‘Een belijdenis is nooit een eindpunt’
- Opinie
- Thema-artikelen
Hebben we een nieuwe belijdenis nodig? Die vraag legt de Regiegroep Hereniging op tafel bij de Landelijke Vergadering van de NGK en de Synode van de GKv. Dat we als kerken herenigen, heeft alles te maken met de confessionele overeenstemming: we willen gereformeerde kerken zijn, gebonden aan de Bijbel zoals beleden in de drie formulieren van eenheid. Maar wie kent die nog? En wie voelt zich ermee verbonden? Voelen we ook geen weerstand tegen het vastleggen van het geloof en de verplichting zich daaraan te binden?
Gebrek aan kennis en afstand zijn volgens de Regiegroep Hereniging beide van toepassing als het gaat om de huidige belijdenisgeschriften: de Heidelberger Catechismus, de Nederlandse Geloofsbelijdenis en de Dordtse Leerregels. Steeds minder mensen immers kennen deze. Er wordt niet veel meer uit onderwezen. Voorgangers en catecheten voelen verlegenheid: gaan ze over onderwerpen die er vandaag toe doen? En is, ondanks pogingen tot herschrijven, de taal nog de onze? Ook is er weerstand. In de geschiedenis van beide kerkverbanden hebben belijdenisgeschriften een bepaalde lading gekregen die sommigen als allergie voelen. Wat is die weerstand? Gaat dat om de inhoud? Of betreft die de binding eraan?
Gezonde leer
De Bijbel zegt dat we elkaar als christenen moeten houden aan de gezonde leer, het evangelie van redding door Jezus Christus, en die leer moeten bewaren om de eenheid in Christus vast te houden. Dat zullen weinigen bestrijden. Maar iets anders is: hoe bewaren we die leer? Bewaren heeft in de Bijbel ook iets van elkaar erop aanspreken. De apostel Paulus waarschuwt Timotheüs zich aan die boodschap te houden. Hij bindt hem eraan. Hoe kreeg dat vorm in de geschiedenis?
Professor E.A. de Boer schreef in 2007 twee artikelen in De Reformatie over de historische achtergrond van binding aan de belijdenis. Zijn analyse kan ons verder helpen. Hij schreef dat de ondertekening van de belijdenis in de eeuwen na de Reformatie steeds meer instemming met een vaststaande tekst werd. Ruimte voor verandering of aanvulling, laat staan vragen of discussie, was er niet. Instemming met de belijdenis werd formeler, terwijl die oorspronkelijk een meer inhoudelijk karakter had. Ambtsdragers bespraken (delen van) de belijdenissen, bijvoorbeeld aan het begin van Franse synodes. Maar dit werd geen algemene gewoonte. Er kwam steeds meer afstand tussen ondertekeningsformulier en de belijdenis zelf. Dat versterkt het gevoel van een formele, niet-inhoudelijke instemming. Toch was er, schrijft De Boer, van oorsprong ruimte voor inhoudelijke gedachtewisseling. De verklaring die men ondertekende noemt nog steeds expliciet de mogelijkheid om bezwaren kenbaar te maken. Een ambtsdrager ondertekent geen massief blok beton (alles of niets), maar heeft de mogelijkheid vragen of zelfs bezwaren op een verantwoorde manier aan de orde te stellen. In die ondertekening zit dus meer ruimte dan vaak is ervaren of geboden.
Het geloof in Jezus Christus is
de leessleutel tot de Schrift
Toch kwam het zelden tot een inhoudelijk gesprek op kerkelijke vergaderingen en ook niet tot nieuw belijden. In de GKv werd een enkele maal op een synode over (de uitleg van) de belijdenis gesproken. De uitkomst daarvan wilde men echter niet meer dan een handreiking noemen, zeker niet een belijdend document. Deze achtergrond kan iets van de weerstand verklaren. Na de geschiedenis van onze kerken sinds de vorige eeuw zijn belijdenisgeschriften en de manier waarop je elkaar eraan bindt geen neutraal onderwerp. Anderzijds zullen er niet veel mensen zijn bij wie dit nog heftige gevoelens oproept. Wat zou het mooi zijn, schrijft De Boer ten slotte, als we tussen beide kerkverbanden tot een positief gesprek kunnen komen vanuit een gezamenlijk verlangen het belijden van de kerk levend te houden.
Leessleutel
Een ander discussiepunt betreft de verhouding tussen Schrift en belijdenis. Protestanten verzetten zich tegen alles wat men naast of boven de Schrift stelt. De Bijbel boven alles! Belijdenissen zijn slechts menselijke geschriften. Dat klinkt aannemelijk, maar is het dat wel? Zodra over de Schrift verschil van mening ontstaat, bijvoorbeeld rond actuele kwesties, wordt al snel het belijden ingebracht. Zo werd de kwestie over de sprekende slang in Genesis 3 op de synode van Assen (1926) beslecht vanuit het belijden over de Schrift. De uitleg van een bijbelgedeelte werd ingevuld vanuit het beleden en beleefde geloof. Dat leidde tot de uitspraak dat men dit bijbelgedeelte historisch en letterlijk dient op te vatten. Er is dus altijd een uitleggend criterium buiten of naast de Bijbel. Dat is op zichzelf niet verrassend: over het evangelie zijn we het eens, over de Bijbel niet altijd. De Bijbel lijkt multi-interpretabel: je kunt er alle kanten mee op. Tenzij we haar lezen vanuit het geloof in Jezus Christus. Dat geloof is de leessleutel tot de Schrift. Dit is een eeuwenoude leesregel, basale hermeneutiek zeg maar. De kerkvaders noemden dit de regula fidei, het geloof als uitlegregel voor de Bijbel.
Doen ze wat ze moeten doen,
samenbindend werken?
Belijdenissen zijn van oorsprong pogingen om de eenheid van de kerk te bewaren. Ze zijn de middelpuntzoekende kracht van de kerk. Ze beogen ons altijd weer bij de Bijbel en bij Christus zelf te brengen. Belijdenissen en Bijbel gaan hand in hand. Ze kunnen niet zonder elkaar. De Bijbel zonder belijdenis leidt tot ‘iedere ketter z’n letter’. De belijdenis zonder Bijbel kan een formeel juridisch instrument worden (de meetlat). Beide hebben elkaar nodig voor een goede balans. A. van de Beek schrijft in zijn boek Lichaam en Geest van Christus dat er een derde middel nodig is om die beide andere in balans te houden: de ambten. Door dopen, bedienen en zegenen is Christus zelf bij ons. Ambtsdragers representeren die beweging vanuit God naar mensen. Wanneer de instemming met de inhoud van het geloof door ambtsdragers een inhoudelijke en hartelijke is, zorgen deze drie elementen voor een geestelijke balans. Ze zijn door God gegeven: de bijbelse canon, de overeenstemming van het belijden en de ambten. Zo heeft God het voor het zeggen: door Gods Woord, gelezen vanuit het gezamenlijk beleden geloof, bewaard onder verantwoordelijkheid van mensen van Godswege aangesteld.
Doel
Is een nieuw belijden nodig? Dat lijkt urgent als je let op de inhoud van de huidige belijdenissen. De historische achtergrond van de drie formulieren is wat dat betreft beperkend. Onderwerpen die toen actueel waren, worden breed uitgemeten. Zo moest er tegenover de Rooms-Katholieke Kerk veel gezegd worden over het avondmaal. Tegenover de Anabaptisten of Wederdopers was er veel aandacht voor de verhouding tussen kerk en overheid. Gezegd wordt dat we in onze tijd liever meer aandacht geven aan onderwerpen als de Bijbel, de heilige Geest, geestesgaven en de plaats van de kerk in de wereld van nu. In dit verband moeten we ons afvragen: wat is het doel van een nieuwe belijdenis? De volgende overwegingen kunnen een kader vormen. Belijdenissen beogen:
1. Actualiteit GKv en NGK willen geen historische belijdenissen die in een la liggen, maar een actueel en levend belijden, aansluitend bij de vragen en thema’s van nu.
2. Eenheid We willen verbonden zijn en blijven, vanuit een gedeeld belijden dat echt leeft. Dus moet het ter sprake komen in gezamenlijk geloofsgesprek en onderwijs in de gemeenten.
3. Identiteit We willen gereformeerd zijn: staand op het fundament van Christus en de apostelen, vernieuwd door de Reformatie, met de antenne gericht op de geestelijke fronten van nu. Dat betekent dus ook afgrenzing, daar moeten we eerlijk over zijn.
4. Oecumene of katholiciteit Met een nieuw belijden zoeken we uitdrukkelijk ook de verbondenheid met de wereldkerk, met allen die van Christus zijn.
Persoonlijk voel ik me verbonden met de drie formulieren van eenheid. Maar vanuit dit kader moet ik concluderen dat ze niet voldoen. Dat ik er persoonlijk iets mee heb, kan ik relativeren: verlang ik misschien terug naar een wereld die klopte? Wat telt, is de vraag: doen ze wat ze moeten doen: samenbindend werken? Op de suggestie van de Regiegroep had ik eerder (op Onderwegonline.nl) de vraag gesteld: moeten we ons geloof opnieuw willen fixeren? Daarop heeft de Regiegroep gereageerd: fixeren is niet wat wij willen!
Mijn bijdrage was ingegeven door de overtuiging dat een formele ‘handhaving’ van de belijdenis niets uithaalt. De artikelen van De Boer hebben me daarin gesterkt. Tegelijk helpen ze me om helderder te onderscheiden tussen ‘vaste formuleringen’ en ‘ruimhartige binding’. Het aloude geloof opnieuw formuleren met het oog op deze tijd is goed, als we ervoor zorgen dat we elkaar bij die belijdenis bewaren op een open manier met ruimte voor verdere ontwikkeling. Daarom geloof ik in de zin van een nieuwe belijdenis, mits hierover een inhoudelijk en voortdurend gesprek plaatsvindt. Dat zal nog niet zo eenvoudig zijn. Dat gesprek moet je organiseren en in stand houden. Het vraagt om doelgericht onderwijs over de geloofsleer en een interactief, gemeentebreed leerproces. Alleen dan zal een nieuw belijden een levend en geleefd geloof kunnen zijn.
Daar voeg ik na herlezing van De Boers artikelen aan toe: het vraagt ook om gesprek op kerkelijke niveau van de geestelijke leiding. Bij de ambtsdragers ligt de opdracht om de kerk te bewaren bij haar Heer en zo bij de geloofseenheid van Christus’ kerk. Zou er van die kant niet meer initiatief (geestelijk leiderschap) mogen zijn, bijvoorbeeld door een groep theologen aan het werk te zetten die, zo mogelijk in samenspraak met meerdere kerkelijke tradities, tot een belijdend document komen?
De inhoud
Wat leg je dan vast en wat niet? A. van de Beek pleit ervoor de oecumenische belijdenis van de vroege kerk, de Belijdenis van Nicea, als uitgangspunt te nemen. “Alles wat daarbij kwam”, zegt hij, “heeft alleen maar tot verdeeldheid geleid. Christus is de waarheid in Persoon.” Maar zodra we het woord ‘waar’ toepassen op de leer (ware leer), moeten we oppassen. Dat kan gauw rationeel ingevuld worden, vanuit het modernisme van de Verlichting. Dat waarheidsbegrip heeft zijn stempel gedrukt op de manier waarop in de gereformeerde traditie de geloofsleer werd verdedigd. Er ontstaat dan altijd weer discussie over het geloof die we met argumenten trachten te beslechten. Dit werd oorzaak van vele schisma’s en versplintering van de eenheid van de kerk.
Wat Van de Beek bepleit, klinkt prikkelend. Tegelijk erkent ook hij het belang van de bijbelse leer. De Reformatie wilde niets anders dan de kerk terugbrengen tot de kern van die eerste belijdenis en zo haar bij Christus bewaren. De belijdenissen van de Reformatie waren uitleg bij die oecumenische belijdenis, gericht op de vragen van die tijd. Als we dat opnieuw doen met het oog op vandaag, zou een goede vraag zijn: hoe kunnen we dat fundament, die vroegste belijdenis, opnieuw formuleren? Misschien door eenvoudig te blijven bij de vier hoofdelementen van het belijden van Middeleeuwen en Reformatie: het Apostolicum, de Tien Woorden, het Onze Vader en de Sacramenten (geloof, gebod, gebed, genade). Je krijgt dan een geactualiseerde uitleg van het geloof, bijvoorbeeld op de manier waarop de Gewone Catechismus dat doet.
De tussenweg die De Boer ons wijst, lijkt me dan een begaanbare. Over het geloof moet je in gesprek blijven en instemming moet van harte zijn. Het is nooit een eindpunt, eruit moet de erkenning spreken dat we nu in een spiegel zien en straks pas oog in oog aanschouwen. Nu is ons kennen beperkt, straks zullen we volledig kennen, zoals we zelf gekend zijn (1 Korintiërs 13:12). Dus als iemand vragen of zelfs twijfels uit bij het belijden van de kerk, zie dat allereerst als kans om erover in gesprek te komen en elkaar dieper in Christus te leren kennen. Wat zou het geweldig zijn, als we van onze angst geleerd hebben en elkaar in liefde kunnen omarmen in gezamenlijk verlangen naar meer zicht op onze Heer Christus!
Klaas van den Geest is predikant van Het Kruispunt (GKv) in Alphen aan den Rijn.