Gods Geest in het Oude Testament
- Beschouwing
- Thema-artikelen
Hoogleraar Oude Testament Koert van Bekkum bespreekt vragen rond Gods Geest in het Oude Testament, zoals: hoe verhoudt de aanwezigheid van de heilige Geest zich tot zijn aanwezigheid met Pinksteren? Hoe werkt God door zijn heilige Geest?
Met Pinksteren vieren christenen het feest van de uitstorting van de heilige Geest, Handelingen 2 vers 17: ’Aan het einde der tijden, zegt God, zal Ik mijn Geest uitgieten over al wat leeft.’ Die hoofdletter is nieuw in NBV21, omdat het over de heilige Geest gaat. Het ‘uitgieten’ komt uit de profetie van Joël. Meestal is de ruach, de ‘adem’, ‘wind’ of ‘geest’ van God, verbonden met het beeld van blazen of waaien. Een blazing of waaien brengt natuur en mens tot leven, zet in beweging of zorgt voor extase. Het boek Joël kiest voor ‘uitgieten’, omdat het land er kaalgevreten bijligt door een sprinkhanenplaag. Dor, droog en van alle leven verstoken, maar ineens is er water. Niet een paar druppen of wat motregen, maar een enorme stortbui. Het giet van de regen en in een mum van tijd is alles doordrenkt met water. Logisch dat Jöel 3:1 dus spreekt over ‘uitgieten’.
Stortbui en motregen
Het beeld van het uitgieten intrigeert. Als het kan stortregenen, kan het ook druppelen. Israël lag er niet altijd zo dor bij. Blijkbaar was de Geest van God er in het Oude Testament ook al. Wel in mindere mate, omdat het ‘meer’ van Joël immers plaatsvindt ‘aan het einde der tijden’. Hoe zag dat ‘minder’ eruit? NBV21 geeft ‘geest’ in Joël 3:1 niet weer met een hoofdletter. Dat roept vragen op. Hoe verhouden de ‘adem’, ‘wind’ of ‘geest’ van God in het Oude Testament zich tot de heilige Geest van Pinksteren? Hoe is God zo bijzonder aanwezig dat je zou kunnen zeggen dat God daar is of werkt ‘door zijn Geest’?
De bijbellezer betreedt hier een terrein met tal van voetangels en klemmen. We willen vandaag namelijk graag weten hoe de eerste lezers een gedeelte hebben opgevat. Wat wisten Joëls tijdgenoten van Gods Geest? Wat stelden ze zich voor bij die uitstorting? Het is goed bijbelwoorden zo proberen te lezen. Maar we moeten ze ook niet opsluiten in het verleden. Een woord van God is als een steen in de vijver die zorgt voor kringen van betekenis. Joël profeteerde en het werd opgeschreven. Maar op die eerste twee kringen volgde veel meer. Het boekje werd onderdeel van de twaalf profeten en daarna van het Oude Testament als geheel. De passage werd gelezen in de tijd van de tweede tempel en de eerste eeuw. De uitleg die Petrus en de schrijvers van het Nieuwe Testament kregen overgeleverd kwam in een geheel nieuw licht te staan door het kruis en opstanding van Jezus en de komst van de heilige Geest. De Geest zelf zorgde ervoor dat we de weerslag daarvan terugvinden in het Nieuwe Testament. Waarna de kerk, verlicht door die Geest, kwam tot de belijdenis van de ene God en de drie Personen.
We moeten bijbelwoorden niet opsluiten in het verleden
Vijverkringen
Een prachtig voorbeeld van die gelaagdheid, zoals bij de kringen in de vijver, bevindt zich in Genesis 1:2. Daar vormen woestheid, doodsheid en duisternis het uitgangspunt van Gods scheppingswerk, waarbij ‘Gods geest’ ‘zweeft over het water. Maar gezien de context van de onherbergzame, dreigende kosmos zou het ook niet gek zijn te lezen ‘een hevige wind waaide over het water.’ Pas wie in hoofdstuk 2 leest hoe God de mens boetseert en zijn levensadem in de neus blaast, ziet waarom de meeste vertalingen hiervoor toch niet hebben gekozen. Blijkbaar zweeft die levenbrengende geest van God al in Genesis 1:2 over het water. Ook Psalm 104 laat zien hoe Gods adem verbonden is met het leven van alle flora en fauna op aarde:
‘Verberg uw gelaat en zij bezwijken van angst,
ontneem hun de adem en het is met hen gedaan,
dan keren zij terug tot het stof dat zij waren.
Zend uw adem en zij worden geschapen,
Zo geeft U de aarde een nieuw gelaat’ (Psalm 104:29-30).
In al deze passages is de geest van God nauw op het leven betrokken. Dit past bij het Oude Testament als geheel, waarin de adem van de Heer tegelijk Gods innerlijke geest is en een kracht die werkt in rechters, koningen (Rechters 3:10; 6:34; 13:25; 1 Samuël 6:6; 16:13) en volken (Jesaja 63:10-14; Nehemia 9:20). Gods ‘adem’ – datgene waarmee je spreekt – drukt bovendien uit dat God zo zijn Woord laat horen door de profeten (Hosea 9:7; Micha 3:8; Ezechiël 11:5). Zo blijkt zijn ‘adem’ dus in alles een bron van leven. De stap van ‘adem’ naar ‘geest’ is vaak kleiner dan gedacht, evenals later die van ‘geest’ naar ‘Geest’. Alleen krijgen veel teksten die laatste betekenis pas in het licht van Gods nieuwe grote daden in het uitgieten van de Geest bij Pinksteren.
Was de heilige Geest dus al betrokken bij de schepping? Is Hij dat bij elke nieuwe lente? Was het deze Geest die rechters en profeten aangreep en inspireerde? Uit het Oude Testament zelf is dat meestal niet direct af te leiden, maar vanuit het geheel van de Schrift kun je dat toch zeggen.
Koert van Bekkum is hoogleraar Oude Testament aan de ETF Leuven; hij doceert ook aan de TU Kampen.