‘Al die grote verhalen, ik heb er niks meer mee’
- Achtergrond
- Interview
- Ontmoeting
Jarenlang werkte Piet Mars hard om AFAS Software tot grote hoogten te stuwen. Met nog meer hartstocht probeert hij nu de wereld een beetje eerlijker te maken. ‘God heeft bij me aangeklopt: Piet, wat ga je nu doen met je bezit?’
Piet Mars – getrouwd, vier kinderen, tien kleinkinderen – zal veelvuldig het woordje ‘gewoon’ bezigen. Niettemin is het fonkelnieuwe AFAS-gebouw, de blikvanger van Leusden, waar zijn huidige werkkamer op uitkijkt, bepaald niet gewoon te noemen. Na het interview vertelt hij graag over de ambities van het nieuwe complex dat na de zomer opent. Piet zal vermoedelijk twee opvallende schilderijen uit zijn werkkamer meeverhuizen. Het ene schilderij, met bloemen en een piano, staat voor werkplezier. Het belangrijkste wat er is, zegt de medeoprichter van miljoenenbedrijf AFAS. ‘De buldog op dat andere schilderij staat voor het lef om ergens je tanden in te zetten, beslissingen te nemen. Daar ontkom je niet aan in een bedrijf met vijfhonderd man.’
Anders werken
Ondernemen voor het geld maakt je egoïstisch, begint Piet. ‘Je moet meerwaarde creëren. Zo heeft God het bedoeld: als je deelt van je energie, je visie, wie je bent, dan kun je vermenigvuldigen. Pas dan krijgt je werk er een enorme dimensie bij. Mijn overtuiging is altijd geweest dat AFAS niet bestaat om de beste software te maken, maar om mensen anders te laten werken, met hart en ziel. In seculiere kringen zeg ik altijd dat ik christen ben en daarom doe wat ik doe, maar dat betekent niet dat mijn ongelovige collega’s het minder zouden doen. Wel heeft mijn christelijke achtergrond sommige keuzes van AFAS beïnvloed. We doen wereldwijd veel projecten met de AFAS Foundation op het gebied van onderwijs, gezondheidszorg en samenleving. Als familie runnen we ook een dergelijke stichting. Waarom? Als God je werk zegent, moet je dat inzetten in zijn koninkrijk, niet een nog groter huis bouwen of een nog grotere auto kopen.’
Zien mensen desondanks aan u dat u een geslaagd zakenman bent?
‘Ik loop er niet mee te koop. Ik rijd al jaren een grote auto en woon al jaren in een groot huis.’
Wat voor auto rijdt u?
‘Een Mercedes S450. Ik rijd al twintig jaar een S.’
Het gaat financieel ook al twintig jaar goed.
‘Ja, zeker de afgelopen jaren ging het hard, maar daar zijn we niet anders door gaan leven.’
Uw ouders hadden een Nigeriaanse illegale vluchteling in huis. Zou u zoiets ook kunnen doen?
‘Ik weet niet of die manier bij mij past. Mijn moeder had een groot hart. Ik ben vooral van de oplossingen, een huis of paspoort regelen – heb ik ook weleens gedaan – of iemand geld geven om te overleven. Mijn privédomein is mijn domein; dat klinkt hard, maar ik heb een druk leven.’
Wat is de belangrijkste levensles van uw ouders?
‘Eenvoudig geloven. Eerlijk zijn. Geen geloof van grote woorden, maar trouw zijn aan wat God van je vraagt. Tot het laatste moment was dat hun credo. Wij proberen dat door te geven aan de kinderen en kleinkinderen.’
Bent u altijd ondernemend geweest?
‘De omstandigheden hebben mij ondernemer gemaakt. Ik heb vijftien jaar onder een baas gewerkt, de laatste periode als bedrijfseconoom bij Schuitema. Vooral de laatste jaren begon dat te knellen. Ik ontwikkelde een uitgesproken mening over hoe je je doelen kunt bereiken en kreeg steeds vaker te maken met incompetente managers en directeuren. Eigenlijk heb ik altijd al moeite met gezag gehad: je moet autoriteit niet afdwingen, maar verdienen door dienend leiderschap. Leiders krijgen al gauw narcistische trekjes, ze willen zichzelf promoten. Maar bij AFAS zijn schoonmakers ook superbelangrijk. Ze delen overal in mee, krijgen een goed salaris. Wie ons bedrijf fantastisch schoonmaakt, is van grote betekenis voor onze klanten. Daar moet je ze credits voor geven.’
Strijdbijlen begraven
Piet groeide op in de GKv en verliet het kerkgenootschap nooit. Wel heeft de scheuring in de jaren zestig hem enigszins getekend. ‘Ik was toen nog relatief jong, maar van de periode erna herinner ik me de overdreven nadruk op: wíj zijn het. Terwijl ik al gauw ontdekte dat je zélf voor Christus moet kiezen, dat kan een ander niet voor je doen. Daarbij heb ik verscheidenheid in mensen juist leren waarderen. Ik werk hier fantastisch samen met atheïsten en moslims.’
Piet verlegt zijn focus steeds meer naar het werk voor zijn welzijnsstichtingen, waaronder Stichting Pharus, waarvoor hij grote reizen maakt. Het helpt hem om God aan het werk te zien. Afgelopen januari bezocht hij vier jonge kerken in Cambodja. ‘De eenvoud van het geloof; het enthousiasme voor God, hoe ze een kerk bouwen op een plek waar voor God geen plek is. Dat bouwt me op. Gezeur over welk lied we wel of niet mogen zingen gaat juist ten koste van m’n geloof; kerken die nog steeds ruzie maken, afschuwelijk. We moeten de strijdbijlen begraven en nadenken over hoe je in deze tijd relevant kerk kunt zijn, actief in de samenleving.’
U bent 41 jaar getrouwd. Wat is het geheim van een goed huwelijk?
‘Ik heb een gewoon huis-tuin-en-keukenhuwelijk. Gewoon, gewoon, gewoon, daar heb je geen grote boten of auto’s voor nodig. We proberen elkaar niet te veranderen, maar van elkaar te leren en elkaar te respecteren. We zijn anders, maar ruzie hebben we nooit. Natuurlijk zijn er kleine dingetjes waar we ons wel eens aan ergeren.’
Waar ergert uw vrouw zich aan bij u?
‘Toch wel aan mijn enorme gedrevenheid, dat ik altijd maar doorga. “Pas toch op jezelf”, zegt ze dan. Desondanks geeft ze me de ruimte, bijvoorbeeld om reizen te maken, naar Cambodja, Uganda, Ethiopië. Heerlijk dat ik die ruimte krijg.’
U praat niet graag over geld, maar ik ben oprecht benieuwd: stapt iemand met veel geld anders uit bed dan iemand die arm is? Maakt geld gelukkig?
‘Absoluut niet. Weet je: ik ben in een heel gewoon gezin opgegroeid. Mijn vader had geen auto, we maakten geen verre reizen. Tijdens mijn eerste baantje verdiende ik 280 gulden per maand. Rijkdom overkomt je, het geeft je mogelijkheden, maar ook verantwoordelijkheden, en die drukken weleens zwaar. Toen ik een jaar of 55 was, klopte God bij me aan: “Piet, wat ga je nu doen met je bezit? Welke keuzes ga je maken?” Ik had net het boek Het gat in ons evangelie gelezen, over geefgedrag, en daardoor kwam die vraag op me af: wat ga je zelf doen? Ik hou niet van grote woorden, maar dit was wel een kantelpunt. In het boek staat bijvoorbeeld dat als alle christenen hun tienden zouden geven, je een heel ander geluid zou kunnen laten horen. Je wordt op zo’n weg geleid en maakt vervolgens keuzes. We zijn met de kinderen gaan praten en hebben besloten Stichting Pharus op te zetten. Je als gezin inzetten voor zo’n stichting werkt bovendien samenbindend.’
Drukkende verantwoordelijkheid
De vraag ‘wat ga je nu doen?’ lijkt sinds dat eerste moment steeds als een boemerang naar Piet terug te keren met vergelijkbare urgentie. Het vele reizen draagt hier ongetwijfeld aan bij. ‘Diny van Bruggen kwam naar me toe en zei: “Piet, ik heb in Cambodja duizenden weeskinderen opgevangen, maar zonder grote donor loop ik te grote risico’s.” Kijk, als je geen geld hebt, heb je een excuus om niks te geven. Maar als je wel geld hebt, moet je bij elke hulpvraag een afweging maken. Dat is een verantwoordelijkheid. En dan gaat het niet om mensen met tienduizend euro op de bank, ik heb het over vermogende mensen.’
Ondertussen kan Piet niet altijd en overal helpen, en ook dat drukt soms op hem. ‘Ik heb veel ellende gezien. Dat heeft God op m’n pad gebracht, maar dat maakt me weleens verdrietig. De tegenstellingen in de wereld zijn zo groot dat ik me soms afvraag: hoe kan ik hier nu van betekenis zijn, kan ik hier iets aan doen?’
Zo te zien hebt u een concrete situatie voor ogen.
‘Ja. Ik was in Cambodja toen daar aids om zich heen greep. We bezochten een gezin, de moeder terminaal, de kinderen zouden ook gaan sterven. Toen we terugliepen, moest ik janken en was ik heel boos op God. Waarom doe Je dit nou?! Wat ben Je voor rare God? ’s Avonds in het hotel spraken we hierover. Iemand zei: “Piet, jij geeft God de schuld, maar misschien denkt God wel: Ik zal die rijke man uit Nederland eens laten zien hoe de wereld echt in elkaar zit zodat hij z’n verantwoordelijkheid kan nemen.” Dat betekende een ommekeer. We besloten al die kinderen middels een project voor onze rekening te nemen. Niettemin drukt zoiets wel op je, ik vergeet het nooit.’
Geeft zo’n daad het leed een andere dimensie?
‘Dat is dubbel. We hebben bijvoorbeeld een ziekenhuis in Zuid-Sudan gebouwd. Enerzijds weet ik zeker dat hierdoor mensen worden gered, anderzijds blijft het een worsteling: kan dit ziekenhuis op eigen benen komen te staan, zichzelf draaiende houden? Daar praten we als gezin veel over.’
Wie is God voor u?
‘Toch mijn trouwe Vader die voor me zorgt en bij wie ik m’n verhaal kwijt kan.’
Is het moeilijk je afhankelijk van Hem te weten als het je voor de wind gaat?
‘Nee. Zorg maar dat je voldoende ziet, dat maakt je klein. Je klein maken, dan maak je Hem groot – dat heb ik van onze predikant geleerd. Al die grote verhalen, ik heb er niks meer mee. Echt niet.’
Hebt u een voorstelling van hoe de hemel zal zijn?
‘Nee. Wel hoop ik dat we wat te doen krijgen. En dat ik veel mensen ontmoet die zullen zeggen: wat hebben we samen mooie dingen gedaan, zullen we hier nog een tandje bijzetten? Niet om nood te lenigen, maar om samen vreugde en blijdschap delen.’
Dit interview komt uit OnderWeg nr. 16 (5 september 2020). Meer lezen van magazine OnderWeg? Neem gratis een proefabonnement!
Wilfred Hermans is freelance journalist.