Laatste dingen
- Column
Voor steeds meer gelovigen lijkt Teresa van Avila (1515–1582) een heilige te worden. Niet omdat deze Joodse Spaanse mystica schrijft over haar intieme band met God of omdat ze sociale hulp verleent als Karmelietes. Ook niet omdat paus Paulus V haar in 1614 heilig verklaarde en paus Paulus VI haar in 1970 als eerste vrouw erkende als kerkleraar.
De reden is de volgende, vaak geciteerde passage uit haar werk, in aangepaste vorm weergegeven:
‘Christus heeft geen lichaam op aarde, behalve dat van jou,
geen handen, behalve die van jou,
geen voeten, behalve die van jou.
Het zijn jouw ogen waardoor Christus met mededogen naar de wereld kijkt.
Het zijn jouw voeten waarmee Hij gaat om goed te doen
en het zijn jouw handen waarmee Hij de wereld zegent.’
In een eeuw waarin crisis na crisis zich aandient, de kerk een nieuwe rol zoekt en de grote vraag is waar Gods rijk te vinden is, is dit water op dorstig land. Deze prachtige poëtische zinnen over jezelf als deel van Christus’ lichaam sporen aan tot bezinning. Ze laten je anders kijken en dringen tot activiteit. Ze veranderen immers de vraag naar het rijk van God in een aansporing goed te doen en tekenen van hoop op te richten.
Teresa wist hoe ze moest onderwijzen – in woord en daad. Of we haar ook begrijpen, is een tweede. Zij ging immers ook uit van een concrete wederkomst van de Heer, van een ingrijpen van God dat alles rechtzet. In onze tijd ontkennen veel mensen dat en als kerk en gelovigen duwen we het zomaar naar de rand. Wie dan zegt Gods handen en voeten te zijn, denkt zomaar dat God zijn rijk uiteindelijk via onze kleine daden realiseert. Maar dat zeggen Bijbel en traditie niet. Bovendien frustreert het hopeloos.
Kijk daarom vol mededogen. Kom in beweging en doe goed. Zegen de wereld. Alleen niet omdat dit het tij zal keren, maar als hoopvol teken van Gods machtig ingrijpen dat komt en recht zal zetten waar wij hopeloos faalden.
Koert van Bekkum is hoogleraar Oude Testament aan de ETF Leuven; hij doceert ook aan de TU Kampen.