Het kerkgebouw door het oog van de architect

Arjan Scheer | 15 november 2024
  • Beschouwing
  • Thema-artikelen

Op een licht ironische toon stelt een collega de vraag: ‘Die kerken waarmee je bezig bent, zijn toch volledig uit de tijd?’ Ik interpreteer de vraag maar als verbindend bedoeld: je bent toch, evenals ik, op zoek naar nieuwe ontwikkelingen in de maatschappij? Wat moet je dan met zo’n oud normatief instituut?

Een gesprek volgt. Maar – een gebouw, waar ruimte geven de enige functie is? Dat is toch de ultieme vorm van architectuur?! Grootse literatuur gaat niet om nieuwswaarde, net als grootse fotografie niet gaat over het afgebeelde onderwerp. Grootse architectuur beperkt zich niet tot de bruikbaarheid ervan. Het opent een wereld achter het onderwerp. Groot, hoog, nauw, laag en het directe gevolg op de gesteldheid van onze geest, de beleving van eindigheid, leegte en tijd. Essentieel aan een kerkelijke gemeenschap is de fysieke ruimte. De verkondiging, de christelijke gemeenschap, de sacramenten als doop en avondmaal krijgen hun beslag in de ruimte. De vormgeving van die ruimte heeft een directe relatie met de beleving van ons geloof.

Psalm 118

In Klippan, tachtig kilometer ten noorden van Malmö in Zweden bouwde architect Sigurd Lewerentz de Sint Peter Kerk. De steen die wordt genoemd in Psalm 118 moet voor de architect tot de verbeelding hebben gesproken.

‘De steen die door de tempelbouwers
Verachtelijk was een plaats ontzegd
Is, tot verbazing der beschouwers,
Van God tot hoofd des hoeks gelegd.’

Lewerentz als tempelbouwer in Klippan moet geïnspireerd zijn geweest door deze tekst. De hele kerk is van binnen en buiten gebouwd met één type baksteen. De architect weigerde de steen te breken. Samen met de metselaars is Lewerentz ter plekke aan de slag gegaan. De hele kerk is gebouwd in een halfsteens verband. Als het ergens niet uitkomt, zijn de staande voegen tussen de stenen simpelweg groter gemaakt. Tussen de ramen is het metselverband gelijkmatig, maar erboven en eronder compenseren de verticale voegen de noodzaak voor een halve of driekwart steen. Het resultaat is een pulserend patroon van metselstenen die samenkomen en weer uiteengaan.

Ik lees die metselstenen als leden en het gebouw als een gemeenschap. Als één lid lijdt, lijden alle leden mee. Bij elk incident – een opening, een hoek in de kerk, schikt niet één steen zich, maar reageren alle stenen. Ze schikken zich allemaal om zo de leegte van een raam of de noodzaak van een versterkte hoek mogelijk te maken.

Het dak, ook van baksteen, is gewelfd in een bijzondere uitwaaierende vorm waarbij de individuele metselstenen die in zichzelf geen kracht hebben om een ruimte te overbruggen, gezamenlijk de kracht vinden om de ruimte te omsluiten. De gewelven zijn niet gelijk, maar wisselen zich af. Brede en smalle. Als een groep mensen met ieder eigen kenmerken. Hoge of lage stemmen, druk of rustig.

Bij het doopvont ontvouwt zich een bijzonder schouwspel. Hier loopt de bakstenen vloer in hoogte op, zodat deze een verbinding aangaat met de gewelven van het dak. Als een borstkas die beweegt. Dan opent de vloer zich. De hele, nog steeds niet gekapte metselstenen, houden abrupt op en laten een gerafelde rand achter. Daaronder wordt een volgende laag metselstenen zichtbaar, en daaronder weer één. Daaronder ligt het doopwater.

In het midden van de kerkzaal rijst een centrale stalen kolom op die met een dwarsbalk twee lange balken over de hele breedte van alle naast elkaar liggende gewelven samenbindt. Hier is de ruimte iets hoger zodat het lijkt alsof de gewelven als een oud, door vuil zwaar geworden kleed, over de centrale pilaar zijn gedrapeerd die alles draagt; vormgegeven als kruis, als Christus.

Dom Hans van der Laan

Dichterbij in het Limburgse Vaals werkte monnik-architect Dom Hans van der Laan aan de verhouding tussen de mens en de ruimte. Naar zijn idee was er in de omgeving zoals wij die beleven een ingeschapen orde. Ruimte was voor Van der Laan geen abstract gegeven, maar de beleving ervan kwam tot stand in de relatie tussen de mens en zijn omgeving. Er is, zo ontdekte hij, een orde in wat wij als nabij of veraf ervaren. Die orde is in te delen in de reeks van de stoel, de kamer, de verdieping, het huis, de tuin, het blok, de wijk tot uiteindelijk de horizon. De horizon is het onbekende, de stoel het meest nabij. In de beleving van de afstanden daartussen zit in de waarneming van ieder mens iets gemeenschappelijks. Een orde. Dom Hans van der Laan testte hem uit met zijn leerlingen door kiezels te zoeken en die te ordenen op grootte. Daarna werd gezocht naar opeenvolgende reeksen van kleinere naar grotere steentjes. Zijn waarneming was dat de leerlingen dit steeds op een vergelijkbare manier deden in zeven stappen van acht stenen. Steeds werd gekeken naar de kleinste en de grootste steen en naar gelijke sprongen in de afmetingen daartussen. Deze verhoudingen vormden de basis voor het ‘Plastisch Getal’. Een ordening van verhoudingen die gebaseerd is op de menselijke waarneming. Heel anders dan de verhoudingen van de gulden snede. De gulden snede is gebaseerd op de natuur en vormt een ideaal. Dom Hans van der Laan vond dat de schepping niet moest worden gekopieerd. Voor ons mensen gaat het hier niet om het bereiken van een ideaal. Maar wat belangrijk is, is dat de ruimte leesbaar is voor ons. Daarmee gaat de mens een relatie aan met de ruimte. Daarmee voelt de mens zich op zijn gemak. Dan ontstaat rust.

In de gebouwen die Dom Hans van der Laan kon bouwen is dit te ervaren. Bijvoorbeeld de abdijkerk met crypte, kloosterhof en ontvangsthal in Vaals geven een serene rust. Dit geeft opening voor reflectie. Voor een gesprek met de ander en met God.

Het kerkgebouw nu

Zonder aan al te veel cultuurkritiek te willen doen is het moderne kerkgebouw vaak ver verwijderd van een betekenisvol materiaalgebruik of een rustgevend toevluchtsoord. Het huidige kerkgebouw kan net zo goed een evenementenhal zijn op een door parkeerterreinen overheerst bedrijventerrein bij uitvalswegen aan de rand van een stad; waar materiaal of ruimte geen rol speelt. De in de wijk gewortelde gemeenschap heeft het dan zwaar. Maar bij veldonderzoek bij verschillende projecten voor herstructurering van naoorlogse wijken viel me iets op. Rond etenstijd in Nagele of in Delfzijl-West was er steeds in deze buurten met een centraal geplaatste kerk een goede buur met een pannetje met eten naar de naaste onderweg. In Delfzijl heet de kerk toepasselijk de ‘Hoeksteenkerk’. De tuinen waren hier beter onderhouden, de woningen hadden kleur, de mensen spraken elkaar aan op straat.

In de met de wijk verbonden gemeenschap zit de nieuwe rol voor de kerk. Dit vraagt om nieuwe activiteiten. Zoals bijvoorbeeld een maaltijdproject of koffieochtenden. Hiermee wordt de verbondenheid tussen de bewoners in de wijk weer gemaakt. Hier ontstaat een nieuwe saamhorigheid waar mensen gezamenlijk in de ontmoeting op zoek gaan naar God.

De nieuwe deelnemers aan deze gemeenschap zijn misschien niet zo gewend aan traditionele manieren van verkondigen. De cultuur kan erg verschillen van de bekende kerkganger. Dit vraagt om andere soorten ruimten. Een belangrijk aspect van de huidige kerkbouw is vaak de bouw van een professionele keuken. Ook is vraag naar ruimte waar een niet- of randkerkelijke op een laagdrempelige en informele manier deel kan nemen aan een overdenking. Zo’n ruimte kan niet de kerkzaal zelf zijn, maar staat daar los van of is als aanbouw bijgevoegd. Belangrijk is dat zo’n ruimte niet de barrière oproept die blijkbaar geassocieerd wordt met het instituut ‘kerk’.

De bezoekers van dergelijke diensten zullen waarschijnlijk nooit een traditioneel lid worden in de formeel georganiseerde kerken. Deze kunnen naast elkaar bestaan. Interessant is het als er een goede interactie is tussen de verschillende groepen. In de dialoog blijft de kerk vitaal.

In de kerk blijft de dialoog vitaal

Nieuwe kansen

Voor kerken op een ruim kavel liggen in de huidige maatschappelijke ontwikkelingen nieuwe kansen. Bijvoorbeeld in het huisvesten van kwetsbare groepen. De ontwikkeling in de woningmarkt met steeds stijgende woningprijzen betekent regelmatig dat in wijken de bewoners steeds meer komen uit een bepaalde inkomensgroep. Het gevaar is dat er blinde vlekken ontstaan in het omkijken naar elkaar of dat ontwikkelingssamenwerking een zaak is van ver van huis. Dit is voor een goede opbouw van een gemeenschap niet bevorderlijk. Een burgerlijke gemeente heeft hierin slechts beperkte mogelijkheden. Het is tijd dat de kerk een roeping verstaat van herbergzaamheid. Historisch gezien kwam het voor het ontstaan van de woningwet regelmatig voor dat de diaconie zelf op korte afstand van de kerk kleine woningen liet bouwen. Nu nog zijn dit karakteristieke ensembles in menig Nederlandse historische dorpskern. De tijd is nu rijp dat de kerk deze taak weer oppakt. Het opzetten van een particuliere wooncoöperatie is hiervoor een prachtig middel. Dit bestaat uit een financieringsvorm los van de ontwikkelaar of de gemeentelijke wooncoöperatie. In plaats daarvan is het een vereniging met een eigen statuut, met als gezamenlijk doel om betaalbare huurwoningen te realiseren. De coöperatie gaat de hypotheek aan met de bank en de huurders betalen via de maandelijkse huur de hypotheeklast. Zo kan er heel specifiek in overleg met een bepaalde doelgroep gebouwd worden. Het werkt echter alleen bij een niet commerciële grondverkoop, omdat deze vorm in principe niet winstgevend is. Voor het lenigen van acute nood is deze vorm een mooie kans om als plaatselijke kerk bij te dragen aan een gevarieerde en vitale gemeenschap.

Met zorg ontworpen

Voorop staat mijns inziens de kracht van de architectuur. Ik heb mij laten vertellen dat het motto van orkestleider en Bachkenner Philipe Herreweghe is: ‘Al wat waar is, al wat eerbaar is, al wat rechtvaardig is, al wat rein is, al wat lieflijk is, al wat welluidend is, als er enige deugd is en als er iets prijzenswaardigs is, bedenk dat’ (Filippenzen 4:8). De rol van architectuur is in de liturgie precies dat, evenals de rol van muziek.

Aandacht voor detail en ruimtelijke beleving, de zorgvuldige vormgeving van de kleine schaal in relatie tot het grote geheel heeft zijn weerslag op de wijze waarop mensen met elkaar omgaan. Architect Herman Herzberger merkte al eens op dat de mens de ruimte vormgeeft en daarna vormt de ruimte de mens. Een ruimte waar mensen graag willen verblijven, die aangenaam aanvoelt, met een betekenis. Dat geeft een basis voor een betekenisvolle relatie tussen mensen en een goede plek om stil te staan en samen het geloof te beleven.

Godshuizen wereldwijd

Godshuizen wereldwijd

Inger Hoegee
  • Reportage
  • Thema-artikelen
Wat kan er in een kerkgebouw? reflectievragen

Wat kan er in een kerkgebouw? reflectievragen

Jorien Holsappel
  • Beschouwing
  • Thema-artikelen

Reageer op dit bericht

Meld je aan voor onze gratis nieuwsbrief