Gestrand langs de snelweg
- Achtergrond
- Column
Op een warme middag stond ik stil op de autoweg: de motor was uitgevallen! Rechts was de vangrail met daarachter het kanaal. Links het verkeer dat rakelings langs me gierde. Niemand stopte. Niet de keurige zestiger in zijn stijlvolle wagen. Niet de vrachtwagenchauffeur op wie ik daarna mijn hoop vestigde. Totdat een gammel autootje voor me remde. Twee jongeren zaten er in. Het meisje stapte uit en ging naast me zitten, haar vriend haakte mijn auto vast. Ze sleepten me naar een veilige plek. Risico’s negerend. Gewoon, omdat het moest en omdat ze er waren.
Onderweg dacht ik aan Menno de Bree, die treffend schreef over hoe oudere generaties oordelen over Generatie Z: ‘Narcistisch, navelstaarderig.’ In de kerk zie je dit ook: Natuurlijk zijn we blij als ze er zijn. Maar de manier waarop ze het geloof beleven doet wel eens wat (al dan niet grijze) wenkbrauwen fronsen. Ze stellen vragen die wij niet stelden, werken parttime en staan anders in het leven. Dat vinden we lastig als oudere generaties. Daarom worden ze weggezet als onvolwassen of als ‘snowflakes’.
Maar is dat terecht? Want wie stelt de echte vragen? Wie durft ons te wijzen op wat we zelf niet onder ogen zien? Jongeren vragen: ‘Waarom gaven jullie ons zo weinig bijbelkennis mee?”’ en ‘Welke hoop dragen jullie eigenlijk nog uit?’ Ongemakkelijke vragen, maar niet onterecht. De Bijbel wemelt van jonge mensen die de boel opschudden: Samuel, Timotheüs, Josia. Geen brave uitvoerders, maar profetische stemmen. Kritisch, betrokken, vasthoudend. Misschien zit daar het probleem: wij hebben liever dat ze in onze voetsporen gaan dan dat ze ons uitdagen. Maar wie vandaag Gods stem zoekt, zou zomaar de stem van een negentienjarige kunnen horen die vraagt: ‘Wat geloven jullie nou echt?’
Generatie Z sleept ons misschien niet letterlijk van de snelweg, maar geestelijk zouden ze dat weleens kunnen doen. Durf jij naar hen te luisteren?