De erfzonde, dat is het vrolijkste leerstuk
- Interview
- Thema-artikelen
Dominee Cees-Jan Smits (1986) houdt zich intensief bezig met ‘zonde’. Tijdens het gesprek hebben we zijn omvangrijke bibliotheek bij de hand, gestald in een zaal van ‘zijn’ Elimkerk (CGK) in Papendrecht. ‘Het geeft thuis weer wat ruimte en hier kan ik vaak in alle rust studeren.’
Smits studeerde theologie in Apeldoorn en promoveerde in 2021 op een studie naar de verzoeningsleer bij de Duitse Barthianen Jüngel en Iwand. Kortgeleden verscheen van zijn hand de brochure: Veroordeeld tot genade. In gesprek met Karl Barth over de zonde.
Zonde houdt je bezig. Gebruik je het woord ‘zonde’ zelf weleens in een preek of heb je inmiddels alternatieven gevonden die beter bij de taal van onze tijd passen?
‘Ik gebruik het woord ‘zonde’ nog wel. Ik denk ook dat het in de preek onmisbaar is. Alternatieven gaan al snel over de gevolgen of de uitwerking van de zonde heen. Ze gaan niet over het wezen ervan, de bron. Daarover wil ik het vooral hebben.’
Is ‘ongehoorzaamheid’ een geschikt alternatief?
‘Dat is een variant die het begrip zonde wat toespitst, maar je moet oppassen dat het geen autoritaire connotatie krijgt, dat het erom gaat dat je je ergens niet aan gehouden hebt. Ik zie zonde eerder als relationeel, als een afwending van God. Dat is de bron. Die drukt zich vervolgens uit in bijvoorbeeld ongehoorzaamheid, hoogmoed of ongeloof.’
Herken je iets in de huiver die gevoeld wordt om het over zonde te hebben, in de zondagse dienst of in het pastoraat?
‘Dat herken ik zeker, ook bij mezelf. Een klassiek voorbeeld: als we het doopformulier lezen, dan staat er dat kinderen in zonde ontvangen en geboren zijn. Dat roept aarzeling op, het creëert een bepaalde drempel. Daar worstel ik mee. Ik vraag me steeds meer af: ligt het aan de zonde of ligt het aan ons? Het is een klassiek woord dat al eeuwen meegaat. Dat we daar nu kriebels bij krijgen zegt vooral iets over ons, dat wij enorm geseculariseerd zijn.’
In de wereld om ons heen is ook de taal door de secularisatie gegaan, over zonde als zodanig spreken we niet meer.
‘We gebruiken het woord zonde nog als er koffie over je toetsenbord valt of bij guilty pleasures. Dat is allemaal los van het religieuze, het heeft geen betrekking op God.’
Als ik naar een preek luister waarin de zonde heel nadrukkelijk aan de orde wordt gesteld, heb ik vaak het gevoel dat het clichématig is waardoor het me niet raakt.
‘Als je er zelf niet zo veel beleving bij hebt, wordt het snel clichématig en blijft het iets uiterlijks. Als het echt over zonde gaat, komt er een bepaalde ernst bij en wordt het echt. We zijn niet zo ernstig meer. Echte ernst is niet iets strengs, geen cliché, maar meer: waarover hebben we het eigenlijk? In die toonsoort kan ‘zonde’ precies het goede woord zijn.’
Hoe kom je in je werk als predikant zonde tegen?
‘In pastorale gesprekken bijvoorbeeld. Dat mensen een probleem in hun leven voorleggen en je samen probeert bloot te leggen of er zich zonde manifesteert in zijn of haar leven. In de preek probeer ik dat ook, maar ik worstel daarmee. Daarom heb ik dat boek ook geschreven, niet omdat ik zoveel over zonde weet, maar juist omdat ik haar graag wil begrijpen. Ik ben dus met Karl Barth bezig geweest en met Kierkegaard, de doorgaande lijn daarin is dat ik beter wil begrijpen wat zonde nu precies is. Hoe kan ik dat op een niet-clichématige manier ter sprake brengen? Het hele christelijke geloof staat of valt daar namelijk mee. Als je spreken over zonde clichématig is, is je hele geloof clichématig. Waarom is Christus anders gekomen? Waarmee is de Geest dan bezig? De Geest overtuigt van zonde, zegt de Bijbel. Christus moet komen vanwege de zonde, God die van zijn troon moest afkomen. Als je daarover alleen in clichés kunt spreken, kun je beter stoppen. Het is voor mij dus urgent dat ik hierover zo intensief nadenk. Als ik de preekstoel op moet, ben ik ook vatbaar voor clichés of om er dan maar niet over te spreken. Maar ik weet dat dat niet kan. Dan raak je het zondegevoel kwijt en ben je op weg naar de uitgang.’
De Geest overtuigt van zonde
Kun je een voorbeeld geven van hoe je over zonde preekt?
‘Afgelopen zondag heb ik het gehad over 2 Timoteüs 1 vers 7. Daar staat dat God ons niet een geest van lafhartigheid, maar van kracht, liefde en bezonnenheid heeft gegeven. Daarvan heb ik gezegd dat we bij de zonde vaak denken aan een hooghartig iemand als Poetin of zo, maar dat de Bijbel ons voorhoudt dat ook lafhartigheid een gestalte van de zonde is, van de afwending van God. Hij roept ons tot iets hogers, maar we durven niet of we laten ons leiden door wat verstandig is. In die preek heb ik dat zonde genoemd, maar als ik erop terugkijk dan was het nog niet helemaal wat ik zoek. Als ik Kierkegaard lees of de kerkvaders, mis ik bij mezelf nog wat. Ik heb nog niet de juiste toon gevonden.’
Wat zoek je precies? Je lijkt er wel een beeld van te hebben.
‘Dat ik niet over zonde spreek als: dit is het, de theorie, het hele plaatje. Maar dat ik er echt op een persoonlijke manier over kan spreken tegen de gemeente. Hier in mijn hart, in jouw hart zit het. Daar beweegt het, daar speelt het. Het persoonlijke en dat ook echt toegeëigend. Bevindelijk, zou je ook kunnen zeggen.’
Neem je je eigen hart daarmee als vertrekpunt?
‘Ja, ik denk dat alle mensen hetzelfde zijn. Alle mensen zijn verschillend, maar ook hetzelfde. Dus als ik het wezenlijk over mezelf heb, heb ik het over iedereen. Daarom probeer ik me ook in toenemende mate bezig te houden met mijn eigen innerlijk. Niet als navelstaarderij, maar juist om wat weg te komen uit die boekenwijsheid, de theorieën, de dogmatiek.’
Want dat is een valkuil voor je?
‘Ik heb een hoop boeken staan, daarin kan ik soms helemaal opgaan. Dat is inderdaad een valkuil voor me. Daarom lees ik de laatste jaren veel Kierkegaard, omdat hij niks anders doet dan jou dwingen om persoonlijk te worden.’
Als je voor in de kerk staat en die mensen voor je hebt, is het ook wel wat gemakkelijk om het over hun zonden te hebben en die van mensen buiten de kerk. Het zal overtuigender zijn als je jezelf erin meeneemt. Is dat waarnaar je op zoek bent, dat je weet te overtuigen?
‘Ja, dat het herkenbaar is, uit het echte leven komt. Maar het is nog niet zo gemakkelijk om het over de zonden van anderen te hebben, je kunt het aan de buitenkant niet zien. Als iemand vier keer per jaar op vliegvakantie gaat, zien wij dat tegenwoordig als zonde, maar dan weet ik niet welke goede redenen iemand kan hebben. Bovendien kijken we dan naar iets uiterlijks. Het gaat om de overwegingen het hart van iemand en zijn of haar verhouding tot God.’
Hoe spreek je over zonde in een missionaire context? Is dat anders?
‘We organiseren hier in de Elimkerk de Alphacursus. Ik heb zelf ook gesprekken met deelnemers. Dan ga ik het woord ‘zonde’ niet uit de weg. Sterker nog, als ik op dat punt ben aangekomen, ben ik bij de kern. Van Bonhoeffer heb ik geleerd: je moet het niet doen langs de weg van de foutjes. Zo van: jij doet ook wel eens wat verkeerd in je leven en dat klopt niet. Op die manier je voet tussen de deur proberen te krijgen, deugt niet. Jezus is niet gekomen omdat jij je belastingformulier niet eerlijk hebt ingevuld. Het is beter frontaal te spreken: zonde is afwending van God. Hoe verhoud jij je tot Hem? Dat heeft natuurlijk een aanloop nodig. Maar als je naar de ernst zoekt in het gesprek, kom je daar ook terecht. Het woord ‘liefdeloosheid’ vind ik een goede ingang. Hoe kennen we onze ellende: uit de wet van God. Christus leert ons dat die samengevat inhoudt: heb God lief boven alles en je naaste als jezelf. Je moet wel goed uitleggen wat je met liefde bedoelt, dat het niet over erotiek of beminnen gaat. Is de liefde in je leven? Dat roept veel herkenning op. Daar zou het om moeten gaan in het leven. Is dat er? Hoe verhoud ik me tot de oergrond waardoor ik geworden ben? Heb ik lief? En waarom niet, waarom heb ik het tot nu toe genegeerd?’
Bij de doop wordt in veel kerken het klassieke formulier gelezen, waarin dus staat dat kinderen in zonde ontvangen en geboren zijn. Dat wil nog weleens weerstand oproepen, vooral bij familieleden of vrienden die minder vertrouwd zijn met de kerk.
‘Bij de doop van een van onze kinderen heb ik dat wel zo ervaren. Het kan helemaal misgaan als predikanten er bijna van lijken te genieten kinderen af te branden. Dus dat herken ik zeker. Zelf lees ik het toch wel zoals het er staat, ik zie het als een prikwoord, het maakt iets los. Maar je moet het wel uitleggen. Het betekent dat je geboren wordt in een wereld die beheerst wordt door de afwending van God. Dat bespringt jou dan, het neemt zijn plek in in jou. Dan zit je ermee en moet je opnieuw geboren worden.’
Je kunt het ook opvatten als een ontspannen levenshouding, doordat je erkent hoe je als mens bent.
‘Van Ruler noemde de erfzonde – daarover hebben we het – het vrolijkste leerstuk. Het betekent dat er niet iets mis is met jou als schepsel, er is onderscheid tussen schepsel en zondaar. Dat is ook wat God doet in de vergeving: je bent niet alleen die zondaar, maar mijn schepsel, mijn kind. Hij ziet ons en maakt ons los van de zonde. In die zin heel ontspannen inderdaad.’
Arie Kok is journalist en tekstschrijver.

