Ad de Boer, journalist tot z’n laatste snik
- Achtergrond
- Interview
- Ontmoeting
‘Ik heb geen hobby’s,’ zegt Ad de Boer, man met een eindeloos cv. Ook nu hij de zeventig ruimschoots is gepasseerd, blijft hij ongeneeslijk nieuwsgierig. Niettemin zitten er lastige kanten aan het ouder worden, zegt hij. ‘Dat halflege glas van mij is bij tijden nog leger dan dat.’
Voorafgaand aan het gesprek vraagt Ad (74) om vooral een mondkapje mee te nemen naar zijn ruime appartement in Nijkerk. Niet zo gek, want vier van zijn zeven kinderen hebben corona gehad met ingrijpende gevolgen. Verder zijn de beperkingen door corona gering, al hebben hij en zijn vrouw Ineke hun zeven kinderen al een jaar lang vrijwel niet fysiek gezien. Wat hij verder mist door corona? Zingen op zondag. ‘Drie strepen daaronder,’ benadrukt Ad, die zich graag laat tutoyeren.
Ben je bang om ziek te worden?
‘Een beetje wel. Als ik zie hoe ziek je kunt worden of er zelfs aan kunt sterven, dan zie ik daar niet naar uit. Vanmorgen hoorde ik Margriet van der Kooi in de bezinningspodcast Eerst Dit vertellen dat ze nog niet klaar voor de dood is – en dat dit ook niet hoeft, op basis van psalm 118: ‘Dit is de dag die de Heer ons geeft, verheug je daarin en wees dankbaar.’ Als het zover is, hoop en vertrouw ik erop dat God me daarvoor klaarmaakt. Toen ik in mijn studententijd worstelde met geloofsvragen, heeft het boekje Hoera voor het leven van dominee Buskes veel voor me betekend. Een man in de tram vroeg hem: “Bent u bereid te sterven?” “Nee”, zei Buskes, “want ik moet straks om acht uur daar en daar preken.”’
Gevangenis
Ondanks deze nuchterheid, wandelt Ad bepaald niet zorgeloos door het leven. ‘Bij mij is het glas altijd halfleeg, terwijl het bij Ineke driekwart vol is. Ik ben eerder somber, zie tegen dingen op, denk dat iets niet goed afloopt, meestal onterecht. We hebben een paar loodzware jaren doorgemaakt toen een van onze geadopteerde kinderen toen hij negen was uit huis geplaatst moest worden. Niet te doen, maar het moest. Het ging alleen maar slechter met ‘m, hij belandde diverse keren in de gevangenis. Later heeft Ineke weleens tegen onze kinderen gezegd: “Jullie geloven niet in wonderen? Het feit dat ik niet in een inrichting ben beland, is het grootste wonder dat er bestaat!” Heel pittige tijden waren het, maar God heeft ons daar doorheen geholpen.’
Jullie hebben twee adoptiekinderen. Wat brengt jou dat, als vader?
‘Een dieper besef dat wij door God geadopteerd zijn: gewild, gekozen, geliefd. Dat besef is sterker gaan leven. Onze kinderwens was al ruimschoots vervuld. Maar we hadden plek over in ons huis, in ons hart en in onze portemonnee.’
Je was EO-directeur, hoofdredacteur van Koers en later van OnderWeg, voorzitter van de VBOK – je cv is schier eindeloos. En nu twitter je fanatiek. Kun je slecht stilzitten?
‘Ik heb geen hobby’s. Ontspannen lukt mij prima, maar dan moet ik fysiek weg zijn. In Nederland, Europa en Amerika trekken we graag met de camper waarmee we het liefst in de vrije natuur bivakkeren, op de bonnefooi. Vaak hebben we dan geen wifi. Maar als ik ergens verantwoordelijkheid voor heb genomen, ga ik daar ook helemaal voor. Wel heb ik met Ineke op enig moment geconcludeerd dat er periodes waren dat ik te veel tegelijk deed, inclusief ons gezin met zeven kinderen. Nu zeggen we weleens: “Hoe deden we dat, was ik weleens thuis?” Jawel, vrij vaak. “Maar ik bracht tussen zeven en half tien de kinderen naar bed”, zegt Ineke dan. Ze verwijt me niks, het is meer bespiegelend. Ik werkte vaak in de kleine uurtjes; het eindredactiewerk voor Koers deed ik tussen half twaalf en een uur ‘s nachts.’
‘Bij mij is het glas altijd half leeg’
Ad werkt niet uit angst om in een gat te vallen, zegt hij. ‘Ik blijf ongeneeslijk nieuwsgierig en journalist tot m’n laatste snik. Via Twitter kom ik op artikelen of websites die ik anders nooit zou ontdekken, soms voer ik prachtige gesprekken. Facebook idem. Die sociale media zijn soms een vloek, maar net zo goed een geweldige zegen.’
Heb je weleens spijt van dat vele werken?
‘Met de kennis van nu: ik had meer tijd in de opvoeding moeten steken. Maar als ik de kinderen ernaar vraag, krijg ik geen verwijten. Ik heb het enigszins goed proberen te maken door met de kleinkinderen in de tienerleeftijd een paar dagen naar een Europese stad te gaan. Maatschappelijk gezien lag de opvoeding destijds ook meer op het bord van de moeder. Het was volkomen normaal dat vrouwen stopten met werken als het eerste kind kwam. Daar hebben we nooit over gediscussieerd. Maar, in alle eerlijkheid: ik weet ook niet of ik het fijn gevonden had om minder te werken.’
Als luiheid niet een van jouw hoofdzonden is, welke is dat dan wel?
‘Sterker nog: ik kan me zelfs mateloos ergeren aan luie mensen, of in ieder geval: aan mensen die niet doen wat ze moeten doen. Afspraken niet nakomen, te laat komen, mailtjes weken laten liggen… De eerste keer reageer ik daar beleefd op, maar inwendig word ik dan heel boos. Of boosheid dan mijn hoofdzonde is?’ Een korte stilte. ‘Nou, ik heb weleens een gat in de slaapkamerdeur van een van onze tienerzonen geslagen. Hij blowde, was zijn bed niet uit te branden, noch voor school, noch voor de kerk. Dun spul hoor, die deur, maar toch. Toen werd ik onvoorstelbaar boos, ja. Ik kan me heel lang inhouden, maar op een gegeven moment explodeer ik. Dat had mijn zoon wel vaker meegemaakt. Mijn vader was net zo, ik heb twee jaar bij hem in de klas gezeten. Lastige jongens kon ‘ie heel lang blijven waarschuwen, totdat hij ontplofte. Ik weet ook nog dat hij thuis de broodplank had stukgeslagen bij een van mijn broers, op z’n gat. Maar ik heb ook van een EO-collega gehoord dat m’n vader bad om vergeving als hij het laatste lesuur van de dag uit z’n dak was gegaan en de dagsluiting moest doen. Die collega was zelf ook een driftkikker en deze ervaring met mijn vader is later enorm belangrijk voor hem geweest; dat m’n vader niet te groot was om de Here vergeving te vragen waar iedereen bij was.’
Wat is de belangrijkste les die je aan je kinderen wilde meegeven?
‘Sjonge… Ik hoop: laat aan anderen het beeld van Jezus zien, met alle lek en gebrek. Of ze allemaal nog geloven? Nee, het is een bonte verzameling van actieve gelovigen tot kinderen die moeilijk of niet in een levende God kunnen geloven. Een zoon kwam een paar jaar geleden speciaal langs om iets te vertellen. ‘God heeft mij weer gevonden’, zei hij. Dat hadden we nooit verwacht. Als EO zonden we programma’s als ‘God verandert mensen’ uit, dus wij baden vaak: waarom gebeurt dit bij ons niet? Vervolgens gebeurt het toch!’
Ad is bijna 75. Wat vindt hij lastig aan het ouder worden? ‘Dat halflege glas van mij is bij tijden nog leger dan dat. Ik erger me sneller, ben eerder gestrest, denk eerder dat iets niet lukt. Dat vind ik niet leuk van mezelf.’
En daar heeft Ineke ook last van?
‘Wis en zeker! Zij is exact het tegenovergestelde. Ik val op die momenten stil, trek me terug, en zij maar gissen wat mij dan dwarszit.’ Op dat moment loopt het gespreksonderwerp zelf de woonkamer binnen. Desgevraagd zegt ze: ‘Je kunt aan z’n gezicht zien hoe de vlag erbij hangt. Als er bezoek is, kun je aan hem zien of hij het naar z’n zin heeft.’ Ad: ‘Dat klopt, ik kan slecht de schijn ophouden.’
Je bent geen allemansvriend.
‘Zeker niet, nee, nee. En ook niet de sfeermaker in een gezelschap, of de lolbroek, helemaal niet. Met sommige vrienden heb ik het prima, maar dat is een beperkt aantal.’
Nu Ineke er toch bij staat: wat is het geheim van jullie huwelijk?
Tegen Ineke: ‘Zeg ‘s?’
Ineke: ‘Poe! Steeds weer opnieuw beginnen, haha! Ook als het even niet lekker zit.’
Ad: ‘Ja! Je hebt voor elkaar gekozen met de achterdeur dicht.’
Ineke, lachend: ‘Ik zei gisteren nog tegen je: ik houd van je, dus ik zal het ermee moeten doen!’
‘Jezus-moe? Daar kan ik me níets bij voorstellen’
Nu de kerkgang beperkt is: hoe ziet je geloofsleven eruit? Waar vind jij God?
‘In ieder geval niet in gewijde kathedralen. Totaal niet, nul. Ik heb God leren kennen in aula’s en gymnastieklokalen waar de ringen boven mijn hoofd hingen. In het alledaagse, platte leven of in een preek waarin Gods wereld en onze leefwereld bij elkaar wordt gebracht. Momenteel vooral in muziek en zang. Of er een lied uitspringt? We hebben lijstjes voor onze begrafenis die…’ – Ad lacht smakelijk – ‘…zo lang worden dat ze straks uren in de kerk zitten. Onze muzikale range is ongelooflijk breed, van psalmen uit de Oude Berijming tot liederen uit het Liedboek, Opwekking, Mozaïek, New Wine, noem maar op. Moet ik er eentje kiezen? O Jezus, hoe vertrouwd en goed klinkt mij uw naam in ’t oor, uw naam die mij geloven doet. Gij gaat mij reddend voor, Gezang 446. Ik las pas een interview met een theoloog die zei: “Ik ben Jezus-moe.” Daar snap ik níets van.’
Je zei dat je in je studententijd worstelde met geloofsvragen. Welke waren dat?
‘Bestaat God wel? Waarom is juist het christelijk geloof waar en andere religies niet? Uiteindelijk werd ik in m’n nekvel gegrepen. Op een zondagmiddag hoorde ik dominee Gert van den Brink preken over Filippenzen. Hij zei: “Iedereen die zijn leven nog niet aan Jezus heeft gegeven, moet dat vandaag nog doen.” Dit had ik nog nooit gehoord in een vrijgemaakte kerk, never! Wow, dacht ik… Dat moet ik dan maar doen. Dus heb ik thuis gebeden, waarna er geleidelijk aan dingen veranderden. Het boek van professor Verkuyl, Zijn alle godsdiensten gelijk?, hielp mij inzien dat het christelijk geloof de enige religie is waarin God afdaalt naar ons. Het advies van een medestudent vergeet ik nooit: “Twijfelen mag, maar blijf zoeken daar waar de Bijbel centraal staat, bij mensen die je vertrouwt. Cultiveer die twijfel niet.”’
Heb je al een idee welke tekst er op je grafsteen komt?
‘’Mijn genade is u genoeg’. Dat bedoel ik niet gemakkelijk. Ik geloof het intens, want wat heb ik, terugkijkend op mijn leven, nu van mijzelf? Gods genade heeft mij gemaakt tot wie ik ben. Ik weet hartstikke goed dat ik een zondaar ben, tegelijk weet ik me een kind van de God die de goddeloze, ook mij, rechtvaardigt. Daarin zit het diepe besef dat je van nature zondaar bent. Daarvoor hoef ik alleen maar bij mezelf naar binnen te kijken. Wat ik dan zie? Iemand die verkeerde gedachten kan hebben, die zonder reden strontchagrijnig kan zijn. Het is aan God te danken – en aan ‘de vrouw die Gij mij gegeven hebt’, om met Adam te spreken – dat ik daar steeds weer uit getrokken word.’
Heb je een voorstelling van de hemel?
‘Ik houd enorm van zingen. Het breed gedragen idee dat er in de hemel veel gezongen wordt, staat me dus niet tegen. Toch is dat niet mijn beeld – er moet immers ook gewerkt worden, kom op! B. Nijenhuis laat de boerenknecht Ezen in zijn boek De Tornado zeggen over de hemel: spitten en niet moe worden. Nou, dat dus. Spitten, werken en niet moe worden. Wow. Ik geloof dat de hemel op aarde komt, God zal bij de mensen wonen. Een radicale vernieuwing van deze wereld, zonder rottigheid, met Jezus in het middelpunt. Daar in de boekenkast staat een rijtje reisgidsen. Ineke en ik willen graag nog veel landen bezoeken: Nieuw-Zeeland, Argentinië, Chili. Dat redden we bij leven vermoedelijk niet meer, dus ik zeg weleens: dat komt dan op de nieuwe aarde wel.’
Geïnspireerd door magazine OnderWeg? Neem een gratis proefabonnement.
Wilfred Hermans is freelance journalist.