Bidden in crisistijd heeft zin
- Algemeen
- Opinie
Paulus is er duidelijk over: als gelovige moet je blijven bidden, zonder ophouden (1 Tessalonicenzen 5:17). Dat is geen gemakkelijke opdracht. Ingrijpende gebeurtenissen brengen gevoelens van machteloosheid teweeg. Oorlogen als in Oekraïne of klimaatrampen kunnen verlammend werken. Vooral als het onheil onafwendbaar is. Wat heeft bidden voor zin als er toch niets verandert?
De profeet Jeremia is een inspiratiebron. Hij leeft in een rampzalige tijd, de ondergang van Israël dreigt. Hoewel God het hem meerdere keren verbiedt, blijft Jeremia bidden voor Israël. Is dat een teken van ongehoorzaamheid of juist van hoop? Ik houd het op het laatste en laat mij graag door Jeremia inspireren bij alle crises in de wereld van nu.
Jeremia’s vasthoudendheid heeft hem een eervolle vermelding opgeleverd in de joodse traditie. Hij staat te boek als de ‘man, die zijn volksgenoten liefheeft en voortdurend bidt voor hen en voor de heilige stad’ (2 Makkabeeën 15:14). Maar op het eerste gezicht lijkt Jeremia juist ongehoorzaam te zijn. Drie keer verbiedt God hem om nog langer voor het welzijn van Israël te bidden (Jeremia 7:16; 11:14; 14:11-12). Toch gaat Jeremia gewoon door. Zijn boek staat vol met gebeden, de meest heftige klaag- en smeekbeden waarin hij gewaagde dingen zegt. Bijvoorbeeld dat God als een drooggevallen beek is of als een soldaat die bij Kamp van Koningsbrugge als ‘niet geschikt’ zou worden weggestuurd (Jeremia 14:9; 15:18). Met zijn verbod om voorbede te doen laat God zien dat zijn oordeel definitief en onontkoombaar is. Niemand kan het nog verhinderen. Dat is ook wat Jeremia zelf verkondigt. Tegelijkertijd heeft hij goede redenen om, tegen Gods gebod in, te blijven bidden. Ik noem er vier.
Roeping
Allereerst ziet Jeremia het doen van voorbede als zijn roeping. Een profeet geeft eerst en vooral woorden van God door aan de mensen, hoopvolle woorden van bevrijding maar ook ernstige woorden over zonde en oordeel. Vanwege het onheil dat Jeremia Israël moet aanzeggen weet hij zich ook geroepen om voor zijn volksgenoten bij God in de bres te springen. Dat is tegelijk zijn verwijt aan alle nepprofeten die de mensen misleiden met de boodschap dat er niets aan de hand is, een bekend verschijnsel in tijden van crisis. Echte profeten zouden God smeken om stad en tempel te sparen (Jeremia 27:18). Die ervaren het namelijk als hun roeping om altijd voor Israël te bidden. Samuël zag het zelfs als zonde tegen de HEER als hij daarmee zou ophouden (1 Samuël 12:23).
Jaap Dekker is bijzonder hoogleraar ‘Bijbelonderzoek en christelijke identiteit’ op de Henk de Jong-leerstoel aan de TU Kampen