Jan Schelhaas: ‘Het preken is voorbij’

Embert Messelink | 8 juli 2017
  • Interview
  • Ontmoeting

Hij is 91 jaar en heeft net zijn zestigjarig ambtsjubileum als predikant achter de rug. Tot vorig jaar preekte hij nog iedere zondag, maar afgelopen september legde de Nederlands-gereformeerde predikant Jan Schelhaas uit Zwolle het preken gedwongen neer. Prostaatkanker en uitzaaiingen, met als gevolg veel pijn. Die pijn is nu grotendeels onder controle. Een interview geven lukt weer. En preken? ‘Daarmee is het wel gebeurd.’

‘Natuurlijk heb ik zo mijn vragen aan God. Je bent het in zo’n geval natuurlijk niet meteen eens met Gods weg. Maar ik erken dat Hij wel de weg wijst. Dus heb ik gevraagd: Heer, wat hebt U voor bedoelingen met de laatste periode van mijn leven? En toen merkte ik hoeveel mensen ik nog op bezoek krijg. Dat ik nog naar de schaakclub kan, waar ik veel buitenkerkelijken ontmoet. Ik voer bijna dagelijks gesprekken over het geloof. Ik denk dat ik daarin Gods antwoord mag zien.’

Voor u ligt een stapel kranten en tijdschriften. U leest nog van alles?
‘Ik lees vijf kranten: Reformatorisch Dagblad, Nederlands Dagblad, Trouw, NRC en De Stentor. Daarnaast samen met mijn buren nog een stuk of 25 tijdschriften, de meeste theologisch, maar ook politiek. Zolang mijn hoofd goed blijft, vind ik mijn hoge leeftijd een zegen. Met Pasen keek ik naar The Passion. Daar ben ik het niet helemaal mee eens. Ik mis de boodschap van verzoening door Jezus. Maar het paasverhaal komt zo wel bij drie miljoen mensen! Ik heb zelf een duidelijke mening en die verkondig ik ook, maar niet zo dat men zich eraan ergert.

Ik volg ook het nieuws over de kabinetsformatie. Segers heeft als harde eis gesteld: we gaan geen oude mensen de dood in drijven omdat ze overbodig zijn. Buma heeft dat ook gezegd, maar of hij woord houdt, moeten we maar even afwachten. Van het christelijk-sociaal denken zie ik bij het CDA helaas weinig. Van der Staaij doet het trouwens ook erg goed. Ik vind het grappig dat de SGP’ers nu niet meer voor de camera zijn weg te slaan; vroeger mochten die televisie-interviews niet bij de SGP.

Ik kan nog alles bijhouden. Ik heb wel een plaatje om mijn nek hangen: niet reanimeren. Mijn vrouw is enkele jaren geleden overleden, we hebben geen kinderen gekregen. Als het einde komt, is het goed. Op ons graf – waar zij al ligt – staat het visteken met het kruis erin. En daarbij de woorden: Jezus is onze redder. Wij verwachten het nieuwe Jeruzalem.’

‘Ik heb wel een plaatje om mijn nek hangen: niet reanimeren’

Ik ken u vooral als preker. Was dat uw lust en uw leven?
‘Zeker! Toen ik dominee werd, twijfelde ik eerst erg of ik het zou kunnen. Ik hoorde mezelf terug op een bandje en dacht: dat wordt niks. Maar met hulp van mijn vrouw heb ik 58 jaar op allerlei plekken gepreekt. Toen bleek dat wij geen kinderen konden krijgen, zei ze: dan wil ik jou helpen. Mijn vrouw kon goed organiseren, ze plande alle preekafspraken in en hield mijn agenda goed bij. Meer dan vijftig jaar bivakkeerden we samen veel weekenden met de caravan op boerencampings, in de buurt van de plekken waar ik zou preken. Het mooiste compliment kreeg ik soms van jongeren na de preek: “Mooi zoals u de Bijbel midden in het leven van nu weet te plaatsen.” En dat voor een oude dominee als ik! Ik hield ervan om de tekst in verband te brengen met de actualiteit.

Tot september heb ik praktisch iedere zondag een keer gepreekt. Eén van de laatste keren was in Kampen. De hoge preekstoel op hoefde niet meer, ik heb beneden gepreekt. Ik mis het nu vreselijk. Ik hoop dat ik het misschien nog een keer mag doen in Wolvega, in de Vrije Gereformeerde Kerk daar. Daar ben ik mentor van geweest. Daar zou ik zittend op de preekstoel kunnen preken, het is daar net een groot gezin. Verder is het wel gebeurd met het preken.’

Waar lag uw hart als predikant?
‘Ik noem altijd drie dingen. Allereerst zonder meer spreken en preken, daar heb ik ontzettend van genoten. Op twee staat de politiek. Ik hoorde bij een clubje verontruste ARP’ers en later was ik betrokken bij de RPF. Ik trok er geregeld op uit, met de politici het land in. De politici hielden een politiek verhaal, ik hield een soort tijdrede. Ik was de afgelopen jaren vaak lijstduwer van de ChristenUnie, voor de Kamer en plaatselijk in Zwolle. Het derde was de hbo-opleiding pastorale leergangen.

‘In Delft hebben we in tien jaar zo’n vijfduizend studenten bezocht’

Toen ik in Delft stond, zijn we daar met een aantal andere predikanten en leraren mee begonnen. We wilden theologisch tegenwicht bieden aan de VU. We hebben honderden mensen opgeleid. Ik ben er dertig jaar bij betrokken geweest, ik gaf homiletiek (preekkunde), liturgiek en ethiek. Later is de opleiding ondergebracht bij de gereformeerde hbo in Zwolle.’

En het pastoraat?
‘Mijn vrouw en ik hebben altijd veel bezoekwerk gedaan. In Delft hebben we in tien jaar zo’n vijfduizend studenten bezocht. Ik was toen nog predikant in de (synodale) Gereformeerde Kerk. Ik kon gebruikmaken van de gegevens van de burgerlijke stand, die aan de kerk werden doorgegeven. We gingen er altijd zonder afspraak op uit. Op een gegeven moment herken je mensen aan hun reactie. Hagenezen zeggen: even met mijn vrouw overleggen of het uitkomt. Rotterdammers zeggen: leuk, komt u binnen! Goed pastoraat is het behoud van de gemeente, leerde ik. Gewoon een bezoekje brengen, het hoefde vaak niet eens een diepzinnig gesprek te zijn. En de volgende zondag zaten ze in de kerk.’

Jan Schelhaas: ‘Wat ben je nou eigenlijk echt, hebben ze me vaak gevraagd. Dan zeg ik: evangelisch-gereformeerd.’ (beeld Dirk Jan van Veelen)

Jan Schelhaas: ‘Wat ben je nou eigenlijk echt, hebben ze me vaak gevraagd. Dan zeg ik: evangelisch-gereformeerd.’ (beeld Dirk Jan van Veelen)

U bent als predikant ook nog actief geweest voor allerlei organisaties. Zijn er eigenlijk ook dingen die u minder lagen?
‘Ik was inderdaad betrokken bij organisaties als de Evangelische Omroep, de Evangelische Hogeschool, Christenen voor Israël en Bijbelschool De Wittenberg. Ik had er voldoende tijd voor. Maar geen enkele predikant is een schaap met vijf poten. Catechisatie geven aan jongere kinderen vond ik ingewikkeld, juist omdat we zelf geen kinderen hadden. Gemeenteleden verzorgden die catechisaties, ik deed de oudste groepen en de belijdeniscatechisatie. Dat lag me meer: ik mocht graag met ze discussiëren.’

Zijn er dingen waar u spijt van hebt?
‘Ik ben geen ruziemaker. Ik kom uit Noord-Holland, waar mijn vader burgemeester was in een gemeente met een derde protestanten, een derde katholieken en een derde niet-gelovigen. Ik leerde van mijn vader: je moet relaties leggen. Ik ben altijd open geweest en heb goede contacten gehad. Als er dingetjes waren, breide mijn vrouw dat recht. Zelfs in het conflict in Zwolle in 1983, toen de Nederlands Gereformeerde Kerk splitste, ben ik er grotendeels buiten gehouden door een commissie die alles regelde. Ik hield me er ook wijselijk buiten. Ik kreeg wel de schuld. Men wilde mij afzetten, maar dat lukte niet.

Met de andere predikant, collega Van Oene, verschilde ik van mening over veel zaken. Maar op persoonlijk vlak had ik geen problemen met hem. Onlangs heb ik zijn weduwe nog gesproken. Toen het bezoek voorbij was, zei ze: “Ik ben zo blij dat je geweest bent, mag ik je een zoen geven?” Tussen Zwolle I en II is de vrede intussen gelukkig al lang weer getekend.’

U was synodaal-gereformeerd en werd Nederlands-gereformeerd. Hoe ging dat?
‘In Delft was de boot aan met die Kuitert-toestand. Wat heeft die man een hoop kapotgemaakt in de kerk. Jij kunt beter vrijgemaakt worden, zeiden collega’s tegen me. Maar ik had niet zoveel met het warekerkdenken. Dus werd het Nederlands-gereformeerd, met veel dank aan wijlen ds. Moggré. Wat ben je nou eigenlijk echt, hebben ze me vaak gevraagd. Dan zeg ik: evangelisch-gereformeerd. Ik kom uit een afgescheiden familie met een gezond bevindelijke levenshouding. Je moet in je leven getuigen wie Jezus voor je is. Ik riep mensen in mijn preken ook altijd op om voor Jezus te kiezen. Ik ben het eens met evangelischen die tegen ons zeggen: jullie getuigen niet genoeg.

Voordat ik in Delft stond hebben we in Leeuwarden zeven vette jaren meegemaakt. Het was nog midden in de bloeitijd van het gereformeerde leven. Er waren 13.000 gereformeerden en negen predikanten in de stad. Later in Delft veranderde het kerkelijke klimaat al. Orthodox-gereformeerde gemeenteleden kwamen naar mij, er moesten vaak stoelen bij. Bij minder orthodox-gereformeerde collega’s in de omgeving kwamen er veel minder mensen in de zondagse eredienst. Iemand zei in die tijd tegen me: “U preekt Jezus, de anderen niet.”

‘Veel mensen gaan voor de gezelligheid naar de kerk’

Het mooie van het Nederlands-gereformeerde kerkverband heb ik altijd gevonden dat we samen bekijken hoe iets Schriftuurlijk zit, maar dat elke plaatselijke gemeente vervolgens zelf moet kijken of ze het tot eer van God en tot heil van de gemeente vindt. Vandaag de dag is er wel veel veranderd in de kerken. Ik gebruik daar het woord “verwatering” voor. Ik zit in een clubje emeritus predikanten en wij signaleren allemaal dat een goede doorwrochte preek tegenwoordig al gauw te veel is. Veel mensen gaan voor de gezelligheid naar de kerk. Het moet fijn zijn voor de kinderen.

De tweede kerkdienst begint ook hier in Zwolle hard af te zakken. Wij hadden tot vorig jaar altijd ‘s avonds een gezamenlijke dienst met de CGK. Maar van de 4500 gemeenteleden komen er nog maar 150. Veel jongeren gaan hier ’s morgens naar de Vrije Evangelisatie Zwolle. Ouderen in de kerk klagen juist over te veel Opwekkingsliederen. Zij missen de psalmen en bekende gezangen. Als ouderen missen wij het echt gereformeerde in de preken vaak. Dat God ook oordelend kan zijn als je nee tegen Hem blijft zeggen. Voor mij is dat de lijn van de theologen Augustinus, Calvijn, Bavinck en nu ook de dogmatiek van Van den Brink en Van der Kooi.

Ik volg de ontwikkelingen rond bijvoorbeeld vrouwen in het ambt en de vraag hoe de kerk met homo’s omgaat. Als puntje bij paaltje komt ben ik geen voorstander van veel ontwikkelingen op dat vlak. Maar ik stel mezelf ook de vraag: is het iets van de eerste orde, waar je geloof mee staat of valt? Tast je hiermee het Schriftgezag aan? Dat denk ik niet.’

Waar gaat het heen met de gereformeerde kerken?
‘Qua aantal wordt het minder. Maar God zorgt er wel voor dat de kerk blijft bestaan. Dat geloof kom ik dwars door de kerken heen tegen. Aan de ene kant ben ik niet blij dat het een beetje ongereformeerder wordt. Aan de andere kant stelde ik pas een evangelische student de kernvraag: geloof je in de Heer Jezus? Ja, zei hij. Fijn is dat! Dan ben ik gewoon blij.’

Over de auteur
Embert Messelink

Embert Messelink is zelfstandig tekstschrijver.

Het mysterie van Jezus’ wonderen

Het mysterie van Jezus’ wonderen

Rolf Robbe
  • Beschouwing
  • Thema-artikelen
Voor wie meer wil ontdekken over: Wonderen

Voor wie meer wil ontdekken over: Wonderen

Peter Hommes
  • Reisbagage
  • Thema-artikelen

Reacties zijn gesloten.

Meld je aan voor onze gratis nieuwsbrief