Herinneringen bij het sterven van Jochem Douma (1931-2020)
- Achtergrond
Op zaterdag 7 november las ik de eerste berichten op Twitter. Het ND kopte het overlijden van professor Jochem Douma en kwam met een in memoriam. En in de dagen die daarop volgden verschenen prachtige overzichten waaruit diepe waardering sprak. Hier is een leraar en broeder van ons heengegaan in wie we veel van de HERE ontvangen hebben. Dat geldt in ruime mate voor mij. Daarom deel ik graag een paar persoonlijke herinneringen uit dankbaarheid voor het leven van Jochem Douma.
Het overlijden van professor Douma kwam binnen als een schokmoment, als een vreemde gewaarwording. Want mijn vrouw en ik hadden die avond ervoor teruggeblikt en geconcludeerd dat professor Douma een grote rol in ons leven gespeeld heeft. We vroegen ons af hoe het met hem en zijn vrouw zou zijn. We wisten dat hij in een verpleeghuis was opgenomen. Hoe zou dat voor hem zijn? Maar toen was daar dus ineens het bericht van zijn overlijden.
Afgelopen donderdag, 12 november, hebben we geluisterd naar de dienst die aan zijn begrafenis vooraf ging. En weer ging zijn leven aan ons voorbij, als een film. Net als bij het lezen van zijn autobiografie in 2019 met die bijzondere foto op de voorkant; Douma die uit de poort van het Linneweversgildehuis, de bibliotheek van de Theologische Universiteit, komt en dan uit het beeld lijkt weg te lopen. Je denkt bij zo’n foto ook onwillekeurig aan het vertrek van Douma uit de GKv. En aan alles wat hij daarin aan eigen erfenis achtergelaten heeft.
Schaakmatch
Vanaf 1970 heeft Jochem Douma een stempel gedrukt op de predikanten binnen die kerken. En ik ben daar één van. De eerste colleges gingen over het overzicht in de theologie en de samenhang tussen de verschillende vakken. Het is niet vreemd dat dit onderdeel bij Douma in goede handen was. Als geen ander kon hij verbanden leggen en overzicht bewaren. Dat ging zover dat hij tijdens mondelinge tentamens met een oor naar jouw antwoorden luisterde, terwijl hij met een ander oog een interessante schaakmatch volgde. Het was in ieder geval niet moeilijk om met een paar goed onderbouwde antwoorden een hoog cijfer te halen. In mijn derde jaar werd ik student-assistent bij Douma.
Daarmee begonnen mijn jaren waarin ik intensief met Jochem en zijn gezin optrok. Als assistent werkte ik vaak aan een tafel in zijn grote studeerkamer, terwijl Douma zelf aan de andere kant zat te schrijven. In die tijd werkte hij aan de serie Ethische bezinning en dat was dus ook mijn project. Ik mocht drukproeven corrigeren en een zaak- en tekstregister samenstellen. Dat was nauwkeurig werk waarin Douma veel vertrouwen schonk. Douma kon gericht en gefocust werken, maar af en toe deelde hij zijn ideeën met mij en spraken we daarover. Dat voelde als een grote eer om zo intensief te mogen doorspreken met je docent in Kampen.
Gehazi
Kampen leefde als universiteit in die jaren ’80 in een isolement. Er was weinig contact met andere instellingen. Douma had een groot netwerk buiten de GKv. In de afgelopen week is zijn werk voor de VBOK geroemd. Maar ook met vakgenoten buiten Kampen had hij regelmatig contact. Als assistent plukte ik daar ook de vruchten van.
Soms leidde dat tot bizarre situaties. Zo stuurde hij mij een keer naar een collegiaal overleg van Nederlandse ethici omdat hij zelf geen tijd had. Ik zat daar aan tafel met Heleen Dupuis en Gerrit Manenschijn en vertegenwoordigde de TU Kampen (Broederweg). Dat was spannend en interessant tegelijk. Pas later besefte ik dat dit ook wel schofferend was naar die groep van hoogleraren om een student te sturen. Het gevoel van Naäman toen niet Elisa maar Gehazi voor zijn neus stond. Ik denk dat Douma het vooral zag als een efficiënte oplossing. Kampen was present en hij kon doorwerken aan zijn andere projecten.
Wat mij enorm inspireerde,
waren de hartelijkheid en
onbevangenheid van Douma
Met het meeste plezier denk ik terug aan de reizen die we samen maakten. Dat heeft mijn horizon echt verruimd. Een enkele keer waren we echt op tournee. Ik reed, terwijl Douma zijn stukken doornam of drukproeven corrigeerde. Zo reden we een keer naar Rolduc, het seminarie van bisschop Gijssen. Dat werd Douma met alle egards ontvangen door de docenten en priesterstudenten om zijn visie te geven op het thema natuurlijke ethiek. Als gereformeerd theoloog stond hij daar gereserveerd tegenover, omdat het tweede boek van de Godskennis, de heilige Schrift, daar een marginale rol in speelt. Maar het gesprek verliep prima, in mijn herinnering was het een debat tussen Douma en dr. Wim Eijk, de latere aartsbisschop.
In de wandelgangen maakte ook ik contact met de broeders uit de Catholica. Wat mij enorm inspireerde, waren de hartelijkheid en onbevangenheid waarmee Douma zijn gesprekspartners tegemoet trad. Met zijn logische redeneertrant kon hij het debat prima voeren. Zijn gereformeerde overtuiging en het beroep op de Schrift bracht hij daarin frank en vrij voor het voetlicht.
Computerbeurs
Op één van onze reizen bezochten wij de RAI in Amsterdam. Daar werd een grote computerbeurs gehouden en wij moesten daarheen. In de jaren ’80 maakt de PC zijn opmars, instellingen en particulieren schakelden over op een andere manier van data verzamelen en schrijven. Douma was daarin één van de first adopters en besefte dat ook de Theologische Universiteit met deze techniek in zee moest. Dat was gelijk het doel deze reis naar de hoofdstad.
Met de bibliothecaris Barend Meijer liepen wij langs alle stands met de nieuwste snufjes. Douma wilde uiteraard meer weten van Word Perfect, het grote tekstverwerkingsprogramma uit die tijd. We kregen een korte instructie, floppydisks werden als pannenkoeken in een computer geschoven. Korte tijd later stonden deze apparaten ook in de computerruimte van de TU. Douma zelf had uiteraard al eerder zo’n computer aangeschaft. Op de beurs kende ik zelf iemand van IBM en die zorgde ervoor dat wij met een VIP-arrangement op die stand ontvangen werden. Daar genoten wij natuurlijk van.
Naast de zakelijke kant was deze dag ook een bedankje van Douma aan Barend Meijer, die altijd nauw betrokken was en kritische feedback gaf op de drukproeven van de Ethische bezinning. De dag sloten we daarom af in een restaurant waarin we opgetogen doorspraken over de wondere wereld van de techniek.
Strategie
Naast de verruiming van mijn horizon openden deze tournees door het land ook andere deuren. Als we ’s avonds laat terug naar Kampen reden, zat het werk erop. Dat was het moment voor mij om mijn vragen te stellen. Dat deed ik zonder schroom vanuit een oprechte nieuwsgierigheid naar de dilemma’s van het leven. Douma kon dan bekennen (wat hij later ook in het openbaar deed) dat hij genoeg geschikte vrouwen kende die uitstekend in het ambt konden dienen. Maar hij moest dan berusten in het feit dat Paulus daar anders over dacht dan hij en dat deed hij loyaal. Ik vroeg ook door over de relatie tussen wetenschap en persoonlijk geloof, over de manier waarop Douma zelf bad en hoe hij kerkelijke conflicten beleefde. Ik kan mij niet herinneren dat hij vragen niet wilde beantwoorden en dat heeft mijn waardering en respect voor Douma alleen maar groter gemaakt.
Douma was ook een man van strategie en planning. Zijn schaaktalent kon hij toepassen op mensen en ik ontdekte dat hij een echte people manager was. Door zijn netwerk en daadkracht kon hij mensen inzetten en plaatsen op plekken die voor de kerken en voor hemzelf van belang waren. Kars Veling gaf daarvan bij de begrafenis van Douma een mooi voorbeeld. De samenwerking met de EO lag in de jaren ’70 en ’80 gevoelig in vrijgemaakte kring. Douma was zelf gevraagd om aan een journalistiek praatprogramma mee te doen, maar besefte dat dit aan de universiteit de nodige weerstand zou oproepen. Daarom regelde Douma dat niet hij, maar Veling op die plek terechtkwam. De goede inbreng was daarmee gegarandeerd, zonder dat hij in een nieuw debat over zijn activiteiten buiten de kerk hoefde te belanden.
Met deze competentie kreeg ik ook zelf te maken. Douma had bedacht dat ik wel verder kon studeren in de ethiek. Dat traject kende een aantal stappen. Het was handig om eerst aan een andere universiteit college te lopen. Hij regelde dat ik terechtkon bij dr. A. van den Belt, die hij in één van zijn blokweken ethiek als gastdocent had uitgenodigd. Dus ik ging naar Utrecht en maakte kennis met de wijsgerige ethiek. Dit was een totaal andere benadering dan die in Kampen. Ik moest alle zeilen bijzetten om de ‘taal’ van deze Utrechtse school te begrijpen en te spreken.
Een tweede stap was een traject in het buitenland. De keuze viel op het Whitefield Institute in Oxford, waar Douma in die periode een docent van had leren kennen. En dus gingen wij als gezin met een baby naar deze prachtige stad voor een jaar lang tutorials en het schrijven van een (tweede) doctoraal scriptie. Daar in Oxford leerde ik pas echt hoe groot de wereld was en hoe ik mij thuis kon voelen in een kerkelijke context die zich richtte op de context en het gesprek met studenten.
Van het huis waar wij introkken,
waren hij en Jo de eerste bewoners
Regelmatig schreef ik aan mijn leermeester over mijn ervaringen en vorderingen en hij vond dat prachtig. Ik ontdekte een hele andere vorm van ethiek, de deugdethiek van Alasdair MacIntyre, die veel meer accent legde op de oefening en overdragen van het goede leven (in praktijken) dan het logisch redeneren vanuit en toepassen van een aantal ethische principes in de lijn van Kant. Ik schreef daarover een scriptie waarin ik het oeuvre van MacIntyre vergeleek met de Nederlandse Wijsbegeerte der Wetsidee.
Later is die visie op deugdethiek ook in Nederland veel meer gaan leven en ik koester de gedachte dat ik daarin een klein bruggetje heb mogen slaan en wellicht had ik het hierbij moeten laten. Maar Douma had inmiddels ruimte gemaakt voor een eerste AIO-plaats in Kampen en daar kon ik in aan de slag. Als ik terugkijk, weet ik niet of dit de goede route voor mij was. Mijn start van het AIO-traject was in ieder geval een antwoord op hoge verwachtingen van Douma en alle deuren die hij voor mij geopend had. Maar het leven in Kampen voelde uiteindelijk als een fuik waar ik onbezonnen in gezwommen was. Dit was niets voor mij, werken in volstrekte eenzaamheid op een afgelegen zolderkamertje. Daarom heb ik heb het project uiteindelijk niet afgemaakt.
Dat leverde wel een gevoel van schuld op naar mijn leermeester, die zo veel deuren voor mij geopend had. Gelukkig heeft hij mij dat nooit verweten en bij grote momenten hadden wij weer contact. Mijn eerste plek als predikant was Brunssum-Treebeek, de plek waar Jochem ook gestaan had voordat hij hoogleraar werd. Van het huis waar wij introkken, waren hij en Jo de eerste bewoners. Bij mijn intrede en later, bij zijn jubileum als predikant, was hij een graag geziene gast in Limburg.
Koers
In de jaren na zijn emeritaat heeft Douma een strijd gevoerd tegen de koers van de GKv en Kampen, die in zijn ogen onschriftuurlijk geworden was. Wij hebben elkaar in die jaren ook wel gesproken. Jochem wilde dat meer predikanten zouden opstaan om deze koers aan de kaak te stellen. En zo bezocht hij ook mij om daarover te preken. We hadden een goed gesprek samen en met een glimlach herkende ik iets van zijn people management waar ik eerder over schreef.
Maar nu kon ik er niet in meegaan. Ik beschouwde de nieuwe belangstelling voor hermeneutiek als een vorm van achterstallig onderhoud, hoognodig om de eigen rol van lezer en wetenschapper eerlijker in beeld te brengen. Verder bespraken we mijn project voor Kampen, waarin ik de permanente educatie van predikanten opzette. Douma kon dat waarderen en bij het afscheid onderstreepte hij de persoonlijke waardering ondanks verschil in inzicht. Dat is trouwens een zin die hij ook later uitsprak in een breder verband toen zijn Psalmen-commentaar aan de TU gepresenteerd werd. En ook bij de presentatie van zijn autobiografie in 2019 klonken deze woorden weer richting de broeders en zusters uit de GKv.
De leermeester die zo veel deuren
in de kerken opende, verdween
Douma voelde zich uiteindelijk door de kerk en de TU niet gehoord en heeft in 2014 met pijn in het hart afscheid genomen van de GKv. Later zijn banden met de TU gelukkig weer aangehaald, maar ik vond dit afscheid verdrietig. Ernst Leeftink typeerde in een blog dit vertrek van Douma als een mix van principe en heimwee en dat herken ik wel. De kerken zijn veranderd en de periode van grote leiders in kerk en cultuur was voorbij. Maar dat leidde tot de paradoxale uitkomst dat de leermeester die zo veel deuren in de kerken opende en de horizon verruimde, zelf verdween naar de GKN, een kleine gereformeerde afsplitsing. Gelukkig zonder te vervallen in het oude kerkisme. In zijn biografie typeert Douma de ware kerk als de hele kerk van Jezus Christus in de wereld, al is daarvan het grootste deel voor ons onzichtbaar (445). Zijn overstap maakte hij zonder de band met alle broeders en zusters die achterbleven in de GKv door te snijden of deze kerk een valse kerk te noemen.
De laatste jaren heeft Douma gewerkt aan zijn commentaar op de Psalmen. In de jaren ’90 had hij al een keer aangegeven naar mij dat hij hier wilde eindigen. Na alle concrete boekjes over ethische issues en zijn werk in de medische ethiek, wilde hij terug naar de Schrift. En ook daar was zijn daadkracht enorm. De Bijbelcursus die Jochem gaf met Adrian Verbree leidde tot een mooie reeks van korte Bijbelcommentaren. En als je dan mag eindigen met de Psalmen, het liedboek van Jezus Christus, dan is dat niet alleen een geslaagd plan, maar ook een blijk van Gods genade.
Zo is de naam van Jochem Douma verbonden met een belangrijke periode in mijn leven. Groot is mijn waardering voor zijn brede blik en daadkracht en hoe daarin het dienen van Christus gestalte kreeg. En Douma leefde dicht bij God. Toen hij in de jaren ’80 een keer ziek was, sprak hij met mij over de dag dat hij het hoofd zou moeten neerleggen om naar God te gaan. Op een manier die zo veel rust en vertrouwen uitstraalde dat ik het nu nog weet. En met die gedachte luisterde ik op donderdag 12 november naar de begrafenisdienst. Daar klonk de melodie van Psalm 43:
Dan ga ik op naar uw altaren,
tot U, o Bron van zaligheid.
Dan mag mijn ziel uw heil ervaren.
En dankbaar ruizen alle snaren
voor U die al mijn vreugde zijt
en eind’loos mij verblijdt.
Joost Smit is predikant van de GKv Amersfoort-Vathorst.