‘De kerk zou een veilige haven moeten zijn’
- Interview
- Thema-artikelen
In haar jeugd was het geloof voor predikant Gerry Bos (1958) een veilige plek, een plek om te schuilen. Toen ze opgroeide verloor ze dat, om het later weer op het spoor te komen: ‘Dat je ervaart en voelt: God is er écht. Kon ik dat maar doorgeven.’
Wat heb je aan geloof ontvangen van de generatie voor je?
‘Mijn ouders hadden niet dat calvinistische over zich, wij mochten allerlei dingen die de echte calvinisten niet mochten. Ik heb daarin vrijheid ervaren in mijn geloof, ook al was de wereld verzuild toen ik jong was. Maar dat was een verzuiling die er alleen op zondag was, doordeweeks speelde ik met iedereen, uit welke kerk ze ook kwamen. Toen ik tien was, ging ik al naar catechisatie; dat was het fijnste uurtje in de week. We waren met z’n zevenen, alle leeftijden bij elkaar; we zaten in een heel klein kerkje. Er zat ook een autistische jongen bij die af een toe een schreeuw gaf of zijn hoofd schudde, maar we zorgden allemaal voor hem. Er was een fijne sfeer, gezellig. Ik voelde me met iedereen verbonden in dat kerkje, iedereen hoorde er op dezelfde manier bij ongeacht zijn of haar achtergrond. We waren op elkaar betrokken. Ik kijk met plezier terug op de geloofsoverdracht in mijn jeugd, omdat die gepaard ging met verbinding en prettige mensen. Er was veel gedoe in ons gezin en zelf zocht ik de veiligheid in het binnen de lijntjes kleuren. In het geloof ervoer ik die veiligheid ten diepste: wat er ook gebeurt, ik ben kind van Jezus en Hij beschermt mij. Tijdens dat uurtje catechisatie werd dat voelbaar, waar ik dat thuis moeilijk kon ervaren.’
Heb je dat gevoel van veiligheid altijd gehouden?
‘Nee, met dat ik opgroeide, groeide ook mijn gevoel van vervreemding in de kerk. God kwam op afstand. Ik kon de rottigheid in de wereld niet rijmen met een goede God. Preken raakten nooit aan waarmee ik bezig was: aan mijn vragen, mijn leven. Ik ben zelfs theologie gaan studeren in de hoop eindelijk eens wat antwoorden te krijgen. Helaas kreeg ik die daar ook niet en stopte ik vroegtijdig met de studie. Ik werd verpleegkundige, raakte overspannen. Toen ik ergens op de bodem van de put een wandeling maakte, viel me een tekst binnen: God heeft de wereld niet tot een chaos geschapen (Jesaja 45:18). Er zit dus een bedoeling in, Hij is er, Hij is betrouwbaar en ik kan op Hem leunen – te midden van de chaos van het leven. Dat is een centraal moment voor mij geweest. Het geloof heeft me tijden niks gezegd en ik heb het geregeld geprobeerd los te laten. Maar op dat moment vond ik de verbinding met God weer terug.’
Je bent uiteindelijk toch predikant geworden. Wat wil je van wat je hebt meegekregen, doorgeven?
‘De kerk is altijd een lastige plek voor me gebleven. Ik heb uiteindelijk dertig jaar gewerkt voor de EO en eigenlijk was dat mijn echte kerk. Ik ervoer daar daadwerkelijke verbinding met de mensen om me heen, iedereen zocht naar een manier van geloven die midden in de weerbarstige, moeilijke werkelijkheid staat. Ik ging wel naar een kerk, maar dat was primair omdat ik die gemeenschap belangrijk vond voor mijn kinderen. Ja, ik ben predikant maar ik ben nog steeds op zoek. Want het geloof is niet iets dat alleen consequenties heeft voor je eigen leven: het werkt door op hoe we onze samenleving, economie en politiek inrichten. Tegelijkertijd kun je God niet alleen relevant maken vanuit een maatschappelijk besef. Dan kom je in een bevrijdingstheologie terecht waarin de vraag of Jezus echt heeft bestaan er veel minder toe doet. Je moet niet gaan rommelen met de waarheid van het Evangelie.’
U moet u inloggen om dit artikel te bekijken. Inloggen om toegang te krijgen.
Over de auteur
Elze Riemer
Elze Riemer is godsdienstwetenschapper en journalist.
Elze Riemer is godsdienstwetenschapper en journalist.