Kerkgroei tegen de verdrukking in

Matthijs Biewenga | 17 februari 2018
  • Opinie

Het Bijbelboek Openbaring roept vele vragen op. Wat betekenen al die beelden en getallen? Hoe moeten we het boek lezen en over welke tijd gaat het? Eén van de moeilijkste passages is het visioen in hoofdstuk 7 over de 144.000 verzegelden en de ontelbare menigte.

In de hemel wordt het spannend, aldus Openbaring 5-6. Een boekrol die alleen het lam mag openen wordt van zijn zeven zegels ontdaan. Bij elk verbroken zegel verschijnt een teken: vier paarden, een groep martelaren, een aardbeving… Nog één zegel te gaan. Hoe zal het zijn als de boekrol volledig geopend is?

Eerst moet nog iets belangrijks gebeuren. Volgens Openbaring 7 wordt de ontzegeling van de boekrol onderbroken. Vier engelen moeten wachten met de hun opgedragen taak. ‘Eerst moeten wij het zegel van onze God op het voorhoofd van zijn dienaren aanbrengen’, luidt de motivatie. Dan volgt een opsomming van twaalf stammen van Israël, waarover 144.000 verzegelden evenredig verdeeld zijn. Nadat Johannes die stammenlijst gehoord heeft, ziet hij voor Gods troon een ontelbare menigte ‘uit alle landen en volken, van elke stam en taal’.

Zo beschrijft het boek Openbaring, op een zeer spannend moment, twee groepen: 144.000 verzegelden en een mensenmenigte. Maar gaat het om twee verschillende groepen of om één groep die op twee manieren wordt getekend? Wie zijn deze mensen? En waarom worden ze nu genoemd?

Ontelbaar

Het voert voor dit artikel te ver om alle exegetische afwegingen rond Openbaring 7 te doorlopen. Ik volsta daarom met de bevindingen uit mijn masterscriptie. De tabel geeft een overzicht van de twee groepsbeschrijvingen uit dit Bijbelhoofdstuk.

KaderWat direct opvalt, is dat er heel wat verschillen zijn. De menigte overtreft de 144.000 verzegelden in aantal en herkomst. Hun plaats en status zijn vrijwel tegengesteld. Toch staan ze niet los van elkaar, alsof het twee totaal verschillende groepen zijn. Eerder liggen ze in elkaars verlengde. De 144.000 verzegelden zijn met velen (144.000 en 12 x 12.000 staan symbool voor een groot en compleet volk) en komen vanuit alle stammen van Israël (Israël moet hier, evenals in de verzen 5:5 en 21:12, letterlijk opgevat worden). Maar de menigte is nog omvangrijker: ontelbaar en afkomstig uit alle volken en stammen, inclusief Israël. Die menigte staat dus niet tegenover de 144.000 verzegelden, maar omvat hen.

Beestaanbidders

Wie worden met deze groepsbeschrijvingen aangeduid? De identiteit van de menigte wordt duidelijk uit vers 14-17. Het gaat om gestorven christenen die hebben vastgehouden aan hun geloof, ook toen het moeilijk werd. Zij bevinden zich in de hemel voordat de voltooiing van Gods koninkrijk op aarde werkelijkheid wordt. Hun aantal breidt zich, gezien de gebruikte Griekse werkwoordsvormen, nog altijd uit. En hoewel ze bij God al veilig zijn, staat deze mensen een mooiere toekomst te wachten: het Lam ‘zal hen hoeden, hen naar de waterbronnen van het leven brengen’.

De situatie van de 144.000 verzegelden hangt nauw samen met de ontzegeling van de boekrol. Dood en verderf bedreigen de aarde bij de opening van het zesde zegel, maar dat gevaar wordt voorlopig een halt toegeroepen om een speciale groep mensen te verzegelen: Gods dienaren. Daarmee zijn gelovigen op aarde bedoeld die daar hun profetische taak uitvoeren (een terugkerend thema in het boek Openbaring: christenen moeten Gods komende koninkrijk bekendmaken). Het aantal verzegelden wordt vastgesteld op 144.000, als het complete twaalfstammenvolk Israël.

Verderop in Openbaring blijkt dat zij tegenover een andere groep staan: gemerkte beestaanbidders (13:16-17). Gods verzegelden zijn veilig (9:4), in tegenstelling tot wie het merkteken van het beest dragen (16:2). Zo zullen Gods dienaren overeind blijven in het geweld dat de aarde treft.

Doorkijkje

Waarschijnlijk geeft het eerste beeld uit Openbaring 7 (de 144.000) een bepaalde beginsituatie aan, terwijl het tweede beeld (de menigte) een latere toestand toont. Dit verklaart ook de Israëlitische afkomst van de verzegelden en de bredere herkomst van de menigte. De eerste christenen waren immers voornamelijk Joden, terwijl op termijn steeds meer heidenen toetraden tot Gods volk.

Het zien van zo’n mensenmenigte voor Gods troon zal voor Johannes en zijn eerste hoorders/lezers een geweldige bemoediging zijn geweest. De profetische taak van Gods dienaren om door hun getuigenis mensen te winnen blijkt geslaagd. Zeer velen zijn bereikt met het evangelie. Niet alleen uit Israël, maar ook uit de volken. Dit doorkijkje naar de hemel laat enorme groei zien, kerkgroei tegen de verdrukking in.

Hier onthult God zijn plan. Hij begon klein met Israël, ook in het Nieuwe Testament. Jezus zelf kiest twaalf Israëlieten als grondstenen voor de kerk. Die kleine groep breidt zich uit tot een tienvoud: ‘ongeveer honderdtwintig mensen’ (Handelingen 1:15), om vanuit Jeruzalem zich over de wereld te verspreiden. De kerk groeit: van 12 via 120 naar 144.000 en van een handvol Joden naar alle stammen van Israël. De verzegelde Israëlieten staan daarmee voor de begintijd, toen de kerk nog voornamelijk bestond uit messiasbelijdende Joden. Het was een veelbelovende start, met een hersteld Israël.

Maar wie aan het einde van de eerste eeuw leefde, toen het boek Openbaring verscheen, zag dat de kerk zich in de marge bevond. Christenen hadden te lijden vanwege hun geloof. Men vroeg zich af: waar moet het met Gods volk naartoe? Het antwoord op die vraag heeft Jezus Christus aan zijn dienaar Johannes geopenbaard. Er is hoop!

Als God zijn koninkrijk vestigt, wordt het levensgevaarlijk op aarde. Vandaar dat God zijn kinderen eerst laat afschermen met een zegel. Zij zijn vrijgekocht, als eerstelingen (14:1-5). God zal oogsten wat Hij zaait. Het voortrekkersvolk van 144.000 Israëlieten, zijn visitekaartje in de wereld, groeit uit tot een ontelbare menigte voor Gods troon. Door het getuigenis van de Joodse christenen wordt Gods volk namelijk royaal aangevuld uit alle naties, stammen, volken en talen. Steeds meer mensen komen erbij.

Ook wij vandaag doen mee in dat getuigenis. Zo werkt God vanuit en met Israël toe naar de voltooiing, tot de grote dag wanneer het getal van zijn kinderen vol is.

Over de auteur
Matthijs Biewenga

Matthijs Biewenga is predikant van de GKv Mussel. In 2014 studeerde hij af aan de TU Kampen met de masterscriptie Aarde en hemel looft Gods werk. Horen, zien en zwijgen met Openbaring 7.

‘Met jezelf bezig zijn doe je ook voor een ander’

‘Met jezelf bezig zijn doe je ook voor een ander’

Arie Kok
  • Ontmoeting
  • Thema-artikelen
Schoonheid in de ogen van God

Schoonheid in de ogen van God

Alain Verheij
  • Beschouwing
  • Thema-artikelen

Reacties zijn gesloten.

Meld je aan voor onze gratis nieuwsbrief