‘Blijf als oudere uitzien naar wat nieuw en verrassend is’
- Achtergrond
- Interview
- Ontmoeting
Zijn stappen tijdens de bergwandeling mogen onzekerder worden, op de pianokruk gaat het crescendo. Ouder worden, zegt Theo Boer, sinds 1 september hoogleraar ethiek van de gezondheidszorg aan de Protestantse Theologische Universiteit (PThU) in Groningen, betekent inderdaad lichamelijke achteruitgang, maar geeft het leven tegelijk een ongekende diepte.
Theo Boer is sinds 1 september van dit jaar hoogleraar ethiek van de gezondheidszorg aan de Protestantse Theologische Universiteit in Groningen. Daarvoor was hij vijf jaar bijzonder hoogleraar op de Lindeboom leerstoel Ethiek van de Zorg aan de Theologische Universiteit Kampen. Boer is een veelgevraagd spreker en debater als het gaat om medisch-ethische thema’s als levenseinde, levensbegin, palliatieve zorg en euthanasie. Hij is getrouwd, heeft twee kinderen, woont in Houten en is aangesloten bij de PKN.
Ongeveer drie jaar geleden kreeg Theo Boer in zijn mailbox een berichtje dat hoofdzakelijk uit scheldwoorden bestond. Afzender: een jongeman die woedend was over een NRC-interview waarin Boer maande tot voorzichtigheid bij euthanasie. Boer typte terug: beste zus of zo, zou u me misschien wat beleefder willen bejegenen, en voorts: wat drijft u eigenlijk precies? Er kwam een mailtje terug. De man had spijt van een ingrijpende en niet meer terug te draaien operatie, schreef hij, was in grote paniek en zat om die reden in een euthanasietraject. Een serieuze schriftelijke conversatie kwam van de grond. ‘Ik schreef hem dat ik hem begreep, maar waarschuwde dat hij nu niet nógmaals een ingrijpende en onomkeerbare beslissing moest nemen.’ Een jaar geleden ontmoetten de twee elkaar voor het eerst. ‘Het is een soort vriendschap geworden’, zegt Boer.
Als iemand hem benadert met een persoonlijke vraag op medisch-ethisch vlak, zal Boer nooit zeggen: lees mijn artikel uit 2018 maar. Dat kun je niet maken, vindt hij. Altijd probeert hij met zulke mensen een gesprek te voeren. ‘Als er concrete vragen op mijn pad komen, voel ik een grote verantwoordelijkheid daar iets mee te doen. Ik sta graag met m’n voeten in de modder.’
Publieke opinie
Dat mensen uit alle hoeken van het land hem weten te vinden, is niet erg verwonderlijk. Speelt er in de actualiteit weer eens wat op het vlak van euthanasie, abortus, ivf of een ander aangelegen thema, dan klimt Boer in microfoon en pen tegelijk. Op het platform van de publieke opinie is hij nogal eens in bedrijf, zogezegd.
Overigens staat hij daar meestal niet alleen; vaak is het zijn opinie tegenover die van een ander. Inhoudelijk kunnen de vonken er vanaf vliegen. Van die twistgesprekken kan Boer erg genieten, zegt hij, zolang het tenminste echt gesprekken zijn. ‘Er moeten twee dingen buiten kijf staan. Eén: je trekt elkaars intellectuele vermogens niet in twijfel, en twee: je trekt elkaars morele integriteit niet in twijfel.’
Dit interview krijg je cadeau van ons. Probeer magazine OnderWeg drie maanden gratis. Meld je aan voor een Proefabonnement (Digitaal of Papier Plus).
Bij studenten hamert Boer er altijd op dat ze zich moeten kunnen verplaatsen in hun tegenspeler. ‘Ik vind het prima als je een ferme visie hebt – of die nu pro-life is of niet, voor of tegen het gezin, dat maakt technisch gesproken niet uit – maar zorg dat je geloofwaardig blijft door je tenminste te verdiepen in de beweegredenen van je opponent.’
Ook op Twitter, waar Boer met een bijdrage van ruim dertienduizend (re)tweets in ongeveer acht jaar tijd een actief leven leidt, loopt hij tegen mensen aan die het echte gesprek niet lijken te zoeken. ‘Als ik twijfel, stuur ik even een direct message. Blijkt iemand inderdaad na wat contactpogingen geen serieuze gesprekspartner, dan weet ik al snel de blokkeerknop te vinden. Dan doe ik volgens mij wat Jezus zegt: schud het stof van je voeten en ga door. Het heeft totaal geen zin op mensen te reageren wier beroep het is anderen te frustreren.’
Lijdensdruk
Sinds 1 september is Boer hoogleraar in Groningen en doet hij langzaam maar zeker afstand van de Lindeboomleerstoel aan de vrijgemaakt-gereformeerde TU in Kampen. Langzaam maar zeker, want lopende zaken wil hij rustig afbouwen. Zorgverzekeraar ProLife heeft hij bijvoorbeeld toegezegd onderzoek te doen naar de lijdensdruk van ongeneeslijk zieke kinderen, onder meer hoe ouders en zorgverleners die inschatten. ‘Dat laat ik nu niet ineens bungelen.’ Ook blijft hij de redactie van de Lindeboomreeks voorzitten.
‘Ik heb het in Kampen erg naar mijn zin gehad’, kijkt hij terug. ‘Ik werkte in een bijzondere, warme collegakring.’ Tegelijk ziet hij wel uit naar de kleine lastenverlichting die de nieuwe benoeming met zich meebrengt. ‘In Kampen was ik officieel voor één dag bijzonder hoogleraar, maar in de praktijk was dat veel meer werk. Mijn werk als hoogleraar in Groningen is beter afgebakend.’
Warme prak
Het gesprek komt op zijn gezin: zijn echtgenote, dochter (18) en zoon (15). Wie op basis van Boers volle agenda zou vermoeden dat hij hen niet veel ziet, vergist zich. ‘Wij zien elkaar heel regelmatig en dat vind ik ook erg belangrijk.’ Voor zijn werk in Groningen is hij twee of drie dagen van huis. Op Groningendagen pakt hij tegen half zeven de trein (‘the train is my office’), zit hij om negen uur achter zijn bureau, wandelt hij om vier uur ’s middags weer naar buiten en schuift hij om kwart voor zeven ’s avonds bij de warme prak in Houten aan.
Op de dagen dat hij niet voor dag en dauw naar Groningen reist, werkt hij veelal vanuit huis, geeft hij een lezing in bijvoorbeeld Chicago of voert hij op Radio 1 een discussie met Jan Terlouw.
Waar hij op zulke dagen ook uithangt (met uitzondering van het buitenland natuurlijk), bij het ochtendgloren is er in huize-Boer voor iedereen ontbijt op bed, door de heer des huizes bij het aanrecht zelf in elkaar geknutseld. Daar schuilt behalve romantiek ook enig efficiencydenken achter, bekent Boer direct. ‘Een tafel dekken kost gewoon veel meer tijd dan een paar bordjes opmaken. Maar het is ook heel gezellig, hoor.’
Boer zelf leest na deze bijdrage zijn krantjes door en als iedereen wakker is en redelijkerwijs verwacht mag worden dat ook de buren hun nachtrust hebben afgesloten, wil hij nog weleens achter de piano kruipen.
Overigens is hij niet de enige die thuis het klavier beroert; ook zijn vrouw en de beide kinderen zijn muzikaal. Zelf is hij op het moment bezig met Piano Sonata Op. 7 van Edvard Grieg. ‘Ik ben echt aan het studeren. Weet je, een van de bijzondere dingen van muziek maken is dat je levenslang kunt blijven bijleren. Anders is dat bij sporten. Ik doe veel aan fietsen en bergsport, dat laatste met een vriendengroep. Sinds we in 1994 met elkaar de Mont Blanc beklommen, pakken we nog steeds elke zomer een piek of een andere uitdaging. Maar ik merk de laatste jaren dat ik wat strammer word, dat de stappen minder zeker zijn en minder groot. Muziek maken kun je blijven doen zolang je leeft, en je kunt er telkens beter in worden. Mijn moeder, die op bijna 91-jarige leeftijd overleed, speelde een week voor haar dood nog de prachtigste stukken. De laatste tien jaar van haar leven heeft ze ook echt nog vorderingen gemaakt.’
Innerlijke mens
Daarin schuilt misschien wel een beetje de kunst van het ouder worden, denkt Boer: ook de laatste levensfase als een kans zien. ‘Wie het slotstuk alleen beschouwt als een verlieservaring, zal het leven totaal anders ervaren dan iemand die bekijkt wat hij allemaal nog wél kan. De vraag is natuurlijk ook: waarom zou je oud willen worden als het in alle opzichten een neergaande lijn is? Biologisch en maatschappelijk is de curve er weliswaar een van opgaan, blinken en verzinken. Maar daartegenin schrijft Paulus: “Al vervalt ook de uiterlijke mens, naar de innerlijke mens worden wij van dag tot dag vernieuwd.” Die tekst is ofwel een illusie – wishful thinking – ofwel een bijzondere belofte.’
‘Wie om zich heen kijkt en luistert, kan dat eerste wel denken. Mensen klagen over allerhande beperkingen die ze ervaren en kunnen kritisch worden op het zure af. Wie Paulus’ uitspraak voor een belofte houdt, zal er alles aan doen die te verzilveren en hopelijk ontdekken dat de ouderdom het leven een zekere diepte geeft. Voor gelovigen kan dat betekenen dat ze ervaren dichter bij God te leven, dat het innerlijke leven met Hem zich inderdaad vernieuwt, dat je blijft uitzien naar wat nieuw en verrassend is en niet eindeloos blijft teren op wat je had of wat voorbij is. In meer algemene zin geldt dat de ouderdom een uitgelezen fase kan zijn om kunst of muziek te maken, boeken te lezen en films te kijken.’
‘Als Jezus daar zou zitten,
zou ik Hem om de hals vliegen’
Die ‘innerlijke mens’, denkt Boer, dat gaat over deugden als wijsheid, mildheid, rechtvaardigheid, maar ook zelfinzicht. ‘Een essentieel kenmerk van een christen is dat hij zich realiseert op welke punten hij tekortschiet. Hoe ouder je wordt, hoe meer je dat gaat beseffen. Als ik mensen ontmoet die niet in staat zijn om te vergeven, ben ik bang dat het ze aan zelfkennis ontbreekt. Naarmate je ouder wordt, heb je anderen meer te vergeven en hebben anderen jou meer te vergeven.’
De eeuwigheid
Een vraag die veel mensen, niet alleen christenen, in met name de laatste levensfase bezighoudt, is die van het ‘hierna’. Is er iets? En zo ja, hoe ziet het eruit? In De Stentor en daarna in het Reformatorisch Dagblad sprak Boer zich vorig jaar zomer uit over de eeuwigheidskwestie. Onder meer zei hij: ‘Puur empirisch weten we als christenen niet of er leven na de dood is: we hopen het en geloven het.’
Dat hopen en geloven, zegt hij, is van een andere categorie dan ‘er komt water uit de kraan’ en ‘vannacht wordt het donker’. ‘Die dingen weet je zeker. Als het gaat over de eeuwigheid, dan hebben we geen idee. We weten niet wat het is en óf het is. Het is, zoals gezegd, hopen en geloven.’
Waar Boer zich soms aan stoort, is de in zijn ogen platte manier waarop de eeuwigheid voor het karretje van dit leven wordt gespannen, alsof het op het ondermaanse maar een voorbijgaand gedoetje is dat in het licht van de toekomende dingen nauwelijks telt. ‘In veel gevallen van euthanasie die ik van dichterbij meemaakte, troostten mensen elkaar met gedachten als “in het hiernamaals zul je je overleden moeder, je kind, je partner weerzien”. Naar het idee van deze mensen is de dood een overgang van een bepaald soort leven naar een ander soort leven. Er verandert niet zoveel, behalve dat aan de overkant alles beter wordt: er zijn geen problemen meer en alle vijanden zijn verdwenen. Ik vind het een nogal antropocentrische weergave. Dat verlangen naar geliefden deel ik wel, maar voor mij is de werkelijke essentie: oog in oog staan met God. Hij is voor mij niet een vehikel dat ervoor zorgt dat ik straks voldoende bier en borrelnootjes heb. God is een persoon, en in de eeuwigheid, zo hoop en geloof ik, word ik met Hem herenigd.’
Bovendien zegt Boer van Luther te hebben geleerd dat je nooit beslissingen moet nemen vanuit de hoop dat het na de dood verdergaat. ‘De vraag of we het eeuwige leven waard zijn, wordt beantwoord aan de hand van de vraag of we het huidige leven voldoende waarderen. Stel dat een vader tegen zijn zoon zegt: als jouw auto op is, krijg je van mij een nieuwe, dan is die belofte toch geen reden om de huidige te crashen?’
Hoe het eeuwige leven zich ook zal ontvouwen, Boer kan er soms intens naar verlangen, zegt hij. ‘Ik probeer me soms voor te stellen wat het betekent om Jezus te ontmoeten. Kijk, wij zitten hier nu te praten, en dat is fantastisch, maar als Jezus daar zou zitten, dan zou ik Hem toch om de hals vliegen! Nee, ik kan het niet anders zeggen. En veel meer dan dat kan ik er tegelijk ook niet over denken, eigenlijk.’
Dit interview krijg je cadeau van ons. Probeer magazine OnderWeg drie maanden gratis. Meld je aan voor een Proefabonnement (Digitaal of Papier Plus).
Jasper van den Bovenkamp is journalist bij Tekstbureau Vakmaten.