Eenzaamheid in de Bijbel
- Achtergrond
- Thema-artikelen
Vraag drie mensen hoe ze eenzaamheid in hun leven ervaren en je krijgt drie verschillende verhalen. De single die verlangt naar een partner en zich eenzaam voelt te midden van de schijnbaar gelukkige stelletjes. Het stel dat verlangt naar kinderen en zich eenzaam voelt in hun kinderloosheid. De moeder of vader van een stel kinderen die zich eenzaam voelt in de relatie als er weer eens ruzie is geweest.
Het kan allemaal en er zijn nog veel meer voorbeelden te geven. Eenzaamheid is niet alleen voor ouderen die hun partner hebben verloren, maar net zo goed voor tieners die zich anders voelen dan hun klasgenoten. Het overkomt mensen die geen baan meer hebben, maar ook mensen die gepest worden op hun werk. Eenzaamheid ervaren we allemaal in alle fasen van ons leven, maar steeds op een andere manier en in een andere mate. Dat zijn ‘woestijnervaringen’, groot en klein. Soms duren ze een dag, soms een seizoen, soms jarenlang.
Woestijn
Daarin waren onze voorvaderen in de Bijbel niet anders. In de woestijn ben je in goed gezelschap. Kijk ’s nachts omhoog naar de sterren en je weet dat duizenden jaren eerder mensen uit de Bijbel naar diezelfde sterrenhemel hebben gestaard. Een prins en zijn zus, een verstoten geliefde, een profeet, een koning, een dominee en God zelf. Mozes en Mirjam, Hagar, Elia, David, Johannes en Jezus zelf. Allemaal bevonden ze zich op enig moment in hun leven in de woestijn. Ga er goed voor zitten, lees hun verhalen aandachtig door en je kunt met ze mee. Naast ze zitten op een rots, in de droogte en de hitte, starend naar de sterren ’s nachts of het droge zand overdag, op zoek naar het doel van je bestaan. ‘De woestijn is de uitgelezen plaats om niet alleen de bekoringen, maar ook de lauwheid van de wereld te ontvluchten’ (introductie RKK-Kloosterserie, NPO 2).
Roeping
Johannes de Doper wordt wel de voorvader van de kloosterlingen of de eerste monastieke woestijnvader genoemd. Zijn training voor zijn missie vond plaats in de woestijn. De profeet Jesaja had de komst van Johannes al aangekondigd: ‘Let op, ik zend mijn bode voor je uit, hij zal een weg voor je banen. Luid klinkt een stem in de woestijn: “Maak de weg van de Heer gereed, maak recht zijn paden’’’ (Marcus 1:2-3). Johannes droeg een kamelenharen jas en hij had een leren riem om zijn middel. Hij at wilde honing en sprinkhanen. Niet echt een chic bestaan, wel een duidelijke getuige van waar hij vandaan kwam, rechtstreeks uit de woestijn. Wat een zware roeping had hij! Een stem zijn in de woestijn? Wie gaat je daar horen?
Een van Johannes’ voorgangers was de profeet Jeremia. Ook hij leidde een weinig comfortabel leven, meestal in een woestijn, ongetrouwd, zonder vaste woonplaats. Hij zegt daarover het volgende: ‘Nooit was ik in vrolijk gezelschap, nooit heb ik plezier gemaakt. Eenzaam was ik, door uw toedoen, U had mij immers volgegoten met uw woede’ (Jeremia 15:17). Toch is zowel het leven van Jeremia als dat van Johannes de Doper nodig om Jezus’ komst aan te kondigen en voor te bereiden. Hun leven draait niet om henzelf, niet om hun eigen geluk, maar het staat in dienst van de Koning die komt. Ze verwijzen naar Jezus.
Wegwijzer
Ik hoorde het verdrietige, maar prachtige verhaal van de heilige Alphonsus Rodriguez. Alphonsus verloor op zijn twaalfde zijn vader en stopte met zijn opleiding om zijn moeder te helpen in het familiebedrijf. Op zijn 27e trouwde hij en kreeg drie kinderen, maar eerst verloor hij zijn vrouw en twee van zijn kinderen en een aantal jaren later verloor hij ook zijn derde kind. In 1571, op zijn 37e, trad hij toe tot de orde van de Jezuïeten. Maar omdat hij zijn school nooit had afgemaakt, werd besloten dat hij alleen lekenbroeder kon worden. Hij bleef de rest van zijn leven portier in het klooster. Toch werd hij beroemd, met name om zijn geweldige gastvrijheid. Elke gast begroette hij met: ‘Welkom heer!’ Alsof God zelf voor de deur stond. Daarmee verwees hij iedereen naar de aanwezigheid van Jezus.
Elke gast begroette hij met: ‘Welkom heer!’
Alsof God zelf voor de deur stond
Zo is ook Johannes wegwijzer naar Jezus. Al kan hij het bijna niet geloven als Jezus voor zijn neus staat (Matteüs 3:13-17). Daar is hij dan, de messias, wiens komst Johannes had aangekondigd. Opeens is Hij er in levenden lijve. Sterker nog, Jezus vraagt of Johannes Hem wil dopen. Dopen? ‘Ik zou door U gedoopt moeten worden, en dan komt U naar mij?’ roept Johannes geschrokken (Matteüs 3:14). Maar Jezus blijft rustig, je ziet Hem haast glimlachen. ‘Laat het nu maar gebeuren, want het is goed dat we op deze manier Gods gerechtigheid vervullen’ (Matteüs 3:15). Jezus kan niet gedoopt worden door een dominee die net van de universiteit komt. Er moet een wat wereldvreemde man in een kamelenharen jas aan te pas komen die net uit de woestijn is gekomen. Een man die weet wat het betekent om een missie te hebben die weinig mensen snappen. Een man die niet bang is voor de woestijn. Voor eenzaamheid. Voor zijn roeping. Een man die zich door God laat gebruiken voor zijn plan.
Dorst
De woestijn zoek je meestal niet zelf op. Die overkomt je of je voelt je door God geroepen om de woestijn in te gaan. In tijden van droogte wortelen bomen dieper, zodat ze optimaal kunnen profiteren van het beschikbare water. In tijden van wachten, van tegenslag of van eenzaamheid beseffen mensen dingen die ze anders niet beseft hadden. Over God, zichzelf of de wereld om hen heen. Zo kan God een tijd van droogte in je leven gebruiken om je dieper te laten wortelen. Je staat zo steviger in de tijden die volgen. Dat neemt niet weg dat droogte schrijnt. Een mens overlijdt veel eerder aan dorst dan aan honger. Een mens is niet gemaakt om eenzaam te zijn, maar om de verbinding te zoeken. Daarom is eenzaamheid ook niet goed, zelfs al brengt het je dichter bij water, bij de Bron van levend water, bij God. Johannes de Doper ging de woestijn in, omdat God hem daar bracht, net als Jezus zelf.
Als je eenzaam bent,
weet dat Jezus naast je zit in de woestijn
De monniken die zich woestijnvaders noemen, gaan ook de woestijn in. Maar zij doen dat niet om God te ervaren. Zij doen dat uit gehoorzaamheid, omdat ze zich geroepen voelen.
Abt Manu van Westvleteren: ‘Monniken zoeken God te ervaren? Ik denk dat dat niet geheel juist is. Monniken zoeken God. En als zij Hem ervaren, is dat een cadeau van God, maar als zij Hem niet ervaren houdt het monnik zijn niet op.’ Oftewel, in de stilte waarin monniken vaak leven is hun doel niet zozeer Gods stem te horen, Gods aanwezigheid te voelen. Ze zijn blij als dat gebeurt, zeker, maar ze zijn vooral trouw in het doen van hun kant van de relatie. Regelmatig bidden, bijbellezen, zingen, gastvrijheid tonen. Net als Alphonsus trouw 45 jaar lang zijn rol van portier vervulde.
De monniken van Westvleteren bidden ook ’s nachts. Om drie uur hebben ze een dienst van anderhalf uur, waarvan een half uur in totale stilte is. De abt: ‘Het woord dat de stilte voor mij het meest karakteriseert is ‘luisteren’. Dus vrijkomen van mezelf om te luisteren naar wat mij in de stilte overkomt, gevuld met woorden die van elders komen en die niet van mij komen. Dat is iedere keer weer verwonderend.’ Ik vind om die tijd ’s nachts wakker liggen enorm eenzaam. Ik moet er regelmatig uit voor mijn drie maanden oude dochter. Maar sinds ik weet dat er dan monniken wakker zijn en bidden, geeft me dat toch een kleine troost. Je bent niet alleen! Er wordt met je gewaakt, ergens op de wereld. Dat is ook de troost van de Bijbel. Als je eenzaam bent, op wat voor manier en in welke fase van je leven ook, weet dan dat je in goed gezelschap bent. Dat je niet alleen bent. Dat Jezus zelf naast je zit, in de woestijn, op een rotsblok, starend in de verte. Hij kan dan zeggen, met gevoel: ‘Ik weet hoe je je voelt. Ik weet hoe het is. Ik ben er ook geweest.’
Aukelien van Abbema (PKN) is de auteur van Single in de kerk, Zinvol daten en Eenzaamheid (onderdeel van de Essentialsserie van het Boekencentrum). Verder heeft ze een privépraktijk als gezondheidszorgpsycholoog en EFT-relatietherapeut.