Een oriëntatiepunt achter de horizon
- Interview
- Thema-artikelen
Christenen wachten op de komst van Gods koninkrijk. Op een nieuwe hemel en nieuwe aarde. Maar ze wachten al zo lang. Hoe houd je dat wachten vol? Het is moeilijk om je een echte voorstelling te maken bij die nieuwe wereld van God. Een paar dagen voor zijn inauguratie als hoogleraar systematische theologie aan de Theologische Universiteit in Utrecht op 3 november sprak ik hierover met Hans Burger.
Hans is een geleerde, een bijbelkenner en vooral iemand die van God houdt. Ons gesprek eindigde met zijn verzuchting: ‘Als ik zo zit te praten, denk ik: wat is het evangelie een goed verhaal. Wat is God goed!’
Is er echt een leven voorbij dit leven?
‘Als er opstanding is, ja.’
Maar het is zo onvoorstelbaar.
‘Dat is waar. Paulus heeft het in 1 Korintiërs 15 over de opstanding, maar van dat nieuwe leven krijg je geen duidelijk beeld. Paulus vergelijkt het oude en het nieuwe leven met een graankorrel en arenhalm. Als je een graankorrel ziet, kun je je toch niet voorstellen dat dat een halm wordt? Het verschil is nog groter in de vergelijking die Paulus maakt tussen aardse lichamen en hemelse lichamen (sterren). De enige overeenkomst daartussen is het woord ‘lichaam’. Het is daarmee ook onvoorstelbaar. Ook Johannes schrijft dat: “Wat we zullen zijn is nog niet geopenbaard, maar we weten dat we aan Hem gelijk zullen zijn” (1 Johannes 3:2).’
Maar hoe kun je verlangen naar de opstanding als het zo onvoorstelbaar is?
‘Het belangrijkste is dat je van God houdt. Hoe de opstanding er ook uitziet, we zullen bij God zijn. Je mag Jezus face to face ontmoeten en aan Hem gelijk zijn. De beschrijving daarvan gaat in de Bijbel ook gepaard met allerlei beelden. Jesaja heeft het over alle volken die naar de berg van de Heer komen en hun zwaarden tot ploegen omsmeden (Jesaja 2:1-4). Er zal vrede zijn, herstel van relaties. Zelfs op de bellen van de paarden zal gegraveerd staan “Aan de HEER gewijd” (Zacharia 14:20). “De hele aarde zal vol zijn van de kennis van de Heer” (Habakuk 2:14). In alle vezels van het bestaan zal Hij merkbaar aanwezig zijn.’
Houd je te weinig van God als je het lastig vindt om naar God en zijn nieuwe wereld te verlangen?
‘Het is altijd lastig geweest om echt naar God te verlangen en te geloven dat Hij goed is. Dat geldt evengoed voor de middeleeuwen. Tegelijkertijd is het zoals Herman Bavinck zei: “Zonde krijgt een historische vorm.” Voor ons is de moeite dat God zelf achter de horizon verdwenen lijkt. Zoals Charles Taylor zegt: “We leven in een immanent frame.” We zitten binnen. De straat is dichtgetegeld en we zijn het contact met de natuur en met God verloren. We ontnemen onszelf de momenten van contemplatie. We zijn gaan geloven dat wat we zien en kunnen meten de hele werkelijkheid is. Dus wordt ons leven plat, wordt onze liturgie plat en wordt God irrelevant.’
Is God definitief achter de horizon verdwenen? Is het voor ons onmogelijk geworden God te ervaren?
‘Nee. Ook volgens Taylor is het immanente frame niet noodzakelijk. Wij hebben daarvan last, maar God weet daarmee wel raad. Hij duikt wel op in deze werkelijkheid. Ik zou teveel uit mijn eigen leven moeten ontkennen om te kunnen geloven dat God niet bestond.’
Kun je daarvan een voorbeeld geven?
‘Toen ik student was en een keer de Bijbel aan het lezen was, werd ik opeens overvallen door een enorme vreugde. Ik weet niet meer wat ik las, maar ik werd diep geraakt. Ik moest huilen van vreugde en voelde me geliefd. En ik wist: “Wat is God goed.” Nadat onze pleegdochter bij ons weg moest, heb ik ook zo’n moment gehad. Ik moest in de dagen daarna een keer ontzettend huilen en ik ervoer dat de Geest me toegang gaf tot mijn verdriet, dieper dan ik zelf kon komen. Juist in het uiten van mijn verdriet voelde ik Gods nabijheid. Ik herkende daarin wat Paulus schrijft in Romeinen 8: “De Geest is in ons lijden bij ons en zucht in ons.”’
Mooi dat je dat vertelt. Tegelijk: er zijn ook christenen die dat soort ervaringen niet hebben.
‘Ik ben zelf boos geweest als ik anderen hoorde vertellen over de bijzondere ervaringen die zij met God hadden. Ervaringen die ik zelf niet had. Maar ik heb geleerd om dankbaar te zijn voor de ervaringen van anderen. Die kunnen mij ook helpen om zelf te geloven. Het is ook goed om te bedenken: zulke bijzondere momenten heb je maar heel weinig. Ik ben bijna vijftig jaar en dan heb ik twee of drie van dat soort momenten meegemaakt. Het is belangrijk om je te blijven realiseren dat er nog heel veel verborgen is. Kolossenzen 3 zegt “Ons leven is met Christus verborgen in God.” Ik voel me als theoloog wel bevoorrecht dat ik zoveel gelegenheid heb om me op God te richten. Als ik geen theoloog zou zijn, zou ik misschien ook te druk zijn met andere dingen en zou het geloof in God me ontglippen.’
Wat zou je zeggen tegen iemand die geen theoloog is en die het gevoel heeft dat het geloof haar of hem ontglipt?
‘Ten eerste: pak de draad weer op. Je hebt een gemeenschap nodig, je hebt anderen nodig om daarin gestimuleerd te worden. We hebben als mensen gebeden, rituelen en voorbeelden nodig om het vol te houden. Er is een verhaal over Luther die op zeker moment het gevoel heeft dat het geloof hem ontglipt. Hij vraagt dan een eenvoudige boer om de geloofsbelijdenis voor hem op te zeggen. Als de boer dat gedaan heeft, zegt Luther: “Bedankt. Ik was het kwijt, maar nu weet ik het weer.”
Bram Beute is redacteur van OnderWeg en voorganger van Oase voor Nieuw-West en De Bron in Amsterdam Nieuw-West.