De vreemde boodschap van Hebreeën 13:14

Wim van der Schee | 10 januari 2015
  • Opinie
  • Thema-artikelen

‘Onze stad is niet blijvend, we zijn onderweg naar de stad die komt’, zegt Hebreeën 13:14. Maar hebben we enig idee wat dat betekent? Kunnen wij ons hier in het Westen wel inleven in deze woorden? Om eerlijk te zijn: nee, helemaal niet.

De woorden uit Hebreeën 13:14 zijn oude woorden, die van ver komen. Ze smaken naar bloed. Ze ruiken naar stof. Ze klinken naar een lap stof die klappert in de wind. Beelden uit Homs en Kobani klauwen zich naar boven. Zo is een stad niet blijvend.

Onderweg zijn zonder terug naar huis te kunnen: de woorden maken geen contact, ik mis de ervaring, ik mis het gevoel. (beeld Johanne de Heus)

Onderweg zijn zonder terug naar huis te kunnen: de woorden maken geen
contact, ik mis de ervaring, ik mis het gevoel. (beeld Johanne de Heus)

Andere beelden vallen vanachter aan. Een vluchtelingenkamp: dat is nog eens een stad die niet blijvend is. Verbijsterd in een deken op een Italiaans marineschip, er tussen de doden uitgeplukt: zo zien mensen eruit die onderweg zijn. Al sinds mensenheugenis.

Voor hetzelfde geld is Hebreeën geschreven door zo’n refugié, uitgeweken voor de legers van Vespasianus, die in het jaar 70 Jeruzalem van de kaart veegden. Zijn woorden komen van ver en ze voelen als zand in m’n eten. Knarsend wrijven ze me in: ik heb geen idee waar het hier over gaat. Ik weet gewoon niet wat onderweg zijn betekent.

En gelukkig maar. Gelukkig dat mij het lot bespaard is van deze mensen. Dank God dat wij niet zo zijn als zij. Hebreeën kon best eens net zo ver van mijn bed staan als die Syriërs met de dood in de ogen, die verderop een tijdelijk onderkomen hebben gevonden.

Is dat erg? Natuurlijk. Hebreeën heeft het over ‘ons’ en ‘wij’ en bedoelt alle christenen. Al vóór de auteur in hoofdstuk 13 alles op de spits drijft met deze woorden, staat zijn brief in het teken van onderweg zijn. De kerk is het trekkende Godsvolk, bezig het beloofde land binnen te gaan, waarheen Jezus Christus ons is voorgegaan. Het risico is achterblijven, terugvallen. Volhouden is de kunst. We worden ertoe aangemoedigd door een stadion levende overledenen die het gehaald hebben. Maar ik heb eerlijk gezegd gewoon geen idee. De woorden maken geen contact, ik mis de ervaring, ik mis het gevoel.

Rijksweg

Zelfs als ik de ervaring die ik wel heb inzet, lukt het me niet om contact te maken met deze woorden.

Voor de meeste Nederlanders is onderweg zijn vooral een vakantie-ervaring. Je weet het al wanneer je weggaat: waar we komen, zijn we maar even. Niemand blijft op zijn vakantieadres. Na jou komen andere gasten, andere huurders. Daar stel je je dan ook op in. Je geniet er eens extra van; tenslotte is het volgende week voorbij. En je bent voorzichtiger dan thuis; tenslotte is het niet van jou.

Wat je ook meemaakt, vakantie speelt zich uiteindelijk af op een parkeerplaats langs de rijksweg, met de lichtheid van onderweg zijn, onderweg toch weer naar huis.

Probeer dat vakantiegevoel maar eens te promoveren tot het besef waarmee je heel je leven leidt. Dat is wat Hebreeën hier doet met dat vluchtelingengevoel: ‘Onze stad is niet blijvend, wij zijn onderweg naar de stad die komt.’ Wij zijn mensen die losgehaakt zijn van onze ankers en nu op weg zijn. Zelfs de belangrijkste, de mooiste en de meest tragische momenten van ons leven zijn stopplaatsen onderweg. Meer niet. Probeer maar eens zo te denken.

Probeer je vakantiegevoel maar eens te promoveren tot het besef waarmee je heel je leven leidt

Fan

Het zou kunnen dat jij net de uitzondering bent, maar voor de meesten van ons geldt dat we dit vrome praat vinden, voor in de kerk of voor wanneer je tachtig wordt, maar niet voor het leven. Het kan toch simpelweg niet, leven alsof ons hele leven maar voor even is?

Ons huis, onze positie, alles wat nu van ons is, is juist van ons omdat het niet volgende week weer door een ander gereserveerd is. Alles in ons roept het uit dat ons werk, onze ambities en onze verantwoordelijkheden echt wel meer zijn dan wat gedoe op een treinstation waar je overstapt. Wie voelt zich nog serieus genomen als onze pijn, onze angst en onze boosheid neergezet worden als iets wat zich afspeelt aan zo’n bank-tafel bij een openbaar toilet, waar je even eet, je opfrist, een spelletje doet en hup, weer verder gaat?

Zelfs als je iemand kent die dit kan – iemand die de genade heeft gekregen om iets van die vakantiesfeer om zich heen te hebben: een bodem van blijdschap en ontspanning, voorzien van zorgeloze voorzichtigheid, van delen en uitdelen, van laten merken dat er maar één ding nodig is — zelfs dan blijft het vreemd. Misschien net wat minder vreemd dan die opgedoken buitenlanders, maar vreemd genoeg.

Normale mensen wíllen hun leven hier helemaal niet zo laten relativeren. We willen God kunnen dienen door goed ons werk te doen, en gelijk hogerop te komen. We willen als christenen voor vol worden aangezien en iets neerzetten in ons leven wat blijft. We willen kunnen genieten van Gods goede schepping en zijn bij voorbaat fan van iedereen die uitlegt dat Gods koninkrijk hier begint en over deze aarde gaat. Van Jezus volgen in zijn vernedering buiten de stad hebben we al jaren niets meer gehoord. Alles wat niet eindigt met een goed glas wijn, thuis rond de open haard, kan niet door God gezegend zijn.

Er is geen weg terug, er is alleen een weg vooruit, zonder te weten waar je komt. (beeld Johanne de Heus)

Er is geen weg terug, er is alleen een weg vooruit, zonder te weten waar je komt. (beeld Johanne de Heus)

Kortom, wij hebben wél een blijvende stad, in ieder geval voor ons gevoel, voor ons besef. Wij kennen onderweg zijn als puntje bij paaltje komt alleen als onderweg zijn naar huis. Hebreeën telt niet voor ons. Tenminste niet in ons jonge, werkzame, actieve leven.

Platgebrand

We noemen een blad OnderWeg, maar hebben we enig idee? Misschien moeten we eerst maar eens een tijdje onderweg naar al die vreemde vreemdelingen, om te leren wat onderweg zijn is zoals Hebreeën dat bedoelt.

‘Onze stad is niet blijvend.’ Denk aan de steden van het journaal, denk aan Jeruzalem in het jaar 70 en je voelt het al komen: dat betekent dat je geen huis meer hebt, dat je niet meer terug kunt. Zoals Jezus Jeruzalem uitgegooid werd en buiten opgehangen werd, zo start voor christenen hun onderweg zijn bij het verlies van hun oude leven. Je proeft hier dezelfde ruigheid als bij de doop. Het begint met sterven en al het oude verliezen. Het begint met een nieuwe familie krijgen, een nieuwe naam, een nieuw leven. En weer zijn er vreemdelingen die het ons tonen, zoals bekeerde moslims die zich niet meer kunnen laten zien bij al hun familie.

Onderweg zijn zonder terug naar huis te kunnen: dat staat volgens Hebreeën voor de christelijke manier van in het leven staan. Er is geen weg terug, er is alleen een weg vooruit, zonder te weten waar je komt. Conservatisme is geen christelijke optie, blijven, handhaven en vasthouden geen christelijke stijl. De schepping wordt niet hersteld, ze wordt herschapen. Er is geen weg terug naar de reformatie, er is geen fundament dat je weer kunt opbouwen.

Maar goed, ik weet het, die laatste zinnen zijn ook vage vrome praat. Wat het concreet zou betekenen? Ik heb geen idee.

Is ons verwende leven eigenlijk een zegen of een vloek? Stuurt de Heer zelf ons al die vreemdelingen, omdat Hij het erg vindt dat wij niet meer weten wat het is om onderweg te zijn zonder naar huis terug te kunnen? Is het zijn laatste herinnering voordat ook onze steden verwoest en onze dorpen platgebrand worden?

Zoals die mensen in dat azc, zoals die uitgeprocedeerde asielzoekers, zo zien echte christenen eruit. Kijk maar eens goed: als je niet op hen lijkt, is er ergens toch iets fout gegaan. Praat met ze, zorg voor ze, leer van ze.

Misschien blijkt dan wel hoe een ander de genezing van onze geldzucht bij zich draagt, hoe genade sterkt, juist als wij zwak blijken, en wat liefdadigheid en onderlinge solidariteit uitwerken wanneer ze een gezicht krijgen. En misschien blijkt dan wel dat er ook bij ons iets groeit van een besef van echt onderweg zijn.

‘Onze stad is niet blijvend, wij zijn onderweg naar de stad die komt.’ De woorden komen van ver. Ze hebben de tijd. Ze zoeken jou en mij en ons.

Over de auteur
Wim van der Schee

Wim van der Schee is predikant van de hervormde wijkgemeente Lindtse Hof in Zwijndrecht.

‘Met jezelf bezig zijn doe je ook voor een ander’

‘Met jezelf bezig zijn doe je ook voor een ander’

Arie Kok
  • Ontmoeting
  • Thema-artikelen
Schoonheid in de ogen van God

Schoonheid in de ogen van God

Alain Verheij
  • Beschouwing
  • Thema-artikelen

Reageer op dit bericht

Meld je aan voor onze gratis nieuwsbrief