Stigma: niet uitsluiten maar insluiten
- Algemeen
- Eyeopener
Paulus heeft het over zijn littekens, of liever, die van Jezus. In het Grieks staat er stigmata, waar het Nederlandse woord ‘stigma’ van is afgeleid. Voelt Paulus zich gestigmatiseerd? Waar doelt hij concreet op?
En laat voortaan niemand mij meer tegenwerken, want ik draag de littekens van Jezus in mijn lichaam.
Galaten 6:17
Stigmatisering is iets dat wij wel kennen in onze samenleving: personen die een bepaald – meestal fysiek – kenmerk delen, bijvoorbeeld ‘witte mannen’, worden door een grote groep mensen negatief neergezet. Het gemeenschappelijke kenmerk dient vaak als scheldwoord: ‘kroeskop’, ‘debiel’, ‘spleetoog’, ‘homo’… Deze groepen krijgen daardoor minder kansen. Uit onderzoek van het Trimbos-instituut blijkt dat het voor mensen met psychische aandoeningen moeilijk is volwaardig mee te doen in de samenleving. Zij krijgen niet alleen te maken met de gevolgen van hun aandoening, maar ook met de afwijzende reacties van mensen om hen heen. Belangrijke oorzaken zijn de vooroordelen. Uit onderzoek van het instituut blijkt bijvoorbeeld dat zeventig procent van de Nederlanders een schoonzoon met een psychische aandoening maar moeilijk accepteert.
Merkteken
In de jaren zestig van de vorige eeuw heeft de Canadese sociaal psycholoog Erving Goffman studie gedaan naar het fenomeen ‘stigma’. Zijn inzichten worden vandaag nog gebruikt, bijvoorbeeld binnen de bijbelwetenschappen in de stroming van de zogeheten disability studies. Het begrip ‘stigma’ heeft zijn oorsprong in de Oudheid. Het duidde op een brandmerk of een in de huid gekerfd litteken, zoals ook Paulus het over ‘littekens’ heeft. (Brand)merken was een veel voorkomend fenomeen in de Oudheid. Soms droegen mensen een merkteken op de huid als teken dat ze een bepaalde godheid dienden.
Slaven hadden op het voorhoofd een merkteken van toebehoren aan hun eigenaar. Vooral weggelopen slaven en criminelen werden gemerkt om publiek te maken dat ze moreel niet deugden. Goffman laat zien dat in samenlevingen overal ter wereld specifieke lichamelijke kenmerken (maar ook andere, zoals religie en nationaliteit) worden ingezet als ‘merkteken’ om groepen te stigmatiseren. Het resultaat van dit stigmatiseren is dubbel. Een stigma leidt aan de ene kant tot uitsluiting van een groep mensen. Aan de andere kant wordt in één en dezelfde beweging benadrukt dat de eigen groep ‘normaal’ is. Kortom, een stigma drukt iets uit over bij wie je hoort (zoals in het geval van de slaaf). Tegelijk zit er een evaluerend moment in: een stigma markeert een duidelijke grens tussen normaal en abnormaal (lees: verwerpelijk, evenals bij de crimineel) met als resultaat dat de eigen groep goed uit de verf komt. Goffman stelt dat de ‘normalen’ de ‘gestigmatiseerden’ nodig hebben om hun eigen normaliteit te bevestigen. Sterker nog, eigenlijk gaat het helemaal niet zo om het kenmerk op zich – dat verschilt nogal per cultuur – maar eerder om de sociale kracht van de schaamte die met het stigma gepaard gaat.
Paulus
Myriam Klinker is universitair docent Nieuwe Testament.