Laat het feest zijn in de huizen

Bas Luiten | 1 april 2017
  • Opinie
  • Thema-artikelen

In Israël werd uitbundig feest gevierd. Voor Pesach werd alles stilgelegd. Jeruzalem stroomde vol voor een dagenlang hoogtepunt. Dat was nog eens feesten! Vandaag lijkt soberheid troef in de kerk. Kunnen wij nog feestvieren? Op die vraag zijn meerdere antwoorden mogelijk, op verschillende niveaus. In deze bijdrage wil ik vooral in beeld krijgen wat Gods kinderen beweegt om feest te vieren. Wat was de drijfveer vroeger? En hoe zit dat vandaag?

Al onze vreugde begint bij God. Hij is de bron ervan. Hij is de gelukzalige God. Vader, Zoon en heilige Geest verheugen zich eindeloos in elkaar, zo zijn ze één, van eeuwigheid. Hun vreugde legden ze in al hun werken en in heel de schepping. Alles is uit God en door God en tot God. We mogen invullen: alles is uit zijn vreugde, door zijn vreugde en ook op zijn vreugde gericht.

Toen de eerste mens werd geschapen, mocht hij in die goddelijke blijdschap delen. Adam en Eva wandelden met God in het paradijs. Hun leven was één groot feest. Met volle teugen ademden ze in wie God is. Onvoorstelbaar voor ons nu, en toch ook weer niet, gelukkig.

De mens wilde echter zijn eigen feestje vieren. Daarom brak hij met God – om al snel te ontdekken dat het een treurspel zou worden. De dood sloeg toe, in alle vormen van ellende.

Verplicht feestvieren dus. Hoe leuk is dat?

Toch zoekt een mens altijd iets om te vieren, hoe dan ook. Al crepeert de ene helft van de wereldbevolking van de armoede en de honger, in de andere helft is er geen grens aan de welvaart, luxe en uitspattingen. Mensen feesten tot ze erbij neervallen, letterlijk en figuurlijk, ook door de werking van xtc en vergelijkbare middelen. Feesten kan een vlucht uit de werkelijkheid zijn.

Niettemin zijn alle mensen uit God en door God, nog steeds. Hij heeft de wereld onvoorstelbaar lief. Zelfs na de zondeval geeft Hij zijn vreugde in de schepping niet op. Integendeel, in zijn welbehagen organiseert God hier zijn feest, een bruiloftsfeest, dat hoe dan ook doorgaat. De uitnodigingen gaan heel de wereld over. Mensen mogen komen, hier en nu, om het begin van echte vreugde te ontvangen, eeuwige vreugde. Al is dat wel even wennen. Dit is geen fuif die we zelf bedenken.

Lange reis

Toen God zijn volk uitleidde uit Egypte, sloot Hij zijn verbond met hen. Op de Sinaï maakte Hij zijn wetten bekend, en ook zijn feesten! Die maakten integraal deel uit van de wetten die God aan Mozes gaf. Verplicht feestvieren dus. Hoe leuk is dat?

Karakteristiek is de uitvoerige en gedetailleerde regelgeving voor de jaarlijkse hoogtepunten, zoals Pesach en het Loofhuttenfeest. Verrassend zette God de wekelijkse sabbat bij de feestelijke samenkomsten voorop (Leviticus 23). De sabbat vormde één geheel met het sabbatsjaar en het jubeljaar, samen één grote viering van bevrijding en kwijtschelding van schuld. Alles tot in de puntjes door God zelf bedacht en zo aan de mensen gegeven.

Hier was dus iets meer aan de hand dan spontane, dankbare feesten om de bevrijding uit Egypte te vieren. Dankbaarheid is een prachtige eigenschap, maar beperkt tot menselijke vreugde, die kan uitslijten en verdampen. God wil de mens echter terugbrengen in zijn vreugde. De feesten die Hij voorschreef, hadden een sterk vormend karakter. Zo moesten mensen naar de plaats die God verkoos om daar hun offers te brengen. Dat betekende een lange reis, keer op keer. Vanuit de mens bezien was dat onhandig. Maar gaandeweg moest men ervaren dat de kern van ieder feest Gods unieke aanwezigheid is, door geen mens verzonnen. Niet mensen geven God een plekje in hun midden, zoals het hun uitkomt, maar God geeft zijn volk het leven en de levensruimte in zijn directe nabijheid. Dat maakt een groot verschil.

De feesten waren primair om Gods grote daden te gedenken. Dat is meer dan herinneren: het is beseffen hoe de sterke arm van God, die het volk heeft uitgeleid uit Egypte en heeft bewaard in de woestijn, vandaag onverminderd actief is tot behoud van een groot volk. Vergelijk het met het gedenken van Gods geboden. Dat betekent ook niet alleen dat men zich die herinnert, het is ze vandaag doen. Zo betekent het gedenken van Gods daden het actueel delen daarin, ook in zijn liefde en zijn vreugde als zijn drijfveren, en daardoor worden als Hij.

Op die manier waren de wekelijkse sabbat en de jaarlijkse feesten heel belangrijk in het oude Israël. En toch hebben ze die vaak laten zitten. De vreugde van God bleef dan steken in de voorschriften, zij bereikte de harten niet, net zoals het met de geboden ging. De sabbat werd keer op keer ontheiligd doordat mensen gewoon hun zaken deden of die stiekem zaten voor te bereiden. Amos sprak daar Gods toorn over uit. Pesach werd soms tijdenlang niet gevierd, totdat er weer een opleving kwam, bijvoorbeeld onder Hizkia en later onder Josia.

Jesaja moest onder woorden brengen, meteen al in zijn eerste profetie, hoe God de feesten van zijn volk haatte, omdat mensen kwamen met onrecht en bloed aan hun handen. Hun leven was bepaald geen feest voor de Heer, dan viel er ook niets te vieren. Van sabbatsjaren kwam weinig terecht, van een jubeljaar nog minder. Toen de wegvoering plaatsvond, was dat onder meer om het land alle sabbatsjaren te vergoeden die men had overgeslagen (2 Kronieken 36:21).

Zo was er dus heel veel niet gevierd, ondanks de duidelijke voorschriften. Het volk liet zich niet vormen. Des te meer valt op hoe God in zijn welbehagen zijn weg vervolgt en alle feesten genadig tot vervulling brengt in Jezus Christus, zijn Zoon, onze verlosser.

Koude douche

De Geest van God is uitgestort om ons één te maken met Christus, om het Woord van God in ons hart te leggen en ons deel te geven aan zijn liefde, vreugde en vrede. Doen we het nu beter?

De feesten van het Oude Testament hebben hun tijd gehad. Ook de sabbat was een schaduw, terwijl de werkelijkheid van Christus is (Kolossenzen 2:16-17). Nieuw is ‘de dag van de Heer’, de dag van zijn opstanding uit de dood. Dat is de dag waarop de eerste gemeenten samenkwamen om te volharden in het onderwijs van de apostelen, de gemeenschap, het breken van het brood en het gebed. Dat was het. Meer dan de opstanding van de Heer is er niet te vieren, daar zit alles in, heel zijn en ons nieuwe leven, duur betaald en met een eeuwig perspectief.

De reformatoren hebben zich om die reden verzet tegen andere feestelijkheden in de kerk. Nu hadden die in hun tijd heel wat op te ruimen, want elke dag van het jaar was wel een naamdag van één of andere heilige. Dat leidde enorm af. Maar daar lieten ze het niet bij; ze waren tegenstander van ieder christelijk feest dat de zondag zou bedreigen. Tot blijvende afschaffing daarvan is het niet gekomen. Nu zijn we blij met de christelijke feesten die we kennen. Ze kunnen ons helpen onze vreugde te beleven en te laten zien. Maar hoe feestelijk zijn onze samenkomsten? En hoe meet je dat?

Nieuw is ook, in vergelijking met het Oude Testament, dat de kerk verstrooid in de wereld leeft, met al haar concurrentie. Om ons heen wordt van alles georganiseerd, van een aantrekkelijk Prinsengrachtconcert tot een duur Songfestival. Als je daarnaar hebt gekeken en je komt vervolgens in de kerk, met haar sobere toonzetting, kan dat voelen als een koude douche. Daar is dan weinig feestelijks aan te zien. We zeggen wel dat het een viering is, maar het ook zo ervaren is wat anders.

Delen in Gods vreugde als onze nieuwe manier van leven: we komen samen om het van God te ontvangen

Hoe komt dat? En wat is eraan te doen? Moet de kerk gaan concurreren met de evenementen om haar heen? Zeker niet, alleen al omdat je in de erediensten deelnemer bent, geen toeschouwer. En vooral omdat de vreugde die wij zoeken uit God is. Dat is de blijvende betekenis van al die voorgeschreven feesten in het Oude Testament: als God ons samenbrengt, nu door zijn Geest en Woord, is dat om ons te betrekken in zijn grote daden door de eeuwen heen, ten hoogste in Jezus Christus, en ons volop te laten delen in zijn liefde en vreugde als drijfveer daarachter. Nog steeds hebben onze samenkomsten een vormend karakter, zoals we belijden: de Geest van God wil in ons werken (Zondag 38, Heidelbergse Catechismus). De vrucht van de Geest is dat we meer en meer sterven met Christus én opstaan met Hem in een nieuw leven. Dat we één worden met Hem in zijn liefde, vreugde en vrede. Dat is buitengewoon feestelijk!

Als we samen zijn met God, raken hemel en aarde elkaar. We zijn dan samen met uitverkoren christenen en reeds gestorven heiligen, met duizenden engelen daaromheen en hun vreugde, met Jezus in ons midden en zijn bloed waarmee Hij ons besprenkelt (Hebreeën 12:22-24). Daar gaat niets bovenuit. Het vraagt wel geloof om je op God te richten en je te láten vormen.

Vanzelfsprekend gaat het Woord open. Dat lijkt niet heel spectaculair naar wereldse maatstaven, maar het trekt je in Gods daden in verleden, heden en toekomst. Als het hierover gaat, schieten keer op keer de woorden tekort, zo overweldigend is ons nieuwe leven uit en met God. ‘U ervaart een onuitsprekelijke, hemelse vreugde’, schrijft Petrus aan de verstrooide christenen in zijn tijd, ‘omdat u het einddoel van uw geloof bereikt: uw redding’ (1 Petrus 1:8-9).

Die vreugde is niet het eerste wat je ziet in een tijd van lijden, maar wel het eerste wat je hoort als het geloof wordt gedeeld. ‘Laat de Heer uw vreugde blijven; ik zeg u nogmaals: wees altijd verheugd’, schrijft Paulus aan de Filippenzen (4:4). Delen in Gods vreugde als onze nieuwe manier van leven: we komen samen om het van God te ontvangen, om het te vieren en zo elkaar daarin mee te nemen.

Het valt op dat onze Heer Jezus vaak sprak in termen van een feest, bijvoorbeeld als de verloren zoon thuiskomt, als de olielampjes moeten branden of als genodigden niet willen komen en de zaal toch vol moet worden. Ontroerend is de beloning van trouwe knechten: ‘Wees welkom aan het feestmaal van je Heer’ (Matteüs 25:21-23). Onze God viert graag feest met ons, daar is geen twijfel over mogelijk. ‘Gelukkig zijn wie voor het bruiloftsmaal van het lam zijn uitgenodigd’ (Openbaring 19:9).

In de huizen

Belangrijk is dus dat we willen openstaan voor God. De vreugde van God heeft niemand uit zichzelf, die kan ook niemand invullen vanuit zichzelf. Ook onze samenkomsten kunnen we niet uit onszelf tot een succes maken of tot een bron van blijdschap. Dat kan alleen gebeuren als de Geest ons meeneemt in Woord en lied en sacrament, en wij ons laten meenemen in de geweldige geschiedenis die God met zijn volk gaat.

Zeker kan het helpen als we ons hierop voorbereiden en ons verlangen op Hem richten. Dat kan thuis, dat kan ook samen. Velen besteden bewust aandacht aan de periode van veertig dagen voorafgaand aan Goede Vrijdag en Pasen, om de Heer te volgen op zijn weg naar Golgota, en al eerder aan de vier weken advent, om te delen in Gods weg naar Betlehem. Zo zijn het niet alleen de feestdagen die het doen, maar het feest begint in de huizen, bij het besef van Gods genade en van de vele voorrechten van de kinderen van God, in het bijzonder om de verlosser te ontvangen én de gemeenschap der heiligen die door Hem ontstaat.

Als steeds opnieuw tot ons doordringt dat het Gods vreugde is om ons met Abraham, Samuël, Petrus en Paulus op zijn feest te zien, ontstaat het sterke verlangen daarbij te zijn. Straks in heerlijkheid, nu als een voorsmaak van eeuwige vreugde.

Leestips

Het eigen karakter van de morgendienst en de tweede dienst, een notitie over onder meer het vormende karakter van de zondagse eredienst, te bestellen bij het Steunpunt liturgie van de GKv (www.steunpuntliturgie.gkv.nl).

T. Brienen, De liturgie bij Johannes Calvijn, Kampen (VBK Media), 1987. Vanaf bladzijde 182 gaat het over de feestdagen, vanaf pagina 199 over het vormende karakter van de gemeentezang.

John Piper, De vreugde van God, Utrecht (De Banier), 2007.

Aad Kamsteeg en Ronald Westerbeek, 40 dagen: Feest van genade. Werkboek voor een verdiepend gemeenteproject, Amsterdam (Buijten en Schipperheijn), 2007.

Ronald Westerbeek, Feest van het Koninkrijk. Een verdiepend gemeenteproject rond het Onze Vader, Amsterdam (Buijten en Schipperheijn), 2016. Zie ook www.feestvanhetkoninkrijk.nl.

Harrie de Hullu, Tijd voor het geheim van Christus. Het liturgisch jaar in de gereformeerde eredienst, Zoetermeer (Boekencentrum), 2012.

Webtips

www.christianitytoday.com/history/issues/issue-37/how-we-christians-worship.html

www.christianitytoday.com/ct/1997/february3/7t2042.html

www.wimvanderschee.nl/?p=536

www.yachad.nl/app/uploads/2016/03/11.02-4-pesach-en-avondmaal.pdf

Over de auteur
Bas Luiten

Bas Luiten is predikant van de GKv Amersfoort-De Horsten.

Waarom zouden we het over Israël moeten hebben?

Waarom zouden we het over Israël moeten hebben?

Koert van Bekkum
  • Beschouwing
  • Thema-artikelen
De spiegel van Palestijnse christenen

De spiegel van Palestijnse christenen

Margriet Westers
  • Essay
  • Thema-artikelen

Reageer op dit bericht

Meld je aan voor onze gratis nieuwsbrief