Springlevend en actueel
- Interview
- Thema-artikelen
Voor OnderWeg sprak Elise Lengkeek met vier ‘ervaringsdeskundigen’ die ieder vanuit hun eigen invalshoek te maken hebben gehad met het nut en de noodzaak, maar ook de grenzen van het kerkverband. Zowel aan de zijde van de GKv als de NGK.
Het begrip ‘kerkverband’ werd ruim 55 jaar geleden van de ene op de andere dag zeer beladen. Een term die ineens pijnlijk scheiding maakte tussen gereformeerde kerken. Sommige kerken benoemden zichzelf als behorend ‘binnen het kerkverband’ en plaatsten daarmee kerken die niet waren meegegaan met de toen heersende opvattingen ‘buiten het kerkverband’. Hoe zit het met de (her)waardering van het kerkverband na de hereniging tussen GKv en NGK?
Gereformeerd
Het fenomeen kerkverband heeft oude papieren. We schrijven 1571: na het voorbereidend convent te Wezel in 1568 komen de Gereformeerde Kerken van Nederland voor het eerst vrijwillig samen in Emden, voor een synodale vergadering (Het woord ‘synodaal’ komt van het Griekse woord: synodos dat ‘samenkomst’ betekent). Men is bezield geraakt door de gedachte dat er in de Bijbel voldoende aanwijzingen zijn te vinden die een dergelijk verband rechtvaardigen. Allereerst, omdat de apostelen geregeld bij elkaar kwamen om een aantal geestelijke, maar ook praktische zaken in onderlinge afstemming te regelen. Alle gereformeerde kerken treden daarna geheel vrijwillig toe tot het classicaal en synodaal kerkverband. Is er een kerk die zich eraan onttrekt, dan wordt zij met onuitputtelijk geduld vermaand om zich weer vrijwillig aan te sluiten.
Voorwaarde voor het toetreden tot het kerkverband is dat men het eens is over de geloofsbelijdenis en de kerkorde. Bovendien wordt van alle deelnemende kerken actieve betrokkenheid verwacht. Het allerbelangrijkste was echter deze opvatting: dat het gezag van zowel de classes als de synode wordt beschouwd als een afgeleid gezag van de deelnemende kerkenraden. Nu los van het centrale toezicht vanuit Rome, zijn de gereformeerde kerken elkaar tot een hand en een voet.
‘Binnen- en buitenverbanders’
Vanaf 1571 komen de onderlinge verhoudingen binnen de kerken meermalen onder druk te staan. De verschillende visies op kerkelijke tradities en niet-fundamentele leeropvattingen doen het kerkverband soms in zijn voegen kraken. Dat leidt onder andere in 1944 tot ‘de vrijmaking’ en in 1967 tot de breuk binnen de denominatie die zich GKv zou (blijven) noemen. De buitengesloten kerken gaan onder de naam NGK verder. Tientallen jaren leven ‘binnenverbanders’ en ‘buitenverbanders’ langs elkaar heen tot het wederzijds verlangen naar verzoening en hereniging de overhand krijgt en concrete stappen worden ondernomen om bij elkaar te komen. Gedreven door het inzicht dat niet mensen de eenheid van de Geest moeten maken, maar dat het er allereerst om gaat die eenheid te bewáren. De Geest zet immers de gelovigen in een nieuwe levensverbinding met God de Vader en God de Zoon. Die nieuwe levensverbinding is de basis waarop gelovigen allereerst een organische eenheid vormen. Die eenheid krijgt in praktische zin zijn beslag in een kerkverband wanneer er organisatorische rust en veiligheid wordt gecreëerd in een geest van eensgezindheid.
‘Ik hoop dat het nieuwe kerkverband het beste van twee werelden bij elkaar brengt’
Albert Balk (48) woont in Amersfoort, is sinds 2021 daar als predikant ook verbonden met de NGK-gemeente. Daarvoor was hij GKv-predikant Wageningen. Hij maakt sinds drie jaar deel uit van bestuur van Kerkpunt, de toerustingsorganisatie van de fusiekerken Gkv en NGK.
Albert Balk heeft als functionerend predikant te maken (gehad) met zowel het kerkverband van de GKv als van de NGK: zowel vanuit zijn vorige GKv-gemeente te Wageningen als vanuit zijn huidige NGK-gemeente in Amersfoort. ‘Je kunt als kerk niet zonder’, vindt Balk. ‘Het kerkverband is zowel in praktische als geestelijke zin van grote waarde voor zowel de predikant als de gemeente.’
Wat bepaalt volgens jou die ‘grote waarde’ van het kerkverband’?
‘Het besef dat je als plaatselijke gemeente niet op jezelf staat. Dat je ingebed bent in de wereldwijde kerk van Jezus Christus van alle plaatsen en tijden. Dat je als predikant met je gemeente dus niet een eigen weg inslaat. Enerzijds maak je als gemeente in geestelijke zin deel uit van dat grote geheel, maar je bent ook gewoon die plaatselijke kerk met een eigen smoel, zichtbaar en concreet aanwezig in je samenkomsten, het pastoraat en de catechese.’
Je hebt inmiddels bij zowel de GKv als NGK ervaren wat het kerkverband voor toegevoegde waarde heeft. Welke verschillen heb jij ervaren?‘
Ik ben pas sinds 2021 predikant in mijn huidige NGK-gemeente, dus mijn ervaring met het NGK-kerkverband is nog beperkt. Mijn allereerste ervaring met de NGK was hartverwarmend. Tijdens mijn sollicitatie vroegen ze niet hoe ik werkte, maar wie ik was. Dat heb ik ervaren als persoonlijk, gericht op de mens die je bent.
Verschillen zie ik inmiddels zeker. Die zitten hem echter niet zozeer in de ‘hardware’ –de praktische, organisatorische kant, als wel in de ‘software’, het klimaat, de sfeer. De GKv heeft een wat formelere traditie, is normatiever, idealistischer. Ik voel me veel vrijer in deze gemeente, die zelf ook open staat voor een wat meer experimentele aanpak. Ik ervaar minder vastgepinde verwachtingen en meer ruimte voor creativiteit. Binnen de NGK is men al veel langer gewend aan een diversiteit van opvattingen. De GKv is al enige tijd bezig met de inhaalslag; daar is het leer- en implementeerproces volop gaande en dat werpt vruchten af. Bij de GKv heb ik die organisatorische kant als een sterk punt ervaren. Dat zie je bijvoorbeeld terug in de aandacht voor de kerkvisitatie: een heel zinnig instrument om belangstelling tonen voor wat er in de plaatselijke gemeente gebeurt. Daaraan zit naast het aspect van verantwoording, ook een bemoedigende, helpende en troostende kant. In dat opzicht loopt NGK wat achter bij GKv.’
Je hebt van beide kerkverbanden de zwakke en sterke punten mogen ervaren. Hoe kijk jij vanuit dat perspectief naar het fusieproces?
‘Als afgevaardigde op de Gkv-synode in 2017 stond ik eerlijk gezegd aanvankelijk wat aarzelend in die fusiebesluitvorming. Ik dacht: gebeurt er niet heel veel in een keer? We hadden de ambten opengesteld voor vrouwen. Moeten we niet eerst dat met elkaar verwerken in de GKv? Voor sommigen in de GKv en NGK gaat het allemaal te snel. Wat ik wel heel belangrijk vind, is dat er verzoening heeft plaatsgevonden. Die kruik met tranen die er gestaan heeft in 2017 was een belangrijk symbool voor de wonden die zijn geslagen. Van het nieuwe kerkverband hoop ik dat je van twee werelden het beste bij elkaar brengt.’
Wat zijn de voornaamste leerpunten voor het nieuwe kerkverband?
‘Hoe blijf je zo verbonden dat je niet onverschillig en ook niet veroordelend wordt? De breuk in 1967 is terug te brengen tot een breuk tussen ‘rekkelijken en preciezen’. De opgave is wat mij betreft: hoe hou je elkaar scherp? We moeten de vrijmoedigheid hebben elkaar te bevragen. Je bent belijdend christen, hoe geef je daaraan vorm in de praktijk? Eigenlijk gaat het dan over het voeren van het echte geloofsgesprek.
We moeten er bovendien voor waken dat de structuren doel in zichzelf gaan worden. Je bij elkaar veilig, sterk en onaantastbaar voelen in je organisatorisch verband: daarin kan te veel energie gaan zitten: het gaat niet om het grote getal, het succes van de organisatie, maar om het boven-lokale dienstbaar zijn aan hoe we ieder op onze eigen plek de gemeente van Jezus Christus handen en voeten geven.’
‘Een kerkverband helpt om buiten de grenzen van je eigen kerk te kijken’
Renate van der Velde (48), woont in Kampen en is daar lid van de GKv. Ze werkt als jurist bij de Onderwijsinspectie in Utrecht en was tot aan de fusie van GKv en NGK lid van het Deputaatschap Beroepszaken van een classis.
Wat zijn jouw ervaringen met het kerkverband vanuit je betrokkenheid bij het Deputaatschap Beroepszaken?
‘Een van de belangrijke aspecten van een kerkverband is de mogelijkheid voor predikanten en kerkleden om beroep te kunnen aantekenen tegen besluiten van een kerkenraad waarmee ze het niet eens zijn. Voor conflicten tussen een predikant en zijn of haar kerkenraad is er een apart deputaatschap. Ikzelf was verbonden aan een deputaatschap dat zich bezighoudt met de beroepszaken van gemeenteleden tegen een besluit van hun kerkenraad. Hoewel die route maar heel weinig wordt gebruikt, wijst de praktijk uit hoe waardevol die mogelijkheid is: alleen al het feit dat je jouw zaak kunt voorleggen aan mensen die op afstand staan, buiten de zaak en de betrokken personen en de emoties over en weer.’
Hoe vaak komt zoiets dan voor in de praktijk?
‘In de tien jaar dat ik betrokken was bij dit deputaatschap hebben we welgeteld precies twee zaken gehad. Mensen tekenen kennelijk niet zo snel beroep aan tegen hun kerkenraad, maar wanneer er eenmaal een zaak is, ben je daar ook wel enkele maanden mee bezig.’
Hoe gaan jullie te werk bij een conflict?
‘Eerst wordt het punt van zorg van een gemeentelid voorgelegd in bezwaar bij diens kerkenraad. Komen ze er samen niet uit, dan gaat het lid in beroep bij de classis. Die stuurt het door naar ons deputaatschap. Dat deputaatschap bestaat uit ten minste een theoloog en een jurist en daarnaast nog iemand van wie bekend is dat die ‘inhoudelijk gewicht’ meebrengt. Er is een reglement dat bepaalt hoe het deputaatschap de procedure vorm moet geven. Zo nodig vragen we om nadere toelichting bij degene die het beroep indiende, geven we de kerkenraad de gelegenheid tot het indienen van een bezwaar en daarna volgt er een hoorzitting met beide partijen. We onderzoeken of er mogelijkheden zijn om buiten de juridische route om tot overeenstemming te komen. Is dat niet het geval, dan doen wij uitspraak in de vorm van een onderbouwd advies aan de classis. In dat advies geeft het deputaatschap weer of zij het beroep gegrond vindt. De classis neemt dat advies al dan niet over.
Dit klinkt technisch-juridisch en dat is het ook. Een dergelijke procedure leidt zelden tot verzoening tussen partijen. Het leidt wel tot een soort eindsituatie, waarbij partijen zich kunnen neerleggen. De kracht van zo’n procedure is dat de zaak van de emoties gescheiden wordt.’
Waarom zijn regionale en landelijke vergadering belangrijk voor kerken, als het gezag van elke afzonderlijke gemeente toch voornamelijk bij haar kerkenraad ligt?
‘Het voordeel van een kerkverband is dat dit het onderlinge gesprek en de verbondenheid tussen kerken(raden) faciliteert. Een kerkverband helpt om buiten de grenzen van je eigen kerk te kijken naar hoe andere kerkenraden met bepaalde problemen omgaan. Dat geeft steun en bemoediging.’
Wat zijn volgens jou de belangrijkste uitdagingen voor het kerkverband na de hereniging van GKv en NGK?
‘In elke sector van de samenleving zie je dat mensen zich verenigen in allerlei samenwerkingsverbanden. Denk bijvoorbeeld aan werkgeversorganisaties of samenwerkende sportclubs. Bedrijven of sportclubs worden vaak lid van zo’n verband omdat het hun iets oplevert. Een kerkverband vormt daarop in zekere zin geen uitzondering. Het is immers superhandig vanuit organisatorisch oogpunt. Maar een kerkverband gaat een spade dieper: daar speelt het verlangen elkaar te vinden in de eenheid van de Geest een hoofdrol en de bereidheid elkaar in alle opzichten te willen dienen.’
‘Je hebt elkaar keihard nodig om praktische zaken te regelen’
Elise Lengkeek publiceert literaire non-fictie, is tekstschrijver en journalist.