De apocriefen: niet gezaghebbend, wel leerzaam
- Opinie
- Thema-artikelen
Apocriefe boeken: wat hebben we eraan en wat doen we ermee? Bijbelwetenschapper Sam Janse gaat op deze vraag in. Door het lezen van de apocriefen begrijpen we de figuren Judit en Tobit op de doeken van Rembrandt en volgen we beter het verhaal van Händels Judas Maccabaeus. Daar gaat het de meeste Bijbellezers natuurlijk uiteindelijk niet om, maar het maakt wel duidelijk dat deze boeken lang een plaats in de Bijbel hebben gehad.
Augustinus vond dat de apocriefen in de Bijbel thuishoorden. De Reformatie was kritischer. Desondanks hebben ook de Statenvertalers ze niet uit de Bijbel verwijderd, maar achterin een bescheiden plek gegeven, zij het met een ‘Waerschouwinghe’ om duidelijk te maken dat ze niet gezaghebbend zijn. De ‘NBV met deuterocanonieke boeken’ staat dus in een oude en eerbiedwaardige traditie.
Verschillende genres
Net als in de canonieke boeken onderscheiden we in de apocriefen verschillende genres. Geschiedschrijving vinden we in 1 en 2 Makkabeeën. Dat zijn overigens niet twee boeken van dezelfde hand, maar twee geheel verschillende verslagen van en visies op de gewapende strijd van Judas Makkabeüs tegen de Syrische overheersers. Als vertellingen kunnen we Judit en Tobit typeren. Historisch gezien zijn ze niet erg betrouwbaar en gezien de uitschieters van het eerste boek (Nebukadnessar als koning van Assyrië!) is het zelfs de vraag of Judit historiciteit claimt. Wijsheidsliteratuur in de geest van Spreuken vinden we in het boek van Jezus Sirach. De Wijsheid van Salomo is wat filosofischer van inhoud.
Dan zijn er ook nog toevoegingen aan de boeken Jeremia en Daniël. Er is een brief van Jeremia aan de ballingen in Babel, waarbij we ervan uit kunnen gaan dat iemand anders onder Jeremia’s naam schreef. Er is ook een boekje dat op naam van Baruch, de secretaris van Jeremia, staat. En er zijn nog een paar verhalen over Daniël die niet in de canonieke boeken staan: Susanna (in bad), het lied van de jonge mannen in de vurige oven en twee verhalen over Bel en de draak. Tenslotte het gebed van Manasse. Al deze boeken zijn ons overgeleverd in het Grieks, hoewel sommige werken oorspronkelijk in het Hebreeuws geschreven zijn. Jezus Sirach hebben we gedeeltelijk in zijn grondtaal teruggevonden.
Vroom
Het boek Ester is een verhaal apart. Wie de Griekse versie vergelijkt met de Hebreeuwse (in de NBV zijn beide vertaald), ziet dat die anders, langer en ook vromer is dan het oorspronkelijke boek. De oudere, Hebreeuwse Ester noemt God niet, de Griekse Ester heeft uitgebreide gebeden van Ester en Mordechai opgenomen.
Soms gaat Jezus een stap verder in zijn ethiek
We zien hier wat er met een boek in deze ‘bijbelse tijden’ kan gebeuren. Ons idee van een boek is sterk bepaald door de boekdrukkunst. Een boek is gedrukt en dan ligt het er in zoveel honderd identieke exemplaren. Vóór de boekdrukkunst moest ieder exemplaar worden overgeschreven. In de tijd van het Oude Testament kent men bovendien de idee van het intellectueel eigendom niet. Er is een grote vrijheid om te veranderen en te bewerken. Dat wordt dan ook ijverig gedaan. Meestal heeft zoiets te maken met een nieuwe situatie waarbij de oude tekst niet meer zo paste. Een voorbeeld: de Hebreeuwse Ester noemt Haman een nakomeling van Agag, de koning van de Amalekieten (9:24). De Griekse Ester zegt dat hij een Macedoniër is (Ester 10). Want in de tijd van de vertaling zijn de Macedoniërs, de Grieken, of de vergriekste Syriërs, de baas in Israël. Dit maakt duidelijk dat het in deze verhalen niet zozeer gaat om exacte geschiedschrijving, maar om verhalen met een boodschap.
Opstand
Om de deuterocanonieke boeken te kunnen begrijpen, moeten we iets weten van de geschiedenis tussen het Oude en Nieuwe Testament in. Een beslissende periode is de regering van Alexander de Grote (336-323 vC). In zijn korte leven veroverde hij een wereldrijk dat van Griekenland tot ver in India liep. Dat hield na zijn dood geen stand, maar viel in grote brokken uiteen, waarvan het Ptolemeïsche rijk in en rond Egypte en het Seleucidische Rijk met Syrië als kerngebied de belangrijkste waren. Palestina viel in eerste instantie onder het eerste rijk, maar rond 200 vC wisten de Seleuciden daar de baas te worden.
We spreken dan over de tijd van het hellenisme. Oost en West beïnvloedden elkaar, met de Griekse filosofie, levenswijze en taal als dominante factoren. Zolang de Seleucidische heersers de Joden hun maatschappelijke en religieuze vrijheid lieten, was het draaglijk, maar dat veranderde toen vanwege een culturele eenheidspolitiek de tempeldienst in Jeruzalem moest worden aangepast en de Syrische koning in 167 vC een beeld van Zeus in het heiligdom liet plaatsen. Dat leidde tot de opstand van de Makkabeeën, die in de gelijknamige boeken beschreven wordt.
Van de meeste apocriefe boeken kun je wel ontdekken wanneer ze geschreven zijn: Tobit en Jezus Sirach in de vrij rustige tijd rond 200 vC, Judit in de turbulente periode van een halve eeuw later.
Dichterbij
Hebben we iets aan de kennis van de apocriefen bij het lezen van de canonieke boeken? Zeker. Neem Johannes 10:22 over het feest van de Tempelwijding. Vanuit de canonieke boeken komen we er niet achter wat dat is. Maar dat verandert als we de boeken van de Makkabeeën lezen en ontdekken dat het hier gaat om de bevrijding van Jeruzalem door Judas de Makkabeeër. Hij liet het Zeusbeeld uit de tempel verwijderen en het godshuis opnieuw inwijden (1 Makkabeeën 4:59). Als Jezus spreekt over de ‘verwoestende gruwel’ (Marcus 13:14) gaat het over dezelfde geschiedenis. Die uitdrukking vinden we eveneens in Daniël 11:31. Afgezien daarvan geldt ook voor de tweede helft van Daniël (hoofdstuk 7-12) dat de tekst onbegrijpelijk blijft als we de boeken van de Makkabeeën niet raadplegen.
Dit feest van de Tempelwijding vierden de Joden in Jezus’ tijd en ongetwijfeld vertelden ze het verhaal ervan door, zoals dat ook met Pesach en het Loofhuttenfeest gebeurde. Jezus was dus met dit verhaal bekend. Dat betekent dat de apocriefen ons dichterbij de wereld kunnen brengen waarin Jezus leefde.
Ditzelfde geldt voor de lijst van geloofsgetuigen in Hebreeën 11. Daar lezen we: ‘Vrouwen kregen hun doden terug doordat die uit de dood opstonden. Anderen werden gemarteld tot de dood erop volgde en wilden van geen vrijlating weten, omdat ze uitzagen naar een betere opstanding’ (vers 35). Over wie gaat dat? Lees 2 Makkabeeën 7, het verhaal van de moeder die zeven zonen voor haar ogen gemarteld ziet worden voor hun geloof in de God van Israël die de doden opwekt, en we weten het.
Pareltje
Het boek Tobit is een van de pareltjes van de apocriefe boeken. Rob van Houwelingen gaat in het hierop volgende artikel uitgebreid op deze vertelling in. Tobit ademt de milde ethiek die we breed in het jodendom van die tijd vinden: ‘…Toen hij Sara ontmoette (…) zegende hij haar: “Welkom dochter”, zei hij, “gezegend zij God, die je bij ons heeft gebracht (…) Wees welkom in het huis dat nu ook jouw huis is…”’ (Tobit 11:17). Wat Tobit in 4:15 zegt: ‘Doe een ander niets aan dat je zelf verafschuwt’, had in Jezus’ Bergrede kunnen staan. Jezus’ boodschap van liefde en barmhartigheid kunnen we door dit inzicht als een stroom in een bredere bedding te zien in plaats van deze tegenover de Joodse geloofspraktijk van zijn tijd te zetten.
Tegelijk gaat Jezus soms een stap verder. In Tobit 4:17 geeft de oude vader nog een raad aan zijn zoon: ‘Wanneer een rechtschapen mens sterft, houd dan een maaltijd voor zijn nabestaanden, maar doe dat niet bij de dood van een zondaar.’ Jezus zou hier vragen een stap verder te gaan in de geest van zijn hemelse Vader die zijn zon laat opgaan over bozen en goeden (Matteüs 5:45).
Messias
Ook over Jezus’ messiasschap valt vanuit de apocriefe boeken licht. Het is best schokkend dat deze verzameling (zo’n 150 hoofdstukken) nergens spreekt over een messias die moet komen. Er is wel messiaanse verwachting, bijvoorbeeld aan het eind van het boek Tobit, maar in het plaatje van de grote toekomst die van Godswege verwacht wordt, wordt de messias niet getekend. We kunnen natuurlijk zeggen: weer een bewijs dat deze boeken apocrief zijn en niet geïnspireerd door de Geest. We kunnen ook de conclusie trekken dat de messiasverwachting in de tijd voor en van Jezus niet zo duidelijk aanwezig was als de christelijke theologie heeft aangenomen. Het is trouwens niet zo moeilijk om ook een reeks canonieke boeken te noemen zonder messiasverwachting: Ester, Job, Spreuken, Prediker, Hooglied enzovoort.
Het is een voordeel van de apocriefe boeken
dat je het oneens mag zijn met de schrijver
Desondanks kunnen we Jezus’ persoon en missie beter begrijpen door bestudering van de apocriefen. Wie 1 Makkabeeën leest, krijgt vele roemrijke daden van Judas te horen. Het boek is langdradig en je verliest je gauw in eindeloze veldslagen, overwinningen en nederlagen. De hoofdlijn is evenwel dat het volk Israël door gewapende strijd verlost wordt van de Syrische overheerser die het Joodse volk godsdienstig wil hervormen en de tempeldienst op een nieuwe, Griekse, hellenistische leest wil schoeien. In dat verband vinden we de figuur van Judas sympathiek. Hij is de vrijheidsstrijder die het lukt om de overheerser te verjagen en Israël zijn eigen tempeldienst weer terug te geven. Toch staat Judas Makkabeüs niet model voor de Bevrijder van het Nieuwe Testament.
Standvastigheid
Als we de bronnen willen opsporen waaraan Jezus zich gelaafd heeft, komen we eerder uit bij het boek Daniël. Dat is een apocalyptisch boek. Dat wil zeggen: het gaat over het wereldeinde. De nood is hoog en zal nog erger worden. De onderdrukking neemt toe. Het is de gemakkelijkste weg om mee te doen met de machtigen en de meesten (Daniël 1) en te buigen voor het beeld (Daniël 3), maar het komt aan op standvastigheid in de strijd tegen de machten van het kwaad en de dood. Dan zal op het beslissende moment het koninkrijk komen als een steen uit de bergen, ‘zonder dat er een mensenhand aan te pas kwam’ (Daniël 2:34). Dat is de verkondiging van Jezus.
Nu hoort Daniël bij de canonieke boeken en het lijkt alsof we de apocriefen op dit punt wel kunnen missen. Toch geeft het boek 1 Makkabeeën juist meer reliëf aan Jezus’ weg en de keuzes die Hij maakte. Jezus had ook voor de lijn van 1 Makkabeeën kunnen kiezen. Dan was hij misschien een succesvolle aanvoerder van de opstand tegen de Romeinen geworden. Maar het ging Jezus om iets anders. Het ging Hem niet om geweld, maar om dat koninkrijk waar Daniël het al over had. Waar geen mensenhand aan te pas komt. Als we de apocalyptische rede van Jezus uit Marcus 13 lezen, voelen we de verwantschap met de wereld van Daniël. God zal op zijn tijd dat koninkrijk brengen en van ons wordt alleen gevraagd trouw te zijn aan Hem. Juist omdat er een alternatief was (Judas Makkabeüs, de latere zeloten), krijgt Jezus’ keuze diepte.
Het is zoals artikel 6 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis over de apocriefen zegt: we kunnen ervan leren.
Leestips
- Bent u onbekend met de apocriefe boeken, begin dan met het lezen van de boeken Judit en Tobit. Dit zijn sterke verhalen.
- De toevoegingen aan Daniël zijn ook zeker het lezen waard.
- Het boek van Jezus Sirach heeft 51 hoofdstukken en vraagt nogal wat tijd, maar enkele steekproeven zullen in de smaak vallen.
- De boeken van de Makkabeeën kennen langdradige stukken, maar het begin is zeker de moeite van het lezen waard. Vergeet daarbij niet het dramatische verhaal in 2 Makkabeeën 7 over een moeder die haar zeven zonen gemarteld ziet worden.
Tot slot
George Eliott, romanschrijfster in het Victoriaanse Engeland, schrijft in Adam Bede dat hoofdpersoon Adam ’s zondags altijd uit zijn Bijbel las en daarbij de apocriefe boeken niet oversloeg, ook omdat hij het zich nu kon permitteren het af en toe oneens te zijn met de schrijver. Dat is een onmiskenbaar voordeel van de apocriefe boeken.
Sam Janse is bijbelwetenschapper.