Otto de Bruijne kiest voor assertieve dankbaarheid
- Interview
- Thema-artikelen
Geslagen door het leven. Maar niet verslagen. Levend met beperkingen door een ernstige medische misser. Maar niet gebroken. Otto de Bruijne – bekend van de EO, van vele preek- en spreekbeurten en van tentoonstellingen waar zijn schilderijen te zien zijn – loopt, een klein stukje. Hij spreekt, hij schildert en hij denkt veel na. Wat kan hij zeggen over dankbaarheid?

Otto de Bruijne: ‘Heel het leven is gewoon te groot. Ik moet dat klein maken. En dus kijk ik ernaar per dag, per uur, per minuut.’ (beeld Folkert Rinkema)
Dankbaarheid. Dat lijkt een beetje een gek thema, omdat dankbaarheid bij mensen zoals wij vandaag nou niet echt hot is, toch?
‘Het motto vandaag is autonomie. Je wilt jezelf tot wet zijn, je wilt niet afhankelijk zijn van wie of wat dan ook. Inderdaad geeft zoiets weinig ruimte voor dankbaarheid, vooral omdat de gedachte is dat autonomie, onafhankelijkheid, tot vrijheid leidt. Dit denken staat centraal. Het is veroorzaakt door een aantal factoren: er is geen hogere macht meer en dus gaan we voor het ideaalbeeld van de autonome mens die geen hulp nodig heeft. Ik zie die mens als het ware op een kale vlakte staan, ongenaakbaar, indrukwekkend zelfs. Maar als er een storm komt – ik noem een voorbeeld: je raakt dingen kwijt, je wordt arm – dan valt die mens wel om. Maar zelfs dat vindt hij niet erg. Want dan vecht hij zich terug en eist hij…’
Maar is dat terugvechten er echt wel? Ergens proef je vandaag ook het verlangen om te leren juist wél dankbaar te zijn.
‘Ik denk dat de wal het schip keert. Inderdaad heeft de autonome mens zo langzamerhand behoefte aan verbinding, aan contact. Je ziet dat bijvoorbeeld bij de jongere generaties. Veel meer en beter dan oudere generaties zoals die van mij, houden zij vriendschappen aan, ook na het aangaan van een vaste relatie of een huwelijk. Wij dachten vroeger: verbinding en contact zoek je allereerst binnen het huwelijk, dat moet ook. Dat is fout, dit doet de jongere generatie beter. Opvallend is wel dat zij vooral verbinding zoeken, maar (nog) geen commitment. En dan wordt het, als het om dankbaarheid gaat, toch weer lastig.’
Hoezo?
‘Omdat dankbaarheid een adres zoekt: om dankbaar te kunnen zijn, moet je wel weten waar iets vandaan komt. Ik zag dit een keer terug bij iemand die een prijs in een loterij gewonnen had. Zij vroeg: “Oh, waar heb ik dit aan te danken?” Een terechte vraag, want wie of wat moest zij bedanken? Is dat het lot, of de notaris of haar eigen slimheid om dat ene lot te kopen? Eigenlijk vroeg ze: waar moet ik naartoe? Alleen al die vraag dwingt de autonome mens als het ware om buiten zichzelf te zoeken, om zich te verbinden en te committeren. Maar ja, dat blijft lastig.’
‘Dankbaarheid zoekt een adres: om dankbaar te kunnen zijn,
moet je weten waar iets vandaan komt’
In een meditatie van enkele jaren geleden zei je: het woord ‘dankbaarheid’ gaat eigenlijk terug op een woord waarin zowel iets zit van gave als van vreugde. Hoe zit dat?
‘Dat woord is eucharistia. Eu is goed, charis is gave. En dat woord charis ligt weer dicht bij charan: vreugde. Bij dit laatste moet je overigens niet denken aan zomaar even blijdschap. Een oude wijsgeer heeft eens gezegd: “Vreugde is een ernstige zaak.” Daarmee bedoelde hij dat vreugde ook door de diepte van moeite en verdriet heengaat. Die twee bij elkaar, gave en vreugde, brengen je als vanzelf bij een adres – waar komt iets vandaan? – en bij redding – hoezo vreugde?’
Wil je dit eens toepassen op jezelf, op jouw leven? Hoe werkt dit?
‘Wel, neem het leven dat ik leef. Dat is niet mijn leven, waar ik de baas van ben. Nee, ten diepste ga ik daar niet over. Zoals ik al niet over mijn geboorte ging. Ik ben zomaar ontstaan, op een moment, door de liefde van mijn ouders. Alleen dat al laat zien dat iemand – God – wilde dat ik leef. Het is mij maar overkomen. Een gave dus.
Wat mij ook als gift is overkomen, is dat ik in dit leven overtuigd geraakt ben van de noodzaak van verzoening, van vrede met God. En daar sta ik dan, als het ware op het podium van de gaven dat ik leef én dat ik de noodzaak van verzoening ken. Maar er is niet alleen een podium. Er is ook een decor dat behoorlijk zwart is, door chaos, door zinloosheid, door boosheid over dingen in het leven. Al die dingen zijn er in mijn eigen leven en ook verder weg. Zo is het wel, zo ziet dat decor eruit.’
En dan, wat doe je dan?
‘Dan moet ik, klein mannetje dat ik ben, gaan lopen op het podium, tegen de achtergrond van dat decor. En dan komt de vraag op: wat dan, wat moet ik doen? Dan opeens gaat als het ware het licht aan. Het licht dat zegt: God wil mij. God heeft mij lief. God gééft, ook verzoening. Door dat licht veranderen zowel het podium als het decor totaal. In die situatie moet ik steeds opnieuw kiezen. Wil ik leven vanuit het nog onverlichte decor, vanuit kritiek en boosheid vanwege de medische misser die mij overkwam, vanuit de chaos en de moeite die mij daardoor troffen en die zovelen in deze wereld treffen? Of wil ik het leven dat ik leid zien als een antwoord: ik wil op God de gever gericht zijn, ik wil “antwoordelijk” leven? Dat is de keuze.’
In 2006, toen jij wakker werd uit de coma die ontstond na de medische misser, heb jij jouw keuze gemaakt…
‘Ja, voor dankbaarheid. Voor een actieve, proactieve, zelfs assertieve dankbaarheid. Die bevrijding geeft. Die energie vrijmaakt. Die een mens tot overwinnaar maakt: je hoeft niet meer tegen allerlei negatieve dingen te vechten.’
Dit laatste klinkt nogal stoer: overwinnaar.
‘Ja, maar het is allesbehalve stoer bedoeld. In feite gaat het om overgave. Ik geef mij over aan God die geeft, die mij geschapen heeft, die mij liefheeft en mij verzoening geeft. Dat is mij overkomen en daar wil ik antwoord op geven.
Ik heb zo’n keuze trouwens eerder meegemaakt, zo’n 25 jaar geleden. Ik zat toen in mijzelf vast. In die tijd was ik een keer in Kootwijkerzand, op een kale zandvlakte. Boven op een heuveltje in de buurt stond een aantal bomen. De keuze was toen: blijf je staan op die kale vlakte, alleen, of ga je naar die heuvel toe en kies je voor dankbaarheid: voor de mensen – de bomen – om je heen, omdat zij er zijn, omdat God ook hen geschapen heeft? Ik heb er uren over gedaan om hierin een keuze te maken. Uiteindelijk koos ik voor het heuveltje en voor die bomen. Voor dankbaarheid voor de mensen om mij heen. Heb ik toen mijzelf verloren? Nee. In 2006, toen ik uit die coma bijkwam, kwam ik voor net zo’n keuze te staan.’
‘Ik leef met een handicap, ja, en dat is zwaar’
Maar goed, ik kan mij voorstellen dat jouw leven – met alle beperkingen die daarbij horen – moeilijk is. Dat het gewoon zwaar is om dat leven als een gave te zien.
‘Dat is zo. Ik leef met een handicap en dat is zwaar. In feite betekent dit dat ik elke dag de keuze voor dankbaarheid moet maken, als het ware in een soort militaire discipline. Wat helpt, is om dit leven, en de realiteit van het donkere decor, klein te maken. Heel het leven is gewoon te groot. Ik moet dat klein maken. En dus kijk ik ernaar per dag, per uur, per minuut. Dit werkt net als lopen in de bergen. De bergen, neem de Alpen, zijn veel te groot. Maar een helling is nog wel te doen.’
Heb jij nog andere tips?
‘Ik zeg liever: handreikingen. Ik noem er een paar. Zoek de plaats van de dankbaarheid op: de eucharistie, het avondmaal, de zondagse erediensten. Want hoe zou je dankbaar kunnen zijn als je die plaatsen niet kent? Het tweede: de Bijbel is ook het boek van de dankbaarheid. Doe dat open en lees! Het derde: get your acts together. Ik bedoel hiermee: maak je hoofd schoon van die o zo bekende en dichtbij liggende drang naar geluk, van de drang naar materiële zaken, van het verlangen van die autonome mens in je om gelijk te hebben en te stellen: dit heb ik verdiend, en als het even anders gaat, zorg ik wel dat ik het krijg.’
In een interview twee jaar na de medische misser en het wakker worden uit de coma, zei je: ‘Ik kom uit dit karretje! Daar ben ik van overtuigd.’ Met karretje bedoelde je de rolstoel. Kortgeleden zag ik jou rijden in iets wat veel op een rolstoel leek.
‘Feitelijk gaat het nu om een scootmobiel, geen rolstoel dus. En dat terwijl de diagnose was: als hij ooit loopt, is dat met behulp van een soort looprek; zonder rolstoel wordt heel lastig. Maar ik kan nu zo’n vijfhonderd meter lopen zonder een rek. En met krukken erbij pak ik een klein Italiaans stadje! De rolstoel is weg. Ik kan autorijden en daarnaast gebruik ik de scootmobiel. Dus ja, ten dele kwam er verbetering en genezing. Ten dele ook niet, zeker niet. Maar het wordt beter… later!’
Openbaring
Otto de Bruijne (1949) werkte vroeger als godsdienstleraar. Eind jaren zeventig ging hij aan de slag bij TEAR. In 1984 verhuisde hij met zijn gezin naar Nairobi, Kenia, vanwaaruit hij voor de Afrikaanse Evangelische Alliantie werkte. Van 1994 tot 2003 maakte hij tv-programma’s voor de EO, zoals Otto in Afrika, Otto op zoek en Omega. De Bruijne is een veelgevraagd spreker. Ook schrijft en schildert hij. Op dit moment werkt hij aan een serie schilderijen over het Bijbelboek Openbaring. Hieronder zijn verbeelding van Openbaring 1, over de brieven aan de zeven gemeenten.
Leendert de Jong werkt in de media en is hoofdredacteur van
OnderWeg.