liefdevolle blik naar haar vader: ‘Dat was ook wel nodig,’ en tegen mij: ‘Toen we als laatste een broertje kregen, zeiden wij zussen altijd: daar is eindelijk de stamhouder.’ Tjerkstra knikt. ‘We hebben ook nog een kleinkind geadopteerd. Een meisje met Downsyndroom dat een hartafwijking had. De biologische ouders wilden niet voor haar zorgen en zo kwam het dat een ander echtpaar haar adopteerde. Toen wij haar voor het eerst zagen, noemde ze ons opa en oma. Wij zijn dus door haar geadopteerd als grootouders. Haar adoptieouders baden om genezing van haar hartafwijking, en ze genas! De arts in het ziekenhuis moest constateren dat ze volledig genezen was. Nu is ze volwassen en leeft ze in een woonvoorziening.’
Het schopje van Mozes
U vertelde dat u graag zorgt voor mensen. Wat beweegt u om dat te doen?
‘Zoals ik al zei, het is de roeping van God. De beweegredenen van de heilige Geest weet ik niet. Ik voel met mensen mee. Zo kwam het dat ik ook naast mijn praktijk voor mensen zorgde. Samen met het echtpaar Boiten was ik bijvoorbeeld betrokken bij het opzetten van de Kruispost, een inloopkliniek in Amsterdam-centrum. Want met het sluiten van het Binnengasthuis verdween de Eerste Hulpvoorziening uit de binnenstad. Daar ging ik elke maandag heen om patiënten te zien.
Ook werd ik regelmatig gebeld door de vereniging Tot Heil des Volks, voor medisch advies als zij de huisarts niet konden vinden. Zij vingen thuislozen en verslaafden op. Daarnaast raakte ik betrokken bij een boot van stichting Jeugd met een Opdracht, waar ik weleens hulp verleende. Ik ben zelfs eens bij hun basis in Heidebeek geweest toen daar een tyfusepidemie was uitgebroken. Daar heb ik voor het eerst mijn ‘preek’ gehouden over het schopje van Mozes.’ Bij die herinnering lacht Tjerkstra: ‘Tyfus wordt veroorzaakt door salmonella en verspreidt zich via de ontlasting. In Deuteronomium staat dat het volk hun ontlasting moest begraven met een schopje. Een heel bijbels voorbeeld van hygiëne dus.’
Waarom bent u huisarts geworden?
‘Ik las een boek van Anton Coolen over een andere Fries, de arts Tjerk van Taeke. Deze romanfiguur is gebaseerd op de arts Jacob Wiegersma en wordt als held geprezen. Hij belooft bijvoorbeeld om bij een bevalling te zijn, maar door hoog water is het levensgevaarlijk om deze patiënt te bezoeken. Desondanks steekt hij het water over. Die heldhaftigheid van mijn naamgenoot sprak mij aan.
‘De heldhaftigheid van mijn naamgenoot sprak mij aan’
Als arts heb ik altijd de eed van Hippocrates willen naleven. Het is belangrijk dat ik patiënten goed informeer over de voor- en nadelen van een behandeling en aan hen de keuze laat, tegenwoordig noemen we dat informed consent. Ik heb altijd mijn vrijheid gewaardeerd om de behandeling te kiezen die het beste past. Nu zie ik dat er vooral protocollen worden nagevolgd zonder ruimte voor maatwerk, dat vind ik jammer.
Toen ik student was, moest ik in militaire dienst. Het was vlak na de oorlog en we werden rücksichtslos naar Indonesië gestuurd om de onafhankelijkheid te onderdrukken. Na drie maanden diensttijd werd ik naar huis gestuurd: “Als je straks afgestudeerd bent, hebben we je nodig als arts.” Hierdoor hoefde ik niet mee in deze koloniale oorlog. Na mijn diplomering heb ik in het leger als arts gediend. Daarna ging ik werken bij een huisarts om het vak verder te leren. Ik kon mijn eigen praktijk beginnen toen de wijk Osdorp werd ontwikkeld. Het was de tijd van de verzuiling, elke woningbouwvereniging had zijn eigen signatuur. Ook de Protestantse vereniging zocht een arts voor deze wijk. Eerst had ik vooral gereformeerde patiënten, later ook een deel uit de katholieke kerk. Mijn vrouw heeft een reëel aandeel in het werk in de praktijk gehad en kende ook alle patiënten. Haar intuïtie was voor mij van grote waarde.’
Radicaal
Uw vrouw is overleden. Was zij ziek?
‘Direct na een tamelijk eenvoudige knieoperatie kreeg ze een hersenbloeding. Pas de volgende ochtend werd dat geconstateerd. Toen ik haar in coma zag, zei ik: “Lieve Heer, neem haar maar.” Maar langzaamaan kreeg ik het gevoel dat er nog wel leven was. De revalidatie gaf verbetering. Ze kon niet lopen en zat in een rolstoel. Ook kon ze niet goed meer spreken, wel neuriën. Later vertelde ze dat ze een bijna-doodervaring had. Haar ziel kwam los van haar lichaam, ging door het dak van het ziekenhuis de hemelse werkelijkheid in. Ze wilde graag haar overleden kinderen zien, maar ze kwam haar vader tegen. Hij zei: “Je moet terug, het is je tijd nog niet.” Ze is elf jaar invalide geweest. Ik had gehoopt dat ze helemaal zou herstellen, maar dat gebeurde niet. We konden nog wel enkele keren op vakantie, dan genoot ze.’
Uw leven was niet altijd gemakkelijk. Wat hield u staande als het moeilijk was?
‘Ik kreeg kracht van boven. Ook ik heb de ‘donkere nacht van de ziel’ ervaren, het gevoel dat alle contact met God afgebroken was. Dan dacht ik: “Alles is onzin wat ik heb geloofd, ik breek er radicaal mee. Ik doe niets meer met het geloof.” Voor ik ging slapen, kwam de Heer terug en ik wist: ik ben niet alleen. God zegt dat vaak tegen mij: “Je bent niet alleen.” Dat is zo’n troost als ik verdrietig ben. Voordat ik ga slapen, hoor ik dan zijn stem. Ik weet: de Heer is overal, Hij laat me niet vallen uit zijn handen. Natuurlijk heb ik fouten gemaakt in mijn leven. Maar die ben ik gelukkig vergeten’, lacht hij, ‘een voordeel van de ouderdom. Ik kijk met dankbaarheid terug.’
U wordt nu verzorgd, geniet u van uw huidige leven?
‘Ik ben nog fit genoeg. Als ik zo blijf, wil ik wel honderd worden. Mijn wens is dat het een goed afscheid mag zijn als ik ga. Dan mag ik Jezus ontmoeten, mijn vrouw en kinderen weer zien. Zelfs David zei dit al, voor Jezus’ komst: “Absalom komt niet terug, maar ik zal hem weerzien.” In de hemel denk je anders, hemels. Het is een verrassing die ons wacht.
Ik ben dankbaar dat ik goed verzorgd word, ik weet dat dit erbij hoort als ik ouder word. Waar ik kan, probeer ik er ook nog voor anderen te zijn. Soms bezoek ik oud-patiënten die aan huis gebonden zijn. Of de maandelijkse bidstond als ik me goed genoeg voel. De kerkdienst bezoeken lukt me niet altijd. Van mijn leeftijd komt ook niemand meer. Maar ik kan de dienst ook via internet volgen.
Wat ik vooral merk, is dat ik vervreemd van de tijd, ik leef te veel in het verleden. Als het vroeger licht is, ga ik graag een ochtend per week naar de bejaardengym. Daar ben ik de oudste, de gemiddelde leeftijd is zeventig jaar. De gezellige gesprekken houden me bij de tijd. Toen ik 95 werd, stond de hele club hier met ballonnen om mijn verjaardag te vieren,’ glimlacht hij.
Moe
Tjerkstra begint moe te worden van ons gesprek, we ronden af. Hij kondigt aan: ‘Ik wil graag nog met je bidden.’ We vouwen onze handen en dan spreekt de heer Tjerkstra een gebed uit waaruit zijn vertrouwelijke omgang met God blijkt. Als een vriend vraagt hij God om tot zegen te zijn in de tekst die ik ga schrijven en ‘dat ik mag weten wat in het artikel mag komen en wat ik achterwege mag laten’. Met die zegen verlaat ik het huis en loop ik de zonnige straat weer in.
Anke Nijdam is zelfstandig tekstschrijver.