Overal in de wereld groeit het
- Beschouwing
- Thema-artikelen
De apostel Paulus krijgt van zijn vriend en collega Epafras te horen dat hij in het provinciestadje Kolosse een gemeente heeft gesticht. Daarop schrijft Paulus de kersverse broers en zussen direct een brief. Paulus vond het blijkbaar belangrijk de jonge gemeente direct te verbinden aan het internationale netwerk van Jezus’ volgelingen. Het initiatief in Kolosse is onderdeel van een wereldwijde realiteit: de opmars van het Evangelie.
‘Overal in de wereld draagt het vrucht en groeit het, ook bij u’, schrijft Paulus direct in de opening van deze brief (Kolossenzen 1:6). Ook vandaag is het van levensbelang om dit wereldwijde perspectief in het oog te houden. Om precies dezelfde redenen als waarom Paulus dit meegeeft aan de kleine gemeenschap in Kolosse. Waarom?
Koninkrijk
Wij, individualistische Nederlanders, zijn geneigd om het geloof (‘ons’ geloof) vooral te betrekken op onszelf. Het is mijn keuze, mijn band met Christus en de bestemming van mijn leven. Maar in de Bijbel is geloven in Jezus Christus meer dan mijn persoonlijke heil. Dat laatste is het natuurlijk ook, maar het christelijk geloof laat zich niet opsluiten in mijn persoonlijke spiritualiteit of de geborgenheid van onze lokale gemeenschap. Het Goede Nieuws gaat erover hoe God in deze wereld de dingen recht komt zetten. Uiteindelijk gaat het over het komen van Gods koninkrijk, het doen van zijn wil en de heiliging van zijn naam. God zelf is aan het werk. Dat is het grote verhaal dat verteld wordt in de Bijbel. Daarom schrijft Paulus aan die mensen in Kolosse dat het Evangelie groeit. Je proeft zijn enthousiasme: jullie mogen onderdeel zijn van Gods grote plan! Kortom, betrokkenheid op de wereldwijde verkondiging zet je vensters open voor wat God wereldwijd doet.
Familie
Als je onderdeel wordt van de kerk, krijg je een wereldwijde familie. Zoals elke familie, kan deze familie je helpen om met andere ogen naar de werkelijkheid te kijken. De vanzelfsprekendheden van je eigen context worden gerelativeerd wanneer je iets weet van hoe je zussen en broers in Brazilië, Benin of Bhutan leven. Wanneer je op al die plekken familie hebt, ben je weerbaarder tegen verleidingen van nationalisme en afgoderij met bloed en bodem. Hopelijk ontwikkel je een gevoelige plek voor mensen die in deze wereld structureel worden achtergesteld en altijd in de hoek zitten waar de klappen vallen. Hongeren en dorsten naar ger
echtigheid, leren om barmhartig te zijn, zuiver van hart, een vredestichter: daarvoor heb je niet alleen andere mensen nodig, maar vooral ook mensen die anders zijn dan jijzelf.
Zending
Er zijn verschillende redenen te noemen, waarom zending – in de betekenis van Evangelieverkondiging over de grenzen heen – minder hoog op de agenda van de kerk terecht is gekomen. Zo is in de laatste decennia het besef gegroeid dat Nederland zelf zendingsland is geworden. Een hele nieuwe tak van theologie is ontstaan waarbij intensief wordt nagedacht over secularisatie, leven in een postchristelijke cultuur en hoe je met het Evangelie Nederlandse mensen van vandaag bereikt. Er wordt niet alleen nagedacht, ook de praktijk is ingrijpend veranderd: wat een nieuwe missionaire initiatieven zijn er de laatste dertig jaar opgekomen, zowel vanuit bestaande gemeenten als nieuwe kerkplantingen.
Dit is allemaal prachtig om te zien. In mijn contact met kerken in het buitenland vertel ik dan ook met liefde en enthousiasme over deze ontwikkelingen. Het verhaal van de kerk in Nederland is niet alleen maar kommer en kwel.
Toch ben ik weleens bang dat dit ook een keerzijde heeft. Ik heb de indruk dat de urgentie van de missionaire opdracht in Nederland ten koste is gegaan van de betrokkenheid bij de evangelieverkondiging wereldwijd. Natuurlijk snapt iedereen dat er hier geen sprake is van een tegenstelling tussen verkondiging dichtbij en ver weg. Doe het een en laat het ander niet na. Maar in de praktijk blijkt het toch vaak zo te werken: eigen volk eerst!
Paternalisme
Een dieper liggende oorzaak voor de verminderde betrokkenheid bij zending heeft volgens mij te maken met gevoelens van verlegenheid of zelfs schaamte bij hoe er in het verleden aan zending is gedaan. De zendingsorganisatie waarvoor ik werk, Verre Naasten, heeft er zelfs voor gekozen het woord ‘zending’ niet meer te gebruiken, juist vanwege allerlei associaties die veel mensen bij de term blijken te hebben. Zending, is dat niet paternalistisch? Is zending niet vaak een onderdeel van een koloniaal project geweest, gebaseerd op bewust of onbewust superioriteitsgevoel? Daarin speelde ongetwijfeld ook een rol dat zending bijna altijd gebeurde in verre exotische oorden, bij mensen die er anders uitzagen en het nog niet zover hadden geschopt als wij.
Dit artikel is niet de plaats om de geschiedenis van de zending te evalueren. Het is volstrekt duidelijk dat in de laatste eeuwen zending vaak onontwarbaar vervlochten was met overheersende machten als kolonialisme en paternalisme. Nog steeds hebben die machten hun invloed. Maar wie volgt wat er gebeurt in zendingsland, weet dat kerken overal in de wereld zich hiervan steeds meer bewust zijn. Dat er gezamenlijk wordt gezocht naar goede manieren om zowel het verleden in de ogen te kijken, als vandaag in onderlinge verbondenheid te werken aan de verkondiging van het Evangelie, in woorden en werken.
Grote Opdracht
Van oudsher werd zending gemotiveerd vanuit het bevel van Christus, de zogeheten Grote Opdracht, eigenlijk altijd geciteerd uit Mattheüs 28: ‘Ga dan op weg, maak alle volken tot mijn leerlingen…’. Alle vier de evangelieschrijvers geven aan het eind van hun boek een of andere vorm van deze opdracht door (Matteüs 28:19; Marcus 16:15; Lucas 24:48; Johannes 20:21) en Lucas doet dat ook aan het begin van zijn boek Handelingen. De wereldwijde verkondiging van het Goede Nieuws is als het ware een scharnier, waarmee de bediening van Jezus en die van zijn volgelingen aan elkaar zijn verbonden.
Op die manier gelezen, is het zendingsbevel meer dan alleen een opdracht van de Meester. We krijgen oog voor wat er achter het zendingsbevel en achter de dienst van Jezus en van zijn volgelingen ligt, namelijk het grote verlangen van God om de mensen en de wereld weer bij Hem thuis te brengen. Vaak duiden we dat verlangen aan met de Latijnse term missio Dei, oftewel de missie Gods. Missie is niet zozeer dat wij op pad worden gestuurd door de zender, maar dat we ons laten meenemen in wat God wereldwijd doet. God heeft niet een missie voor zijn kerk, maar een kerk voor zijn missie.
God heeft niet een missie voor zijn kerk, maar een kerk voor zijn missie
Moed
Nog even terug naar Paulus en zijn brief aan de kerk in Kolosse. ‘Overal in de wereld groeit het Evangelie’, schrijft hij, dat is vooral bedoeld om de mensen moed te geven. Een jonge, ongetwijfeld kleine gemeente kan zo gaan twijfelen. Wie zijn we nou helemaal? Juist daarom houdt Paulus de gelovigen voor: kijk naar wat God aan het doen is! Dat lijkt me van minstens zo groot belang voor de kerk vandaag in Nederland. De grond is hier keihard voor het zaad van het Evangelie. Ondanks prachtige missionaire initiatieven krimpt de kerk als je naar het geheel kijkt. Diep van binnen weten Nederlandse gelovigen dat. Een van de bronnen om het vol te houden is juist dat je onderdeel mag zijn van die grote, groeiende wereldwijde beweging. Zo bezien is internationale zending niet alleen een of de opdracht van de kerk, maar ook een groot geschenk van de Geest. Want ook vandaag is het meer dan waar wat er staat over het Evangelie: overal in de wereld groeit het!
Jan Matthijs van Leeuwen is coördinator partners en programma’s bij Verre Naasten.