Over de geestelijke opgaven van het ouder worden
- Opinie
- Thema-artikelen
Aan de ene kant doen we er alles aan om zo oud mogelijk te worden, maar aan de andere kant willen we zo lang mogelijk jong blijven: de ouderdom schrikt ons af. Er is weerstand om het land van de ouderdom te betreden. Wat is er geestelijk voor nodig om dit land wel binnen te gaan?
We kennen allemaal de negatieve beelden over de ouderdom. Ik spreek hier in praktische zin over ouderdom. Ik bedoel daarmee grofweg de levensfase van 67 jaar en ouder. Men kan daarin onderscheiden tussen de fase van 67-80, waarin vaak nog sprake is van een behoorlijke vitaliteit, en 80+, waarin de beperkingen de boventoon beginnen te voeren en de afhankelijkheid van zorg toeneemt.
Eerbied
Fysiek betekent ouder worden: toenemende kwetsbaarheid, ongemak en soms pijn. Psychisch betekent ouder worden: grotere emotionele kwetsbaarheid, traagheid van denken en verminderde flexibiliteit. Sociaaleconomisch betekent het dat je buiten het arbeidsproces staat en niet meer financieel bijdraagt aan de samenleving, maar een kostenpost bent.
Christenen plegen in reactie daarop vaak te wijzen op het positieve ouderdomsbeeld van de Bijbel (uitgezonderd Prediker 12:1-8). In de Bijbel is de oudere de drager van de traditie, degene die levenswijsheid bezit en overdraagt. Op basis daarvan draagt hij dan ook bestuurlijke verantwoordelijkheid (de oudsten). Het spreukenboek legt daarvan getuigenis af: ‘Mijn zoon, luister naar de lessen van je vader, verwaarloos niet wat je moeder je leert’ (Spreuken 1:8). De ouderen verdienen respect en eer, louter omdat ze oud zijn: ‘U moet opstaan voor iemand met grijze haren en eer bewijzen aan een oudere’ (Leviticus 19:32 HSV).
Ver van plannen en getallen kijk je aandachtiger,
ervaar je intenser
We moeten echter beseffen dat we onmogelijk terug kunnen naar dit beeld. Het is nauw verbonden met de patriarchale cultuur waarin de Bijbel is ontstaan. In onze laatmoderne democratische samenleving hebben ouderen ten eerste niet meer de positie die ze in Bijbelse tijden hadden.
Daarnaast lijkt een zeker idealisme dit Bijbelse beeld niet vreemd. We weten dat ouderen niet altijd mild en wijs zijn. Sommigen wel, maar er zijn ook ouderen bij wie de combinatie van versnelde culturele veranderingen en toegenomen kwetsbaarheid leidt tot rigide gedrag en starheid van denken.
In de derde plaats moeten we beseffen dat de negatieve beelden van de ouderdom niet uit de lucht komen vallen. Ze zijn gestoeld op de manier waarop mensen vandaag oud worden. Alle reden dus om juist daar aandacht aan te geven. Ik noem drie aspecten: het verzetten van bakens, het willen betreden van nieuw land en het vinden van een nieuwe rol.
Bakens
Ouder worden begint al bij de geboorte, alleen noemen we het dan anders, namelijk ‘groeien’. Het loont de moeite ouder worden te zien als een vorm van groeien. Wie groeit moet ‘de bakens verzetten’. Als je (als jongere) ontdekt dat je mogelijkheden groter worden, zul je steeds meer levensruimte claimen. Als je als oudere ontdekt dat je mogelijkheden minder worden, doe je het omgekeerde: je moet leren te leven in een kleinere levensruimte dan je gewend was. Dit laatste is niet gemakkelijk. Het gaat per definitie met horten en stoten. Je moet immers eerst ervaren dat ‘het niet meer gaat’. Pas dan kun je zeggen: dit of dat moet ik niet meer willen of doen.
Voor ouderen is de bakens verzetten extra lastig. Je hebt immers je ziel en zaligheid gelegd in je leven tot dusver. Je hebt met veel inspanning een beeld van jezelf gecreëerd dat je niet zomaar opgeeft. Het is moeilijk om te zeggen: ik ben niet meer de energieke vrouw die probleemloos een dag in de tuin werkt, maar een vrouw die moet letten op haar energie. Zo had je jezelf nog niet gezien. Ieder mens probeert zo lang mogelijk het beeld dat hij of zij over zichzelf heeft opgebouwd in stand te houden. Om daar toch afstand van te kunnen nemen, is een geestelijke inspanning nodig.
Ineens merk je hoe smakelijk het leven is
als je een visje haalt op de markt
Het loslaten van vertrouwde zelfbeelden gaat gemakkelijker als je geleerd hebt om je identiteit niet te funderen op het beeld dat je van jezelf hebt en dat je je hebt eigengemaakt, maar met iets veel wezenlijkers: je ziel. Je ziel is in het christelijke geloof verbonden met God. Mijn identiteit is geborgen in mijn schepper. Hij weet wie ik werkelijk ben. Hij kent mijn levensgeheim. Welke beelden ik ook van mijzelf heb en wat er ook verder in mij, aan mij en om mij heen verandert, dat geheim blijft intact en wordt door Hem bewaard. Hij zal ervoor zorgen dat ik door alles heen word wie ik in zijn ogen ben. Wie deze houding jong geleerd heeft, krijgt het gemakkelijker oud gedaan.
Nieuw land
Groeien betekent van de ene naar de andere levensfase gaan. Een geestelijke metafoor daarvoor is ‘het betreden van een nieuw land’ (ontleend aan H. Andriessen, Een eigen weg te gaan. Ouderen en spiritualiteit, Baarn 2006). Als je een nieuw land betreedt, voelt dat eerst beangstigend, vreemd en onwennig. De dichteres Ida Gerhardt heeft het land van de ouderdom in een beroemd gedicht – dat veelbetekenend ‘Genesis’ heet – benoemd als een wereld ‘ver van plannen en getallen’.
Oud worden is het eindelijk vermogen
ver af te zijn van plannen en getallen;
een eindelijke verheldering van ogen
voordat het donker van de nacht gaat vallen.
Plannen en getallen wijzen naar toekomstgerichtheid (plannen) en maatregelen om die gedroomde toekomst te realiseren (getallen). Het is het leven volgens je agenda. Bij het ouder worden, zo suggereert het gedicht, laat je die wereld gaandeweg achter je. Je betreedt een nieuw land. Daar kun je verdriet over hebben, maar het nieuwe land heet niet voor niets ‘nieuw’. Er valt wat te ontdekken!
Een ‘eindelijke verheldering van ogen’ en verderop spreekt ze over het ‘opengaan van vergezichten’. Eindelijk – met het einde van het leven in zicht – zie je wat je voorheen niet kon zien. Ver van plannen en getallen kijk je aandachtiger, ervaar je intenser. Je wordt sensitiever en bent minder bezig met wat jij met de dingen moet doen en meer met wat de dingen jou doen. Dat wat sociaaleconomisch een nadeel is – trager reageren – is winst voor je hart. Ineens merk je hoe smakelijk het leven is als je een visje haalt op de markt. Je wordt gemakkelijker opgetild door de schoonheid van een schilderij, een muziekstuk of je eigen dorp. Ineens zie je de hoop die schuilt in de levenslust van een kind of kleinkind.

De opdracht van de ouderen jegens de jongeren verschuift dus van de sfeer van praktische hulp en advies naar de sfeer van het hart. (beeld DGLimages/iStock)
Verstilling
In de verstilling van de ouderdom hoor je de echo’s van allerlei stemmen uit je leven en ga je met hen in gesprek. Je hoort beter de stem van je eigen hart en de stem van God. Je krijgt oog voor de glans van de eeuwigheid die over de dingen ligt. Dat genereert dankbaarheid en verlangen naar herschepping. Je gaat het leven proeven in plaats van consumeren. Nu is dit natuurlijk ook een idealistische beschrijving. Maar de boodschap is helder: er is werkelijk wat te winnen in de ouderdom. Doe niet als de tien verspieders uit het volk Israël die terugdeinsden voor de intocht in het beloofde land, maar betreed het land van de ouderdom met vertrouwen en verwachting.
Voortijdig
De innerlijke weigering om het nieuwe land van de ouderdom te betreden wordt in de narratieve psychologie narrative foreclosure genoemd. Het houdt in dat je je levensverhaal voortijdig afsluit. Als je je levensverhaal aan anderen vertelt, vertel je het tot aan het punt dat jij het nog aanvaardbaar vindt. Je zet bijvoorbeeld een punt bij je pensionering of bij het moment dat je ziek werd. Alles wat daarna komt, doet er niet meer toe. De gevolgen van deze houding zijn verstrekkend. Alles wat er na dat punt gebeurt, wordt vergeleken met wat daarvoor gebeurde en die vergelijking valt natuurlijk altijd negatief uit. Er valt in het heden niets meer te beleven en in de toekomst niets meer te verwachten. De interesse in het leven dooft uit. Om dit scenario te voorkomen is opnieuw een geestelijke keuze nodig. Een keuze om open te staan voor wat zich vandaag in je kleiner geworden ruimte aandient.
Een gesprek met iemand die hele dagen op bed ligt:
– Verveelt u zich?
– Nee.
– Wat doet u dan?
– Ik kijk naar buiten.
– Waar kijkt u dan naar?
– Naar die boom.
– Wat betekent die boom?
– Die boom is mijn band met de natuur. Ik zie hoe die verandert.
– Verandert u mee?
– Ik denk het…
Wie deze houding jong geleerd heeft, krijgt het gemakkelijker oud gedaan.
Nieuwe rol
Wie groeit, komt in een andere relatie tot zijn omgeving te staan, zoals elke ouder met opgroeiende kinderen weet. Ook in de ouderdom is dat het geval en net als in de puberteit is dat wennen voor alle betrokkenen. De oudere moet zoeken naar een nieuwe rol in zijn of haar sociale netwerk. Als ik niet meer kan ‘moederen’ of ‘vaderen’, of boer, manager, sportleider kan zijn, wat is dan wel mijn plaats en taak?
Ik moet denken aan een woord van de profeet Maleachi. Tot de tekenen van het koninkrijk behoort dat de ouders zich verzoenen met hun kinderen en de kinderen met hun ouders (Maleachi 3:24). Voor ouders en kinderen kun je ook lezen ‘oudere generatie’ en ‘jongere generatie’. Letterlijk staat hier dat het hart van de ouderen teruggebogen wordt naar de jongeren. De opdracht van de ouderen jegens de jongeren verschuift dus van de sfeer van praktische hulp en advies naar de sfeer van het hart.
Opvallend is de volgorde. De verzoening van de ouderen met de kinderen gaat voorop. De ouderen hebben de eerste stap te zetten. Blijkbaar is het voor hen een valkuil om zich te distantiëren van (de toekomst van) de kinderen. Dat kan gebeuren in de vorm van verongelijkt zijn: ‘Ze gaan hun eigen weg en laten mij achter’, in de vorm van permanente kritiek op hun leven: ‘Ze gaan een weg die ik niet goed vind’, of in de vorm van desinteresse, mooi verpakt in de opmerking: ‘Ze hebben hun eigen leven.’
Twee Bijbelse figuren leren mij hoe deze betrokkenheid van het hart vorm kan krijgen. De eerste is aartsvader Jakob. Hij keek in de toekomst van zijn kinderen en wat de Heer in hen zou gaan doen. Zo zegende hij ze. Zegenen waar je kunt, lijkt me de taak van een oudere generatie tegenover een jongere. Altijd weer zeggen: blij dat je er bent; hoe is het met je?; en: ga in vrede.
De tweede figuur is de vader van de verloren zoon uit de gelijkenis van Jezus. De vader houdt de jongste zoon niet tegen en blijft achter met zijn verdriet. Henri Nouwen heeft mij in zijn boek Eindelijk thuis geleerd dat dit – het met je meedragen van verdriet – hoort bij vaders en moeders. Het is hun opdracht, hun taak. Bij de vader in de gelijkenis gaat dit samen met hoop: hij staat op de uitkijk en is bereid de jongste zoon te ontvangen als hij komt, zonder oordeel, zonder voorwaarden.
Gastvrijheid
Ouder groeien is je leven tot een goed einde brengen door de bakens te verzetten, nieuw land te betreden, en daarin je nieuwe rol op je te nemen: zegenen, bemoedigen, dragen van verdriet, onvoorwaardelijke gastvrijheid bieden, en getuigen van de hoop die in je is. Daarbij mogen we ons gesteund weten door het geloof dat onze eigen geest gedragen wordt door de Geest van God. Zoals Paulus het zegt in 2 Korintiërs 4:16: ‘Ook al gaat ons uiterlijke bestaan verloren, ons innerlijke bestaan wordt van dag tot dag vernieuwd.’
Job Smit is in 2015 gepromoveerd op de methodiek van de geestelijke verzorging met het proefschrift Antwoord geven op het leven zelf. Hij is door de NGK Apeldoorn afgestaan voor de geestelijke verzorging bij een ouderenzorgorganisatie.