Levend verlies: een tijd om te rouwen

Suzanne den Hertog | 10 oktober 2025
  • Beschouwing
  • Thema-artikelen

In de maanden voorafgaand aan het schrijven van dit artikel, heb ik heel wat keren afscheid genomen. Afscheid van een dierbare, afscheid van een plek, afscheid van mensen die een ander pad gingen volgen, afscheid van een prachtige groep waarvan ik onderdeel was. Afscheid. Het is belangrijk om zo’n afscheid goed vorm te geven, om je emoties in dat afscheid een plek te geven en te uiten wat het met je doet. Pas dan kun je rouwen. Rouwen om het verlies.

Maar als er geen afscheid is? Als het proces van afscheid nemen heel lang duurt? Als je steeds heen en weer geslingerd wordt tussen afscheid nemen en daarna toch weer in dezelfde situatie verder moet gaan; in een situatie die opnieuw veranderd of zelfs verslechterd is? Als je telkens weer een nieuwe confrontatie aan moet gaan? Hoe ga je om met dát verlies? We noemen dit een levend verlies.

Levend verlies

Bij verlies denken we vaak als eerste aan de dood. Maar minstens zo ingrijpend kan een verlies tijdens en aan het leven zijn. Dit kan van alles zijn: het verliezen van een baan, een partner door scheiding, autonomie, toekomstperspectief, een relatie, een huis, gezondheid of mentale balans, een thuisland of het langzame afscheid van een dierbare die verandert door dementie, verslaving of ziekte. Levend verlies wordt niet altijd (h)erkend, terwijl het vaak langdurig of zelfs blijvend is. Levend verlies verandert je leven – zonder dat er een duidelijk moment van afscheid is. Het is sluipend, onzichtbaar en stopt niet. Het haalt je overhoop, zet je leven stil, haalt je uit evenwicht. Het kan je raken tot in het diepst van je ziel.

Rouw zonder eindpunt

Rouwen om (levend) verlies is hard werken. Het is een uniek proces, zoals ook liefde een uniek proces is. Rouwen wordt de achterkant van de liefde geno

emd; wanneer er veel liefde is, is er ook veel rouw. Bij levend verlies blijft de rouw doorgaan. Je moet telkens opnieuw rouwen, omdat de situatie voortduurt of zich verdiept. Veel mensen die leven met levend verlies herkennen die cyclus. Telkens als je denkt ‘nu heb ik mijn plek weer gevonden’, komt er een nieuwe confrontatie met wat er niet (meer) is of zal zijn. Wanneer een ziekte progressief is, is er bij iedere verergering weer sprake van nieuwe rouw. Rouwen wordt dan een (levens)lang proces. De omgeving begrijpt dit vaak niet goed. ‘Maar het is toch al een tijd zo?’ of ‘Je hebt er toch al een weg in gevonden?’ Zulke opmerkingen kunnen eenzaam maken. Levend verlies wordt vaak niet gezien als écht verlies. Toch raakt het aan de kern van wie je bent.

Wie ben ik zonder…?

Levend verlies stelt diepe identiteitsvragen. Zoals:

  • wie ben ik zonder mijn gezondheid?
  • wie ben ik nu ik mijn werk niet meer kan doen?
  • wie ben ik als mijn partner me niet meer herkent?

Deze vragen zijn vaak pijnlijk en verwarrend. Ze gaan over identiteit die wordt (mee)bepaald door onze partner, onze kinderen, onze baan, onze sociale contacten, onze vrijetijdsbesteding, zelfs door onze materiële bezittingen. Wanneer je iets verliest, verlies je daarmee een stukje van jezelf. Als het een ingrijpend verlies betreft, kun je ‘jezelf’ helemaal kwijtraken. We zíjn echter niet ons bezit; alles wat wij ervaren als bezit is vergankelijk en raken we hoe dan ook een keer kwijt. Door verlies en verdriet toe te laten, komen we steeds dichter bij onze kern, bij wie we werkelijk zijn. Dat is spannend en tegelijkertijd ook angstig. Het durven toelaten van verdriet kan zo overweldigend zijn, zo raken aan ander verdriet dat we in ons leven hebben meegemaakt. Dingen die we eerder in ons leven hebben meegemaakt, kunnen ineens weer bovenkomen en ons overhoop halen.

Verdriet toelaten

Het toelaten van verdriet en zeker het (durven of mogen) uiten van je verdriet zijn we in onze westerse cultuur kwijtgeraakt. We hebben geleerd om weg te blijven bij pijn, sterk te zijn en door te gaan. Niet zelden wordt het zelfs als compliment gebracht: ‘Wat ben jij sterk zeg!’ of ‘Wat dapper van je!’ Woorden die eerder verontwaardiging, boosheid of nog meer verdriet oproepen dan dat ze troost bieden – zeker wanneer je leeft met een verlies dat blijft voortduren. De uitdaging bij levend verlies is ‘blijven voelen’, ook als je omgeving meent dat je verdriet wel ‘klaar’ is. Niet om in zelfmedelijden te blijven hangen, maar om op adem te komen. Om letterlijk weer lucht te krijgen! De ziel van een mens hunkert naar erkenning; ‘dit is pijnlijk’, ‘dit doet verdriet’, ‘dit mag er zijn’. Er is een groot verlangen om gezien te worden, vastgehouden te worden, gehoord te worden. Wat is het dan waardevol wanneer er mensen in je omgeving zijn, die daarbij willen zijn, die naast je willen zitten en die durven blijven. Iemand die alleen maar luistert naar je verhaal en steeds weer opnieuw wil luisteren. Dan zijn er geen woorden van die ander nodig. Door het vertellen van het verhaal komt iemand op verhaal, op adem. De bijbelse betekenis van troosten is ‘op adem doen komen’. Troosten is niets anders dan ‘erbij blijven’. Pas wanneer verdriet ruimte krijgt, ontstaat er weer verbinding; verbinding met jezelf, verbinding met de ander en ook verbinding met God.

Wanneer verdriet ruimte krijgt, ontstaat er weer verbinding

Het verhaal van Job in de Bijbel is een prachtig voorbeeld.

Job heeft ontzag voor God en leeft onberispelijk. Hij lijkt alles te bezitten wat het leven te bieden heeft, maar verliest vervolgens vrijwel alles. Zijn vrienden komen hem opzoeken, zien hoe hij lijdt en scheuren hun kleren. Dan is het enige wat ze doen; ‘erbij zijn’. Zeven dagen komen ze bij Job zitten; stilzwijgend. Job keert naar binnen, op zoek naar wat hem diep in zijn kern bezighoudt; op zoek naar zijn verhaal.

Lijden

We vragen ons vaak af wat de zin is van het lijden. Een vraag die velen – in alle tijden – heeft beziggehouden. Er zijn veel boeken geschreven over ‘het probleem’ van het lijden; dit betreft de vraag: waarom staat een goede en almachtige God het kwaad en lijden toe in zijn schepping? Een andere vraag die kan opkomen in een moeilijke periode in ons leven is: waarom ik? Er ontstaat daarbij vaak een gevoel van godverlatenheid of boosheid en soms kan het leiden tot een grote worsteling met God over het lijden in je leven: ‘Heer, waar bent U nu ik U zo nodig heb?’ Het kan een klacht worden, een schreeuw naar God.

Ook Job schreeuwt het uit; hij schreeuwt het uit naar God. Een schreeuw van pijn om het ongelooflijke, het onvermijdelijke. Hij vervloekt daarbij zelfs de dag van zijn geboorte en zegt daarmee: ‘Alles is beter dan dit, zelfs de dood.’ Waar hij al bang voor was, is hem nu overkomen. Hij eindigt met: ‘Ik vind geen vrede, ik vind geen kalmte, mijn rust is weg en onrust bevangt mij.’

Klagen

Het verhaal van Job laat zien dat klagen mag, dat klagen misschien zelfs moet, nodig is. Klagen is dan tegelijkertijd een kracht, een uiting van de ziel. Onze ziel… een veelgebruikt woord, we zingen erover; maar wat is je ziel?

Jan Kortie, schrijver van het boek Jouw ziel wil zingen, omschrijft de ziel als ‘een innerlijke ruimte die in open verbinding staat met de hemel.’ Wat een prachtig beeld.

In die ziel kan van alles huizen; blijdschap, vreugde, angst, boosheid, verdriet. Na een (groot) verlies is onze ziel zo geraakt, zo verscheurd. In die verscheuring is er vaak verlangen naar God, naar heelheid, naar terugkeer naar hoe het was. We voelen ons verward en weten vaak niet waar we het zoeken moeten. Dan  mag je klagen en die klacht kan soms zelfs een ‘bidden’ worden en zijn. In donkere tijden mag je het uitroepen, uitzingen, uitschreeuwen, jammeren zoals de psalmdichter: ‘Overal om mij heen is water. Met veel geweld komt het omlaag. Ik voel me door God verlaten’ (Psalm 42) en ‘Mijn ziel bezwijkt van sterk verlangen; mijn hart roept uit tot God, die leeft en aan mijn ziel het leven geeft’ (Psalm 84). De klacht, de vraag, het verlangen moet eruit, anders dooft het leven of loop je het risico dat je je vereenzelvigt met de klacht. Een klacht zorgt voor ruimte. In dat alles mag je God zoeken en Hem ontmoeten, als Trooster, als ‘Iemand’ die je op adem laat komen.

Worstelen

Verhalen die de Bijbel ons aanreikt, leren ons dat lijden en worstelingen bij het leven horen. We zien het bij Job maar ook bij Jakob, bij Mozes, bij David, bij Jezus; verhalen over grote verliezen. Met dezelfde vragen en gevoelens van godverlatenheid. We lezen in die verhalen dat de worsteling wordt aangegaan! Dat je in die worsteling juist God zo mag ontmoeten en kunt ervaren, Zijn grootsheid ziet. Dat geeft lucht… adem… leven.

 Jobs klacht wordt een bidden en tijdens dat bidden steekt er een storm op. God is er. God laat Job in die storm zijn grootsheid zien. En Job hoort het aan. Hij kent God vanuit de verhalen maar nu heeft hij God ervaren. Hij weet maar één ding te doen en dat is buigen, buigen voor God en zijn grootheid. Hij neemt zijn woorden terug. Hij ziet in dat God bij hem is.

Vertrouwen

We mogen vertrouwen op wat God ons heeft beloofd; we mogen vertrouwen op Gods grootheid. De psalmdichter zegt ook: ‘God is voor ons een veilige schuilplaats, een betrouwbare hulp in de nood’ (Psalm 46) en ‘Al gaat mijn weg door een donker dal, ik vrees geen gevaar, want U bent bij mij; Uw stok en Uw staf, zij vertroosten mij’ (Psalm 23).
Daarin mogen we elkaar ook bemoedigen; we kunnen naast de ander staan en de ander helpen weer lichtpunten te zien in het leven en het geloof. Zo anders dan de vrienden van Job.

Na Jobs schreeuw naar God komen ze met heel veel goede raad;  hun goede raad laat echter alleen maar zien dat ze twijfelen aan Gods grootheid.

Hoop

En dan is er hoop. Psalm 42 zegt: ‘Wat ben je bedroefd, mijn ziel, en onrustig in mij. Vestig je hoop op God.’ Dat is niet gemakkelijk, zeker niet als het verlies blijvend is en er steeds nieuwe teleurstellingen zijn. Maar het is wél een belofte: dat hoop mogelijk blijft omdat je het niet alleen hoeft te dragen. Verlies leert ons dat het leven niet maakbaar is en dat er altijd verdriet zal zijn; maar juist als je veel verliest of veel verdriet hebt, mag je hopen, vertellen, huilen, vragen, zoeken, zingen. Je ziel mag zingen, ook in het donker. Juist in het donker. Hopen op God, die belooft dat Hij erbij is; die niet loslaat, maar dichtbij ons wil zijn in alle angsten en stormen van het leven. Een God die je hand pakt wanneer je naar Hem uitreikt in elke situatie. Het bijbelboek Spreuken leert ons dat we zo mogen leven; dat het leven bestaat uit veel tegenstrijdigheden die onvermijdelijk en soms ongelooflijk zijn. God nodigt ons uit om in al die levensomstandigheden met Hem te leven, te ademen in de adem die Hij ons geeft. Dan is er voor alles een tijd (Prediker 3):

Er is een tijd om geboren te worden
en een tijd om te sterven,
een tijd om te planten
en een tijd om te rooien.
Er is een tijd om te doden
en een tijd om te helen,
een tijd om af te breken
en een tijd om op te bouwen.
Er is een tijd om te huilen
en een tijd om te lachen,
een tijd om te rouwen
en een tijd om te dansen.

Light of the world
meet us in our place of darkness
Journey with us
and bring us to new dawnings.

(Keltisch gebed van Holy Island) 

Waarom zouden we het over Israël moeten hebben?

Waarom zouden we het over Israël moeten hebben?

Koert van Bekkum
  • Beschouwing
  • Thema-artikelen
De spiegel van Palestijnse christenen

De spiegel van Palestijnse christenen

Margriet Westers
  • Essay
  • Thema-artikelen

Reageer op dit bericht

Meld je aan voor onze gratis nieuwsbrief