Theodoor Meedendorp: ‘Deze tijd maakt mij nederig’
- Interview
- Thema-artikelen
Een zondag zonder kerkgang. Het is coronatijd. Het kerkelijke leven speelt zich digitaal of via telefoonlijnen af. Mondjesmaat vindt een kleine ontmoeting plaats, als een voorganger aanbelt en een praatje maakt. Voor Hoop voor Noord-voorganger Theodoor Meedendorp in Amsterdam voelt dat heel dubbel: ‘Mijn zondagen zijn rustiger geworden, we nemen een dienst op. Maar wat mis ik het handen schudden en om mensen in de ogen te kijken!’
Je bent voorganger van Hoop voor Noord. Wat voor soort gemeente is dat?
‘Hoop voor Noord is een multiculturele gemeente die niet alleen bezocht wordt door de eigen leden, maar ook door een grote kring van buurtbewoners. De gemeente is echt een afspiegeling van Amsterdam-Noord en heel divers qua afkomst en culturen. Er zijn Pakistanen, Koerden, mensen uit Suriname en uit diverse Afrikaanse landen. En autochtone Nederlanders. Onder hen zijn echte oud-Noordelingen, mensen die al hun hele leven in Noord wonen en ook nieuwkomers. De gemeente is ook divers als het om sociale klassen gaat: er zijn hoogopgeleide mensen met dubbele inkomens en mensen die in de schuldhulpverlening zitten of daar net uitkomen.’
Over hoeveel mensen praat je bij Hoop voor Noord?
‘Er zijn ongeveer 250 leden, inclusief kinderen en tieners en circa 150 vaste bezoekers. Daaromheen zijn er cirkels van mensen die in kleine groepen actief zijn; zij voelen zich niet zozeer gebonden aan een gebouw of een grote groep maar wel aan bijvoorbeeld een groep mensen in een bepaalde buurt die bij elkaar komt. In totaal praat je bij onze gemeente toch gauw over zo’n 500 mensen die er direct of indirect bij betrokken zijn.’
‘Ik wil handen schudden,
mensen in de ogen kijken’
Jullie kennen ook de zondagse samenkomsten. Hoe belangrijk zijn die?
‘Die zijn zeker belangrijk. We hebben er twee, een om tien uur en een om half één. Voor beide geldt hetzelfde thema. Wel is de liturgie anders, om tegemoet te komen aan wat mensen prettig vinden: een klassiekere vorm, rustiger of juist eigentijdser met meer reuring. Opvallend is dat wie waar naartoe gaat niet gebonden is aan cultuur: er zijn ook mensen met een niet-Nederlandse afkomst die voor de klassiekere dienst kiezen.
De samenkomst is voor onze gemeente vooral ook belangrijk, omdat er naast elementen als preek en samen zingen ook veel ontmoeting omheen zit: er is voor- en achteraf koffie; mensen van beide diensten ontmoeten elkaar tussendoor en ook als voorganger ben ik daarbij betrokken: ik groet mensen en zorg dat ik met enkelen contact heb.’
Hoop voor Noord is, las ik op de site, ook een echte buurtkerk, met veel ontmoeting in de wijk, op straat. Hoe werkt dat?
‘We werken met twee vleugels. In de eerste plaats zijn er de taalgroepen. Elke taalgroep –mensen die dezelfde taal spreken, bijvoorbeeld Pakistaans of Farsi- komt doordeweeks of op zondag bij elkaar. Daarnaast zijn er de zogenoemde buurtgroepen: in verschillende buurten in Amsterdam-Noord zijn er kleine groepen van mensen die op elkaar gericht zijn en samen dingen doen met een focus op de buurt waar ze wonen. Er is een keer per maand een buurtzondag: een groep komt dan in de betreffende buurt of wijk samen in een apart gebouwtje of huiskamer en daar drinken ze koffie en eten zij samen. Het motief voor deze buurtgroep is dat de drempel om naar de ‘grote’ kerk te gaan voor de meeste buurtmensen te hoog is. Gewoon omdat ze niet mobiel zijn of omdat hun wereld niet veel groter is dan hun eigen en de naastgelegen buurt.’
En die wat lossere band met de ‘grote’ kerk is voor jullie oké?
‘Ja. Omdat we experimenteren met kerkvormen die enerzijds profiteren van de gewone kerk, het gewone kerkgebouw als centrum en waarin het anderzijds geen probleem is als iemand niet op zondag naar de kerk komt, maar wel met de buurt- of taalgroep verbonden is. Anders gezegd: we willen als gemeente aansluiten bij waar mensen zitten. Als dit laatste primair hun buurt- of taalgroep is, dan is dat goed.’
Het is nu coronatijd. Zonder samenkomsten. Hoe voelt dat?
‘Heel dubbel. Enerzijds zijn mijn zondagen rustiger: we hebben niet gekozen voor livestream, ik werk nu dus niet op zondag. Anderzijds: het gevoel van gemis overheerst. Ik wil handen schudden, mensen in de ogen kijken, nieuwe mensen aanspreken en welkom heten. Al die dingen vallen weg. Ja, dat voelt echt als een gemis.’
‘Iedereen individueel achter de laptop
is geen kerk-zijn’
Wat gebeurt er wel?
‘We hebben er bewust voor gekozen om niet een live dienst uit te zenden, maar om de dienst vooraf op te nemen. Op donderdag worden de elementen daarvoor geproduceerd: een preek van ongeveer twaalf minuten, het gebed, de zegen. Daaromheen komen impressies van werk in de gemeente of interviewtjes met mensen uit de gemeente, bijvoorbeeld met iemand die voedselpakketten uitdeelt of in de zorg werkt. Alle onderdelen worden op vrijdag, met drie liederen, gemonteerd. Het geheel wordt op zondag uitgezonden; mensen kunnen daar op elk moment naar kijken.’
Weet je iets over of dit werkt, of dit aanslaat?
‘Er komen veel positieve reacties op. Ik noem er enkele. Van een Iraans gemeentelid: “Dank voor de bemoediging, het gaf ons weer kracht en hoop.” Een oudere oud-Noorderling schreef: “Dank voor de fijne nieuwe film en preek, heb ernaar uitgekeken.” Een Surinaamse zuster zegt: “Dank je wel, de preek komt binnen.” En een jonger gemeentelid appt: “Ik voel mij nog steeds betrokken; juist het gemeenschappelijke wordt in beeld gebracht.” Daar doen wij dit ook voor: dat die gemeenschapselementen zichtbaar worden. Een mooi bijkomend effect is dat gemeenteleden de opname doorsturen naar een netwerk van familieleden en kennissen.’
In jullie buurtwerk, het werk van taal- en buurgroepen, zal de impact nog groter zijn.
‘Ja, dat is een hele verandering. Thuiskomen, kan niet. Mensen missen dit enorm. Het is wel zo dat we vanaf het begin de groepsleiders gevraagd hebben om persoonlijk contact te hebben met hun mensen. Per telefoon, door aan te bellen of door met een groep op zondag via Skype of Zoom contact te hebben. Wij zijn als gezin zelf betrokken bij een buurtgroep. We onderhouden contact via Zoom. Een keer zijn drie mensen bij ons thuisgekomen. Met z’n zevenen – onze twee kinderen, mijn vrouw, ikzelf – en de drie bezoekers hebben we een korte bijeenkomst gehad; de andere helft van de groep was toen bij elkaar in de buitenlucht.
Al met al is het echt minder. Tegelijk houden we elkaar voor om het kleine te blijven waarderen en te blijven doen. Omdat er best wel iets mogelijk is. Ik werk zelf bijvoorbeeld mee aan een buurtmaaltijd waar mensen die het arm hebben terecht kunnen. De maaltijd zelf is weg. Maar een buurtbewoner is blijven zorgen voor eten en brengt dat met hulp van anderen bij enkele mensen langs.’
Er wordt veel gediscussieerd over ‘wat is nu het hart van kerk-zijn?’ Iemand wees er bijvoorbeeld op dat het online gebeuren echt beperkt is, want ‘een preek komt pas echt tot z’n recht als die in het midden van de gemeente gehouden wordt.’
‘Ik ben het er wel mee eens dat je een gemeenschap nodig hebt om kerk te zijn. Dat je elkaar ziet, elkaar in de ogen kunt kijken. Iedereen individueel achter de laptop kijken naar een kerkdienst zonder enige interactie, dat is geen kerk-zijn. Tegelijkertijd wordt naar mijn idee ook weleens te veel het accent gelegd op de grote samenkomst, alsof dat het is. Terwijl daarin bijvoorbeeld het element van interactie, van het samen delen van wat God zegt, al te vaak mist. Ik zou het waardevol vinden als deze crisis leidt tot enige relativering van het ‘grote kerk-zijn’, met veel podium en presentatie. Maar ook dat het leidt tot herontdekking van de kleine groep waarin je ook heel waardevol kerk kunt zijn, zeker in combinatie met veel gemeenschap doordeweeks.’
‘Voor een vluchteling op Lesbos is er geen exit’
Spannend is ook de vraag: hoe gaat het straks, als de beperkende maatregelen langzaam afgebouwd worden?
‘Als elke beperking wegvalt – maar daar kunnen we ons nu nog weinig bij voorstellen – zal het kerkgebouw bomvol en vol muziek zijn. Vooralsnog richten we ons meer op de tussentijd, als beperkingen wat versoepeld worden. We denken bijvoorbeeld aan meerdere kleine groepen die op zondag – op gescheiden momenten – in het kerkgebouw hun bijeenkomst hebben. Natuurlijk moet je daarbij alle regels, ook als het gaat om het gebruik van sanitair en om looproutes, in acht nemen. Maar we zien hier wel mogelijkheden, ook omdat we al gewend waren aan het bij elkaar komen in kleinere groepen, naast de grotere samenkomsten op zondag. Hoewel je ook bij die mogelijke opzet veel zult missen, bijvoorbeeld de fysieke aanraking die voor veel leden en bezoekers heel belangrijk is. Bovendien: hoe zal het dan gaan met het samen eten in de groepen, is dat weer mogelijk? Ook dat is de vraag.’
Her en der wordt deze coronatijd wel getypeerd als een tijd van gevangenschap, een tijd van beproeving. Heb jij iets waarvan je zegt: juist dat vind ik moeilijk, of: dat leer ik ervan?
‘Ik merk bij mezelf dat ik het confronterend vind dat ik als westers mens zo sterk gewend was aan controle over dingen, aan het gemak om te reizen, om alles in te richten zoals ik dat wilde – en opeens, en daar zit het confronterende in, is dit niet meer zo.
Ik vind het ook confronterend wanneer ik mijn huidige situatie en mijn moeite ermee vergelijk met de situatie van bijvoorbeeld vluchtelingen. Via sociale media zijn meelevende woorden gemakkelijk uitgesproken, maar nu ervaar ik zelf iets van ‘opgesloten’ zitten, en zelfs dat is nog maar bijzonder klein in vergelijking met hun situatie. Neem het nadenken over een exitstrategie; ik merk bij mezelf dat ik daar best naar verlang, dat zo’n exit er komt. Maar stel je eens voor: een vluchteling op Lesbos; voor hem of haar is er geen exit, nu niet en ook op korte termijn niet. Of ik denk aan dichterbij, een man in onze gemeente die zielsgraag herenigd zou willen worden met zijn vrouw die al jaren in Duitsland is. Maar zo’n hereniging is niet mogelijk. Nu pas besef ik een heel klein beetje wat zoiets betekent! Dus ja, deze tijd maakt mij nederig.’
Leendert de Jong werkt in de media en is oud-hoofdredacteur van
OnderWeg.