‘Ik moest de overgave aan God helemaal opnieuw leren’

Esther de Hek | 10 februari 2023
  • Algemeen
  • Ontmoeting

Miranda Renkema weet wat het is om te leven met ernstige ziekte en zorg. ‘Ik heb mezelf steeds voorgehouden gewoon keihard te geloven wat God zegt: dat je Hem kunt vertrouwen.’

Ooit had Miranda (50) weer eens een appeltaart gebakken voor een collega van haar echtgenoot Bert, die hem tijdens zijn ziekte trouw kwam opzoeken. Want, erkent ze na wat doorvragen: visite ontvangen zonder dat er een zelfgebakken appeltaart staat, vindt ze lastig. ‘Appeltaart serveren is gewoon leuk, het geeft mensen een welkom gevoel. Maar er zit ook een laagje onder dat niet zo’n gezonde kant kan hebben: alles perfect op orde willen hebben waarbij ik zomaar over mijn eigen grenzen kan gaan.’

Nu wij elkaar spreken, staat die appeltaart ook op tafel: een pláátje, perfect van smaak, Allerhande-waardige compositie. De collega-predikant van Bert verbood Miranda echter ooit nog een appeltaart te bakken als hij zou komen: ‘Dan kom ik niet meer.’ Miranda: ‘Het heeft me aan het denken gezet’.

Bescheiden

Nog geen kwartier zitten we aan tafel in de Middelburgse pastorie van Miranda en Bert Renkema als we het delicate in haar al raken. ‘Dit gaat ook over de vraag wie ik nog ben als ik niets meer voor iemand kan doen, niet hartelijk kan zijn en er geen appeltaart meer staat. Een situatie waarin ik een paar jaar geleden terecht gekomen ben.’

Misschien hoeft het ijs tussen ons niet eerst gebroken te worden, omdat we elkaar al jaren kennen – beiden waren we als dertigers redactielid van het christelijk-gereformeerde blad De Wekker. Miranda: ‘Jij kaartte bepaalde issues zonder schroom aan, ik vond dat lastig. Ik was indertijd de eerste vrouw in de redactie en had bovendien een nederlands gereformeerde achtergrond. Dat maakte me terughoudend.’ Ze heeft van nature een wat bescheiden en nadenkend karakter, beaamt ze. ‘Maar ik denk dat dit niet alles verklaart. Wat je ook wel je biografie kunt noemen maakt en vormt je in het leven.’

Wat is haar biografie, althans deeltjes daarvan? In 1992 gaat Miranda theologie studeren aan de Apeldoornse TUA. Ze groeide op in de NGK: ‘In een behoudende kerkcultuur van psalmen, enkele gezangen, de belijdenisgeschriften en een stevige preek. Ik heb vaak gemerkt dat mensen zich dat niet kunnen voorstellen van iemand met een nederlands gereformeerde achtergrond. Toch voelde ik me er als NGK’er er nooit helemaal bij horen, ik was me voortdurend bewust van mijn kerkelijke achtergrond.’

Is wat je nu beschrijft meer dan een gevoel, een eigen beleven?

‘In mijn beginjaren bij De Wekker speelde eigen onzekerheid ook een rol, denk ik. Maar op diezelfde plek heb ik later helaas concreet ervaren dat mijn kerkelijke afkomst een punt voor sommige mensen was, iets waardoor het discutabel werd of ik ergens in kon meedoen. Op de TUA zei een jaargenoot in de pauze eens tegen Bert en mij toen het ging over gesloten kansels in de CGK: “We noemen jullie wel broeder en zuster, maar dat menen we natuurlijk niet echt.” Ik vond het eerlijk van hem, want hij zei het; anderen zwegen, maar vonden hetzelfde.’

Wie Miranda wat beter kent, weet dat ze een verbinder is en polariseren schuwt. ‘Deze ervaringen van afwijzing zitten toch dieper dan ik onder ogen wil zien’, zegt ze. ‘Maar nu erop doorgevraagd wordt in de context van een persoonlijk gesprek over mij, merk ik dat het niet onbenoemd kan blijven, al doet het pijn.’

Zou het kunnen dat een ander die hetzelfde trof er zijn schouders over zou ophalen?

‘Ik sluit niet uit dat iemand met een ander karakter en een andere levensloop het anders zou beleven, er minder gevoelig voor zou zijn. Maar mijn opgroeien in de NGK is daarbij wel vormend geweest. In mijn studententijd reed ik regelmatig vanuit Enschede mee met onze predikant, dominee Mooiweer, toen al een wat oudere predikant. Hij begeleidde aan de TUA NGK-studenten. Tijdens die autoritten heeft hij diverse keren verteld over hoe hij en andere predikanten in 1967 geschorst werden en uit de kerk gezet, dat heeft veel indruk op mij gemaakt. Het heeft mij een gevoeligheid gegeven voor er niet helemaal bij te mogen horen. De andere kant is dat het mij ook aanzet om me in te zetten voor eenheid binnen kerken, heel specifiek de CGK. Want kerkelijke verdeeldheid is absoluut niet zoals God het bedoeld heeft.’

Kerk redden

Kortgeleden werd Miranda benoemd tot consulent kerkrecht binnen de CGK, een gloednieuwe functie binnen een kerkgenootschap waar afgelopen jaren sprake is van toenemende verdeeldheid, een patstelling zelfs rondom het thema vrouw en ambt. ‘In mijn rol houd ik me gelukkig met meer bezig dan dit thema’, zegt ze, ‘maar mijn benoeming heeft wel deels te maken met de wat gespannen situatie.’

‘Ik ga de kerk redden’, reageert ze lachend als ik vraag wat er in dit verband van haar verwacht wordt. Ergens zit in die kwinkslag een verlangen, zegt ze later: ‘Een van mijn drijfveren om me als theoloog te specialiseren in het kerkrecht is dat ik veel houd van de kerk. En dan de kerk zoals zondag 21 van de Catechismus die benoemt als “de heilige algemene Christelijke Kerk”. Toen ik deze zondag tijdens catechisatie uit mijn hoofd moest leren, raakte dit mij al: “dat de Zoon van God zich uit het hele menselijke geslacht een gemeente vergadert, beschermt en onderhoudt”. En dan verder: “dat ik geloof dat ik van deze gemeente een levend lid ben en eeuwig zal blijven”.’

Ze verwacht op haar nieuwe plek ‘in het centrum van de schermutselingen’ te komen staan. ‘Er zijn hele sterke meningen de ene en de andere kant op, terwijl deze tegenstellingen veelal ten diepste voortkomen uit het elkaar geestelijk niet verstaan. Dat vraagt veel wijsheid en voorzichtigheid en tot het uiterste gaan om bruggen te slaan en zo de eenheid in de kerk te zoeken.’

‘Dat vraag tot het uiterste te gaan om bruggen te slaan’

Ernstig

Ik had me voorgenomen het niet te veel over kerkelijke issues uit de CGK te hebben: wat valt er immers nog aan toe te voegen? Zoals Bert die er even bij komt zitten opmerkt: ‘Het duurt al zo lang, ik zou graag duidelijkheid krijgen om met goede moed verder te gaan’. Miranda: ‘Bert heeft als gemeentepredikant er weer op een andere manier mee te maken en we staan er allebei wat anders in. Maar je kunt er, ook in een gesprek als dit, niet omheen dat het ons bezighoudt.’

In 1995 trouwden de twee; ze hadden elkaar op de TUA leren kennen. Bert werd predikant in de CGK Haarlem-Centrum, Miranda studeerde nog en was predikantsvrouw. Toen ze niet zo lang in hun nieuwe gemeente Hilversum-Rehoboth waren, werd Bert ernstig ziek en geopereerd aan een goedaardige tumor in zijn hoofd. Dat was in 2012. De jaren erna waren zwaar en aangrijpend voor hen en hun drie kinderen. ‘Er was op den duur onzekerheid of Bert gemeentepredikant kon blijven; van alle zorgen in die tijd hebben onze kinderen alle drie op hun eigen manier wel het nodige meegekregen.’

Zelf ben je afgelopen jaren ook kwetsbaar in je gezondheid gebleken, sterker nog: je kon niets meer.

‘Er is inderdaad al best veel ziekte en zorg in ons leven geweest. Van Bert is dat meer bekend, maar toen we net in Middelburg waren, ben ik zelf ook heel ziek geworden. Het begon met een telefoontje van mijn moeder op de allereerste zondag dat we hier waren. Ze vertelde dat bij een oom de ziekte van Huntington was geconstateerd, een ernstige erfelijke ziekte die een combinatie is van Alzheimer en ALS. Je raakt jezelf helemaal kwijt en niet als je tachtig bent, maar veel jonger. Ik was toen vijfenveertig. Mijn opa had de ziekte, ik heb het ziekteproces bij hem ook gezien, al wist ik toen niet dat het Huntington was. Mijn nichtjes hebben de ziekte en een tante. De kans was zeer groot dat mijn moeder het ook zou hebben en in dat geval ik ook, en onze kinderen.’

Het was voorjaar 2018, de boodschap sloeg bij Miranda in als een bom. Het legde haar volledig lam. ‘Het was ook de timing, denk ik: vlak na onze verhuizing, na heel intensieve jaren van ziek-zijn. We hadden de hoop om juist een nieuwe start te kunnen maken.’ Ze kon geen enkel geluid meer verdragen: ‘Zelfs het gefluit van een vogeltje in de achtertuin was me te veel.’ Miranda kwam in een diepe depressie. ‘Ik durfde de telefoon niet op te nemen, de deur niet open te doen, ik sliep niet meer, ik at niet meer, ik kwam echt op de bodem van mijn bestaan terecht en wist dat het nog erger kon worden. Als ik zelf de ziekte van Huntington zou hebben, kon het zijn dat ik over twee jaar niet meer zou weten wie ik was.’

Inmiddels weet Miranda dat de mate waarin zij het zogeheten HTT-gen bij zich draagt niet leidt tot de ziekte, datzelfde geldt voor haar kinderen. Natuurlijk was dat een bevrijdende boodschap voor haar maar het betekende niet de start van het herstel van gezondheid: ‘Het gaat gelukkig beter, maar het blijft kwetsbaar.’

Hoe houd je hoop en moed?

‘Dat is een goede vraag. We hebben als gezin best veel moeite meegemaakt en ik had verwacht dat die ervaringen mij zouden helpen toen ik zo diep zat. De ervaring dat God je altijd nabij is bijvoorbeeld, het vertrouwen op Hem, had ik dat nu op zak? Nee, ik moest de overgave aan God helemaal opnieuw leren, het moest in die situatie opnieuw een plek krijgen.’ Ze haalt een Bijbel, zoekt Psalm 40 op en leest eruit voor. ‘In deze psalm grijpt David terug op een eerdere ervaring van Gods redding uit een moeilijke situatie. Dat gebruikt hij om God te prijzen. maar ook om te zeggen: “God, ik zit nu weer in zo’n situatie en ik heb U weer net zo hard nodig, wilt U laten merken dat U niet veranderd bent?”.’

En wat gebeurt er dan?

‘Soms niets, en dan zeg je het morgen weer tegen God en daarna weer. Ik heb mezelf steeds voorgehouden gewoon keihard te geloven wat God zegt: dat je Hem kunt vertrouwen. We zijn nogal geneigd om te varen op ons gevoel. Als je niet voelt dat God er is, geloof je ook zo maar dat Hij je in de steek heeft gelaten. Maar Hij zegt zelf in zijn Woord iets anders, dat is de werkelijkheid waarop we bouwen en leven mogen.’

Vriendschappen

Ik vraag aan het einde van ons gesprek of er dingen onbesproken zijn die ze graag wil vertellen. ‘Ja’, reageert Miranda, ‘dat we ervaren hebben dat hartelijkheid en zorg van anderen in tijden van ziekte en moeite zo ontzettend waardevol zijn. Dirk de Wachter noemt het ‘de kleine goedheid’, wij hebben gezien hoe groot die is. Zoals die vriend-collega van de appeltaart die trouw kwam, luisterde, met ons las en bad. Maar ook een andere plaatselijke collega die als één van de weinigen wist van onze tweede miskraam en voor de deur stond met bloemen, niets zei, maar tranen in zijn ogen had. Vriendschappen hebben zo veel betekend voor ons. Als je mij zou vragen waar ik, ondanks alles, gelukkig van word, zijn dat de onvoorwaardelijke trouw en liefde die we in vriendschappen ervaren.’

 

Over de auteur
Esther de Hek

Esther de Hek is schrijver, schrijftrainer en oud-hoofdredacteur van OnderWeg.

Kruisvormig leven

Kruisvormig leven

Willem van der Deijl
  • Beschouwing
  • Thema-artikelen
‘Zelfs al moeten we sterven, we blijven onze Heer trouw’

‘Zelfs al moeten we sterven, we blijven onze Heer trouw’

Jan-Matthijs van Leeuwen
  • Interview
  • Thema-artikelen

Reageer op dit bericht

Meld je aan voor onze gratis nieuwsbrief