Vader en zoon Smouter over kerk, hoop en kruis
- Achtergrond
- Interview
- Special 2018
Karel Smouter vertrok vorig jaar als adjunct-hoofdredacteur bij De Correspondent en is inmiddels werkzaam als docent journalistiek aan Hogeschool Windesheim. Hij zet zich op uitnodiging van OnderWeg aan tafel voor een gesprek over hoop. Gesprekspartner: zijn vader, Willem Smouter, ook journalist, maar toch vooral dominee en kerkbestuurder. Hij is predikant in Apeldoorn en eerste preses van de NGK.

Karel Smouter (links): ‘Hoop gaat over Gods koninkrijk dat komt en waar je nu al sporen van wilt zien.’ Willem Smouter: ‘Ik herken dat wel. Maar bij hoop denk ik eerst aan de kleine dingen.’ (beeld Jaco Klamer)
In huize Smouter is altijd veel gediscussieerd. Over de grote dingen: politieke omwentelingen, oorlogen, aanslagen. En dat bleef, ook toen Karel uit huis ging. ‘De laatste keer, toen Trump verkozen werd, ben ik nota bene bij je langsgegaan’, zegt Karel. ‘De hele nacht had ik me voorbereid op een feestje. En toen kwam de kater.’
Willem: ‘Ja, en toen hadden we ineens verrassend weinig te zeggen.’
Karel: ‘Alles aan Trump straalt dedain voor de waarheid uit, voor alles wat belangrijk is. Hoe is het toch mogelijk dat 81 procent van de evangelicals op hem gestemd heeft? Je ziet een zakenman niet alleen de politiek, maar ook een groot deel van de Amerikaanse kerk kapen.’
En zo raken de wijde wereld, de kerk en het persoonlijke leven elkaar al na één minuut praten. ‘Daarin lijken we op elkaar’, zegt Karel. ‘Wat er in de politiek, in de wereld gebeurt, dat is voor ons beiden existentieel.’
Spektakel
‘Het heeft me van jongs af aan geïrriteerd als het in het christelijke geloof alleen maar ging over persoonlijke besognes’, vervolgt Karel. ‘Terwijl ik altijd dacht: als het waar is, dat hele verhaal, dan moet het over de hele wereld gaan; over eerlijke handel en over de vraag of je wel of geen dieren eet. Ik heb hoop altijd geïnterpreteerd als verlangen naar een betere wereld. Het gaat over Gods koninkrijk dat komt en waar je nu al sporen van wilt zien.’
‘Ik heb hoop altijd geïnterpreteerd
als verlangen naar een betere wereld’
Willem: ‘Ik herken dat wel. Maar bij hoop denk ik eerst aan de kleine dingen. Ik leef erg mee, net als mijn vrouw, met onze kinderen en kleinkinderen. Voor hen heb ik, puur menselijk, de hoop dat er moois uit hun leven zal groeien. En vanuit mijn geloof is mijn hoop vooral gegrond op de overtuiging dat God interesse in deze wereld heeft. Dat Hij ons draagt en ons naar de toekomst brengt. En dan kom ik ook uit op dat koninkrijk, dat komt én dat is. Die twee hebben voor mij altijd naast elkaar bestaan.
In het dagelijkse leven zag je daar bij Karel meer van terug. Ik ben best wel anders op dat punt. Ik ben van nature geneigd te zeggen: ik zegen de goede inzet van mensen. Maar daar voeg ik soms weinig aan toe. Jij doet het omgekeerde. Jij bekritiseert wat niet deugt en voegt zelf toe.’
Dat zal niemand ontkennen. Karel was bijvoorbeeld betrokken bij de Vluchtkerk. ‘159 uitgeprocedeerde asielzoekers die een kerk kraakten en de media die er een spektakel van maakten’, vat hij samen. ‘Toen werd ons als vrijwilligers overigens voorgehouden dat we mensen valse hoop gaven. Maar uiteindelijk heeft toch bijna twee derde een verblijfsvergunning gekregen.’
Therapie
Karel: ‘Ik heb de afgelopen jaren ontdekt dat er bij mij irritatie zat, oordeel ook, over uw generatie christenen. Toen ik naar New Wine ging, bijvoorbeeld, dacht ik: het lijkt wel therapie voor die mensen. Het gaat allemaal over hun kleine levens. In de afgelopen jaren heb ik in mijn eigen gezin van alles meegemaakt (de dood van mijn schoonmoeder, de ziekte van mijn vrouw), en nu zou ik dat niet meer zo zeggen. Zaken die maken dat je minder toekomt aan die grote wereld hebben me milder gemaakt. Ik dacht altijd: God heeft wel belangrijkere dingen aan z’n hoofd dan jouw ziekte. Nu zie ik dat het voor veel mensen al een hele klus is om de dag door te komen, en dat is niet erg. Vroeger hadden we daar wel discussies over. Christenen zijn soms zo heavenly minded, zei ik, vrij naar Johnny Cash, that they are no earthly good.’
Willem: ‘Wat nog steeds geen onzin is. Maar ik herinner me dat ik Karels ergernissen over de kerk soms tot in m’n botten voelde. Ik ben “mister kerk”, zeg maar, hè. Ik voelde me aangesproken – oordeel niet zo snel, zei ik dan – en moest leren omgaan met de reflex om de kerk altijd maar te verdedigen.’
‘Ik moest leren omgaan met de reflex
om de kerk altijd maar te verdedigen’
Karel: ‘Ik vind nu dat ik te snel over alle verdiensten van de kerk ben heen gestapt. Als ik in de Grote Kerk in Deventer zit – zo’n mooi oud gebouw – dan betrap ik me op de gedachte dat ik weleens degene zou kunnen zijn die daar het licht uitdoet. Het is een PKN-gemeente, waar behalve wij nog zo’n tien jonge gezinnen komen. Het zou toch doodzonde zijn als dat verdwijnt? Er werd onlangs gecollecteerd om een tent te kunnen kopen voor mensen die niet op vakantie kunnen. En die tent werd dan op de camping in Deventer neergezet. Dan denk ik: wow, hier wil ik bij horen. We zijn jaren geen lid van een kerk geweest, maar staan nu op het punt ons weer in te schrijven.
Ik vind het prettig dat in onze PKN-gemeente bij het gebed aan het begin van de dienst wordt stilgestaan bij de hele wereld en bij onze kleine levens, altijd die twee samen. Om daarna met elkaar Kyrie eleison te zeggen. Ik merk dat ik daar, in een ander deel van de protestantse traditie, aan het thuiskomen ben.’
Willem: ‘Ik vind dat prachtig. Nederlands-gereformeerden bemoeien zich evengoed veel met de samenleving, maar als instituut niet zozeer. Maar wat je daar zegt over de invulling van de dienst, dat herken ik wel.’
U hebt de kerk zien leeglopen, de afgelopen decennia. Is het soms moeilijk om hoop te houden?
Willem: ‘Nee. Dat is enerzijds een karakterkwestie, maar de diepste grond ervan is het geloof dat God niet loslaat wat zijn hand begon. De schepping – maar ook ik, als mens in het klein – is hier niet bij toeval. God heeft ons gewild. En daarom geloof ik dat als God spreekt over een “nieuwe hemel en een nieuwe aarde”, dat dat niet betekent dat de oude in de prullenbak kan. Nee, die zal worden zoals hij bedoeld is. Met een “nieuw verbond” zegt God niet dat Hij het met andere mensen gaat proberen, nee, nu komt dat verbond tot z’n bestemming. Zo wil een “nieuw gebod” niet zeggen: laat het oude maar zitten, maar: wat God bedoelde, komt nu tot wasdom. Daarom moet ik met respect omgaan met de oude schepping, het oude gebod, de oude wereld. Die worden niet weggegooid.’
En de ‘oude’ kerk dus ook niet?
Willem: ‘In de kerk wordt daaraan gewerkt. Daar ben ik wel nuchter in, de kerk zit vol onheiligheid waar de hele wereld vol mee is. Tegelijkertijd is de kerk wel een plaats waar mensen elkaar aansporen tot vernieuwing, geloof en vertrouwen.’
Karel: ‘Wat ik ben blijven bewonderen, is hoe u altijd maar trouw in die kerk bent gebleven, ondanks al het menselijke gedoe. Het ontroerde me toen u aankondigde dat er fusiebesprekingen zouden komen tussen de Nederlands-gereformeerden en de vrijgemaakten. Dat is typisch een onderwerp waar ik, en ik denk mijn hele generatie, helemaal niks mee heb. Maar toen ik de livestream zag van die dag in Kampen, toen zat ik ineens te janken. Omdat ik u daar zag, natuurlijk, maar ook omdat ik inzie dat je plekken nodig hebt waar dat christelijke verhaal in praktijk wordt gebracht, waar je elke week weer wordt herinnerd aan de hoop die ons gegeven is.’
‘Wat daar aan het kruis gebeurde,
was iets kosmisch’
Zijn er momenten waarop je de hoop verliest?
Karel: ‘Een halfjaar na de geboorte van ons kind belandde mijn vrouw in het ziekenhuis; nu vijf jaar geleden. Ze werd later zes weken opgenomen in een instelling. Hoewel het nu stukken beter gaat, heeft ze nog steeds wekelijks afspraken met dokters. Maar toen was het een zware tijd. Als je ziet waar je geliefde doorheen gaat, hoe ze alle hoop verliest, dan kan dat ook jouw hoop wegnemen.’
Wat houdt je dan op de been?
Karel: ‘In de eerste plaats het feit dat elke dag nieuw is, en dat je veel dingen kunt vergeven en vergeten. Het tweede is dat ik voor het eerst gedwongen werd om kwetsbaar te zijn. Anderen, mijn ouders voorop, moesten voor ons zorgen. Dan kun je zeggen: kijk, God laat niet varen wat z’n hand begon, maar dat vind ik tegelijk erg moeilijk. Want in diezelfde tijd spoelde een leeftijdsgenootje van m’n zoontje aan op een Turks strand; hij was in het verkeerde land geboren. Ik vind het ingewikkeld om hoop te ontlenen aan de mate waarin je geboft hebt. Zoom je uit, dan is de wereld op heel veel plaatsen een hopeloze plek.’
Is het kruis van Jezus Christus iets wat daar bovenuit stijgt?
Karel: ‘Schrijver Reinier Sonneveld heeft mij laten zien dat er een rijke christelijke traditie is die het kruis ziet als teken van de overwinning op de machten. Wat daar aan het kruis gebeurde, was iets kosmisch; een grote afrekening met alle krachten van de dood. Veel meer dan dat mijn persoonlijke zonden op dat moment vergeven werden.
De sleutelscène in Het lam, een boek van Peter de Vries, beschrijft een vader die zijn jonge dochter heeft moeten begraven op de dag van haar verjaardag. Ze was aan leukemie gestorven. Direct na de begrafenis loopt hij een willekeurige kerk binnen, pakt de slagroomtaart die hij had gekocht voor haar verjaardag en smijt ‘m tegen het kruis. Hoewel ik veel breder en ruimer over dingen ben gaan denken, kom ik steeds weer terug bij de christelijke interpretatie van het verhaal van God en mensen, over een God met wonden, een kwetsbare God. Een God waar je een slagroomtaart tegenaan kunt gooien.’
‘Het blijft een mysterie waarom het nodig was
dat God mens werd’
Willem: ‘Bij mij is het denken over het kruis ook wel verbreed. Het verhaal van Jezus Christus en die gekruisigd, is de essentie. Dat onze zonden zijn weggenomen, is geen bijzaak, het is de clou. Tegelijkertijd is het in onze traditie een juridische aangelegenheid geworden. Calvijn was een jurist, hij had geen oog voor de machten: als de gerechtigheid ons wordt toegerekend, dan is het klaar. Maar de werkelijkheid is natuurlijk breder. Ik ben geraakt door elementen uit de Keltische traditie die dat onderkennen. Het gebed van Saint Patrick bijvoorbeeld. Wat jij vertelt over die taart, dat maak ik niet helemaal mee. Maar ik vind het wel mooi dat je laat zien dat het verhaal van Jezus en zijn offer niet zomaar eenduidig is op te vatten. Het blijft een mysterie waarom het nodig was dat God mens werd.’
Karel: ‘Als ik avondmaal vier, dan denk ik: wat een geheim. Ik snap hier niks van! Maar toch eet ik en toch drink ik.’
Willem: ‘Jij hebt mij ooit iets gegeven wat mijn geloof heel erg beïnvloed heeft, dat gedicht van Schulte Nordholt. Ik heb het altijd bij me.’
Karel: ‘Dat wist ik helemaal niet.’
Willem pakt zijn telefoon en leest voor:
‘Ook ik kan wel als Strauss en als Renan
en zoveel andere verlichte heren
het vreemde fenomeen analyseren,
de fabels en parabels van de man
die door het koren liep in Kanaän.
Historisch is het ook wel te verstaan,
de oude mythe kan men er in horen:
een god wordt gaarne uit een maagd geboren,
doet wonderen en sterft zoals het graan
om als het graan weer op te staan.
Maar als ik door het pad naar voren schrijd
en om mij heen de arme stervelingen,
mensen zo dwaas als ik, de lofzang zingen:
“O Heer, uw bloed roept voor altijd
barmhartigheid, barmhartigheid”
dan ben ik niet verlegen met mijn God,
dan is Hij vlak bij mij, dan weet ik zeker
dat Hij mij aankijkt uit de donkre beker,
dan eet ik zijn genadebrood,
dan leef ik van zijn dwaze dood.’
Karel: ‘Ja, dat is ‘m wel.’
Dit artikel komt uit de najaarsspecial van OnderWeg, die verschijnt op 3 november. Thema is hoop. Benieuwd naar het hele, extra dikke nummer? Neem voor 22 november een gratis proefabonnement en ontvang dit nummer als welkomstgeschenk.
Felix de Fijter is journalist en als hoofdredacteur verbonden aan De Nieuwe Koers.