Een kijkje achter gesloten: Ulrum

Pieter Messelink | 10 februari 2023
  • Interview
  • Thema-artikelen

Op 1 oktober 2018 sloot GKv Ulrum haar deuren. Zo’n viereneenhalf jaar later blikken we met toenmalig voorzitter van de kerkenraad Menne van Dijk terug op de sluiting, wat eraan voorafging en de tijd erna.

Menne, wanneer is een kerk te klein?

‘We hebben acht tot tien jaar nodig gehad om te onderkennen dat het echt tijd werd om te stoppen. De belangrijkste reden was uiteindelijk dat we de ambten niet meer konden vervullen. Maar al langere tijd werd de spoeling dun. Er kwamen wel mensen bij, maar niet veel en de meesten trokken toch weer naar plaatsen met meer voorzieningen. De kinderclub telde op een gegeven moment nog maar enkele kinderen.’

Dat de ambten niet meer vervuld konden worden, is soms een symptoom van andere dingen die spelen. Wat heb je zien gebeuren in de periode voor de sluiting?

‘In dit gebied, het Marnegebied, zijn in de afgelopen decennia veel kerken gesloten/samengegaan. Tussen 1945 tot 1985 waren er vijf GKv’s: Houwerzijl, Pieterburen, Schouwerzijl, Ulrum en Leens. Alleen die laatste is nog over. In totaal hadden die kerken in 1950 2000 leden, in 1985 1000 en nu in 2023 ongeveer 500 leden.

De belangrijkste reden van krimp was migratie. Door de landbouwmechanisatie in de jaren 1950/1960 was er minder menskracht nodig. Mensen emigreerden of verhuisden om werk te vinden. Het zou interessant zijn om eens na te gaan welke toename aan leden steden als Assen, Amersfoort en Zwolle hebben gehad door de jaren heen. Daarnaartoe zijn veel mensen vertrokken.

De toegenomen mobiliteit heeft ook invloed. De 21 kernen van het Marnegebied liggen dicht bij elkaar. In de jaren ‘50 en ’60 was het autobezit gering en waren mensen gericht op hun eigen dorp. Ulrum werd vroeger de ‘magneet van het noorden’ genoemd. Het was een levendig dorp met veel winkels. Die zijn allemaal weg. In Leens zijn er winkels voor in de plaats gekomen die passen bij de behoeften van vandaag. Dat dorp ligt op tweeëneenhalve kilometer afstand en het is geen probleem om daar je boodschappen te doen. Alles is goed te bereiken. Dat geldt dus ook voor kerken.’

Waar zijn de leden van de gemeente in Ulrum na de sluiting naartoe gegaan?

‘Bij opheffing hadden we nog 127 leden. Ze konden zelf besluiten waar ze zich wilden aansluiten. Zestig procent sloot zich aan bij de kerk in Leens, vijftien procent ging naar de CGK in Ulrum, tien procent naar de PKN in het dorp, vijftien procent heeft zich nergens meer aangesloten. Omdat we in een dorp wonen, komen we elkaar nog regelmatig tegen. We missen het contact dat we hadden via bijbelstudie en koffiedrinken na de dienst. Maar de onderlinge contacten zijn goed. Er blijft trouwens een mooie kerkelijke presentie met de CGK en de PKN in het dorp. De CGK heeft later ons kerkgebouw overgenomen.’

Wat mis je vooral na de sluiting?

‘Vanwege de Afscheiding zijn de ogen altijd wel op Ulrum gericht geweest, dus het deed wel pijn om op zo’n historische plek de deuren te moeten sluiten. Het geeft verdriet dat je elkaar minder tegenkomt. Een kleine gemeenschap geeft grotere verbondenheid. Een grote gemeente zoals Leens is prima, maar het is wel echt een andere ervaring. Ik mis ook de akoestiek van het kerkgebouw in Ulrum. Het was een feest om er te zingen! We hebben ook veel samen gedaan, bijvoorbeeld aan de bouw van nieuwe zalen bij de kerk. Ook de deelname aan dorpsactiviteiten met Kerst is stilgevallen.’

Wat is er positief geweest aan de sluiting?

‘Het deel dat zich heeft aangesloten in Leens doet daar opnieuw actief mee. Het is ook fijn dat we daar weer een eigen voorganger en een kerkelijk werker hebben. Dat was met ons ledental niet meer mogelijk. De voorganger en de kerkelijk werker geven enorme push aan het werk in de gemeente. Dat kan ook alleen met een iets grotere groep. Ook de mensen die naar de CGK en de PKN zijn gegaan zetten zich op de nieuwe plek weer actief in.

Was het mogelijk geweest om sluiting tegen te gaan door er meer op uit te trekken in missionaire zin?

‘We zijn niet zo missionair bezig geweest. Ulrum telt nu nog maar dertienhonderd inwoners en had indertijd vier kerken. Velen waren aangesloten bij een kerk. Dat is door de jaren heen minder geworden, maar de secularisatie gaat in vergelijking met andere delen in het land langzamer. We hebben in Ulrum een Emmaüscursus gehad die zich vooral richtte op het versterken van geloof van onze kerkleden. We zien in het dorp nu meer statushouders: op hen zijn we betrokken, maar dat zou nog wel meer kunnen. Mijn vrouw geeft taalles aan een Eritrese vrouw en we hebben Oekraïners gehad in de kerk. In de afgelopen decennia waren we vooral naar binnen gericht. Nu zijn er wel meer initiatieven naar buiten. Een groep uit de kerk in Leens werkt mee in een winkeltje in het tijdelijk opvangcentrum voor asielzoekers bij Zoutkamp in het Lauwersmeergebied.

Ik zie het als een bedreiging dat we soms denken: het valt nog wel mee, we redden het nog wel…. We zijn weinig geneigd om na te denken over de ander die niet direct bij ons is aangesloten.

Er zijn wel veranderingen. In Leens hebben we sinds vorig jaar het kerkgebouw elke dag open: mensen lopen binnen voor een praatje of een moment rust. Het gebouw staat midden in het dorp. In Leens hebben we ook goede gesprekken met de PKN: wat herkennen we bij elkaar in het geloof, welke dingen kunnen we samen doen. Er zijn cultuurverschillen, maar er is ook herkenning op primaire waarden. We organiseren gezamenlijke openluchtdiensten en zangdiensten en hebben onderling informeel contact.’

 

De kerk als proeftuin

De kerk als proeftuin

Petra de Jong
  • Beschouwing
  • Thema-artikelen
‘De kracht van de lokale kerk kunnen we onderschatten’

‘De kracht van de lokale kerk kunnen we onderschatten’

Femke Woertink
  • Interview
  • Thema-artikelen

Reageer op dit bericht

Meld je aan voor onze gratis nieuwsbrief