Anna van der Breggen over topsport en christen zijn
- Interview
- Thema-artikelen
Altijd maar presteren, eindeloos afzien, de beste willen zijn, strenge diëten volgen, verjaardagsfeestjes afzeggen: van topsporters wordt het onmogelijke gevraagd. Profwielrenster Anna van der Breggen, lid van de GKv Hasselt, weet er alles van. ‘Als je een feestjesmens bent, houd je het in de wielrennerij niet lang vol.’
Anna van der Breggen ligt op koers voor de gouden plak op de Olympische Spelen, volgend jaar in Rio de Janeiro. Op woensdagavond 24 juni won ze tussen neus en lippen door het Nederlands kampioenschap tijdrijden in Emmen, waar ze de toppers Ellen van Dijk en Chantal Blaak ver achter zich liet. Eerder al, in 2012, werd ze Europees kampioene tijdrijden. In datzelfde jaar won ze drie van de vier etappes en het eindklassement in de Tour de Bretagne. En o ja, vlak voor dit interview keerde ze terug uit Azerbeidzjan, waar ze was vanwege de European Games in Baku.
De 25-jarige Anna fietst de hele wereld over. En overal waar ze komt, sleept ze beetjes goud of zilver binnen. Toch ligt de voorlopige apotheose nog in het vooruitzicht. ‘Op de Spelen in Brazilië ligt er voor mij een heel zwaar, maar vooral mooi parcours. Het wordt een moeilijke opgave, maar als je daar naartoe gaat, wil je winnen. Ja, dat ben ik wel van plan.’
Wanneer begon het wielrennen bij jou te kriebelen?
‘Al vanaf m’n achtste zit ik op wielrennen. Mijn hele jeugd heb ik gereden. Toen ik in de selectie kwam, werd wel duidelijk dat ik er goed in was. Dat was voor mij ook het moment dat ik dacht: hier wil ik mee verder.
Toen ik in 2009 overging naar de elite-vrouwen, werd het niveau voelbaar hoger. Die overstap was best pittig. In die jaren heb ik me ook meer gefocust op mijn studie hbo-v. Pas in 2012 heb ik me fulltime op wielrennen toegelegd. Mensen in m’n omgeving zeiden geregeld: je hebt talent, daar moet je wat mee doen. Maar ik was er nooit voor de volle honderd procent voor gegaan, en dat is natuurlijk wel nodig in de topsport.’
Hoe ben je vervolgens in het professionele circuit beland?
‘Ik vond aansluiting bij een ploeg van de Internationale Wielerunie (UCI), en daarmee werd alles direct professioneel. Je beschikt over allerlei faciliteiten en gaat serieus volgens een trainingsschema werken. Daardoor werd ik snel beter en won ik een aantal belangrijke wedstrijden. Dat zorgde er wel voor dat ik echt zin had om door te gaan. Sinds 2014 kom ik uit voor het Rabo Liv Women Cycling Team.’
In de sportwereld draait het veel om ego’s. Hoe egoïstisch ben jij?
‘Iedere sporter wil de beste zijn, anders zul je nooit ergens goed in worden. Ook ik ben dus erg competitief ingesteld. Maar egoïstisch, dat vind ik niet zo’n mooi woord. Ik zou eerder zeggen dat ik een enorme streber ben, dat ik een heel duidelijk doel heb dat ik wil halen en waarvoor ik veel opzij zet. Net als voor mijn hbo-v-diploma, daar heb ik ook keihard voor geknokt.’
Gun je iemand anders een overwinning?
‘Laatst won een ploeggenoot met wie ik vroeger in een team heb gezeten. Ik ken die wielrenster goed en ik wist hoeveel die overwinning voor haar betekende. Dan ben ik echt blij voor haar. Ook al win ik zelf niet, ik kan er het plezier voor een ander wel van inzien.’
‘Juist omdat ik er wat minder ben, maak ik alles tijdens een kerkdienst intenser mee’
Je bent zeer geregeld in het buitenland, mist veel sociale activiteiten en moet een streng dieet volgen. Is het je dat allemaal waard?
‘Natuurlijk spelen persoonlijke ambities mee. Toch is het niet allemaal individueel gericht. Topsport heeft een positieve invloed op de maatschappij; kijk alleen al hoeveel tijd en ruimte kranten, radio en televisie eraan besteden. Ik hoop dat mensen erdoor vermaakt worden, dat ze er blij van worden. Daarnaast worden we ingezet voor de sponsoring van vaak gezonde producten en maken we reclame voor beweging. In die zin zijn we ambassadeurs voor een gezonder leven.’
Maar vind je niet dat je daar veel offers voor moet brengen?
‘Tja, er hoort een bepaalde leefstijl bij. Klopt. Neem de voeding. Soms vragen mensen of het wel vol te houden is. Voor mij voelt het echter niet als een regime waaraan ik me onderwerp. Ik kijk gewoon anders tegen voeding aan. Ongezond eten sla je meestal over en verder zorg je ervoor dat je op de juiste momenten de juiste voedingsstoffen binnen krijgt. Maar wees gerust, tijdens vakanties zit ik echt niet vast aan mijn zes eiwitmomenten per dag.’
Vind je het lastig dat je je familie en vrienden zo weinig ontmoet?
‘Als je een feestjesmens bent, houd je het in het wielrennen – en sowieso in de topsport – niet heel lang vol. Je hebt gewoon weinig tijd en bent vaak weg. Daardoor mis je verjaardagen van familie en vrienden. En een gezellig familieweekendje zit er ook niet in. Hetzelfde geldt voor afspreken met vriendinnen: dat is gewoon beperkt. En zij hebben natuurlijk ook hun baan en planning, waardoor het lastig is om elkaar geregeld te ontmoeten. Ja, dat is absoluut een minpuntje.’
Sommige christenen plaatsen vraagtekens bij een combinatie van geloven en topsport beoefenen. Hoe sta je daar zelf in?
‘Tja, om te beginnen: ik zit natuurlijk niet iedere zondag meer in de kerk. Dat was in ons gezin wel even een verandering. We waren gewend om allemaal twee keer per zondag te gaan. Maar ja, veel wedstrijden worden nu eenmaal op zondag gereden. Op een gegeven moment hebben mijn ouders me daarin vrijgelaten.
De zondagen dat ik in Nederland ben en niet hoef te rijden, ga ik wel naar de kerk. Dat vind ik heerlijk. Juist omdat ik er wat minder ben, maak ik alles tijdens zo’n dienst wat intenser mee.
Persoonlijk denk ik overigens dat geloven niet iets is wat je uitsluitend in de kerk doet. Natuurlijk, je krijgt er belangrijke input, je hoort dingen die je nog niet wist, de Bijbel wordt uitgelegd en je staat gewoon even stil in de hectiek van de week. Maar geloven is veel meer. Voor mij zit het in kleine dingen: bidden, je omgang met anderen, uitleven wat God ons probeert duidelijk te maken, namelijk dat je om elkaar denkt, dat je elkaar liefhebt, dat je de goede dingen doet. In het wielrennen probeer ik die waarden elke dag uit te dragen. Dat komt vooral tot uitdrukking in hoe ik met ploeggenoten omga, denk ik.’
Zie je dat als een christelijke taak?
‘Nou ja, vooropgesteld: ik ben één van de weinige christenen in de topsport. Maar door alle interculturele contacten en de verschillen die daarbij komen kijken, is het niet altijd helemaal duidelijk wie nu wel gelooft en wie niet. Ik ben dan ook niet actief met Bijbelteksten aan het strooien of zoiets. Dat werkt in zo’n klimaat alleen maar averechts. Ik probeer vooral heel erg mezelf te zijn. Soms zijn mensen expliciet in het christelijk geloof geïnteresseerd; ze willen er meer van weten. Op zo’n moment probeer ik wel iets mee te geven. En ja, die kansen krijg ik genoeg.’
Waar gaan die gesprekken dan bijvoorbeeld over?
‘Soms zijn het heel basale vragen die je met elkaar bespreekt, zoals: bestaat God? Maar we hebben het met elkaar ook wel over onze opvoeding en wat we daarin hebben meegekregen.’
‘Ik ben niet actief met Bijbelteksten aan het strooien, dat werkt in zo’n klimaat alleen maar averechts’
Zien mensen ook aan bepaalde rituelen dat jij gelooft, bijvoorbeeld doordat je voor je eten bidt?
‘Haha, bidden voor het eten is wel een puntje binnen de ploeg. Na een zware training heb ik echt enorme trek. Als het eten dan voor m’n neus staat, helpt het voor mij niet om te gaan bidden. Ik heb dan te veel moeite om m’n aandacht erbij te houden. Bidden doe ik liever op andere momenten van de dag, als ik wat meer rust heb.’
Ervaar je Gods aanwezigheid in het wielrennen?
‘Op de fiets ben je best wel kwetsbaar. Dat bleek vorig jaar toen ik tijdens het WK mijn bekken brak. Zoiets kan grote consequenties hebben: misschien kun je nooit meer op niveau fietsen. Toch ervoer ik toen rust, omdat ik dacht: God is erbij, óók als dat soort dingen gebeuren. Natuurlijk, af en toe zag ik het niet helemaal zitten. Ik kon immers het WK niet meer rijden. Maar juist op die momenten is het fijn om te weten dat er een God is. Wielrennen is voor mij belangrijk, maar niet het belangrijkste.’
De sportwereld is niet vrij van corruptie, zo laten de perikelen rondom wereldvoetbalorganisatie FIFA zien. Ook in het wielrennen is er een hardnekkige dissident: doping. Wat doen die ontwikkelingen met jou als christelijke topsporter?
‘Voor mij is het een beetje een grijs gebied. Als je de beste wilt zijn, doe je er natuurlijk alles aan om dat te worden. Er zijn officiële lijsten van wat je wel en niet mag gebruiken, maar ik vind de lijntjes nogal dun. Je kunt een aspirine nemen tegen hoofdpijn, maar ook preventief om minder pijn te voelen tijdens het fietsen. Er zijn onwijs veel voedingssupplementen op de markt die minder verzuring of betere prestaties garanderen. En bij astma kun je een pufje nemen, maar sommige sporters gebruiken het pufje omdat ze anders de sport niet kunnen beoefenen. Tja, waar liggen de grenzen? Bepaalde middelen kunnen je prestaties bevorderen, maar hoever mag je daarin gaan? Die keuzes moeten gemaakt worden. Zelf maak ik altijd de afweging: alles wat slecht is voor mijn lichaam, gebruik ik niet.’
Maar topsport is sowieso niet erg gezond, toch?
‘Je weet het natuurlijk nooit helemaal precies. Je vraagt het uiterste van je lichaam, jaar in jaar uit. Met topsport moet je daarom ook op tijd weer stoppen. Maar aan de andere kant: een kantoorbaan in combinatie met ongezond eten en drinken is ook niet best.’
Jasper van den Bovenkamp is journalist bij Tekstbureau Vakmaten.