Het concilie en de belijdenis van Nicea

Marinus de Jong | 16 mei 2025
  • Beschouwing
  • Thema-artikelen

Dit jaar is het 1700 jaar geleden dat het concilie van Nicea bijeenkwam. Op 19 juni 325 opende het concilie in wat nu de Turkse plaats Iznik is, iets ten zuiden van Istanbul. Toen het concilie sloot op 25 augustus lag er een reeks ‘canones’ (besluitteksten) en een geloofsbelijdenis die nog altijd wordt gebruikt, zij het in aangepaste vorm. In dit stuk ga ik in op het ontstaan van deze beroemde tekst en op de lange werkingsgeschiedenis die vooral een voortzetting van de strijd betekende die voortduurt tot op de dag van vandaag.

Onderweg zijn er nog wel wat mythes te ‘busten’ en komen we leuke feitjes tegen. De geloofsbelijdenis van Nicea is bijvoorbeeld niet van Nicea. Klopt het dat de Romeinse keizer deze belijdenis orkestreerde? Is deze belijdenis eigenlijk wel zo’n verbindende, oecumenische tekst als vaak wordt beweerd? En wist je dat Sinterklaas ook een rol speelt in deze geschiedenis?

Credo van Nicea-Constantinopel

Zoals vaak met belijdenissen ontstaan die als gevolg van een conflict. Het concilie van Nicea werd door keizer Constantijn bijeengeroepen om theologische onrust in zijn rijk te beslechten. De visies van de priester Arius uit Egypte over wie Jezus Christus nu precies was, waren het onderwerp van discussie. Volgens Arius en zijn volgelingen was Jezus niet God van eeuwigheid, maar een bijzonder schepsel van God. Het concilie van Nicea sprak uit dat Christus één van wezen met de Vader is: dit cruciale woord staat ook in deze belijdenis. Elders in dit nummer kun je hierover meer lezen. De naam van deze belijdenis is verwarrend en eigenlijk onjuist. De belijdenis die we kennen als die van Nicea is niet de tekst die de bisschoppen toen vaststelden. Allerlei gevleugelde uitdrukkingen als ‘zichtbare en onzichtbare dingen’, ‘God uit God’, ‘licht uit licht’ vinden we daar ook, maar na de belijdenis over de heilige Geest breekt deze tekst af en volgt een anathema, een kerkelijke banvloek. Het slot van Nicea luidt als volgt:

En in de heilige Geest. Zij die zeggen: ‘Er was een tijd dat Hij er niet was,’ en ‘voor Hij geboren werd, was Hij er niet’, en ‘Hij is uit niets geworden’ of zij die zeggen dat de Zoon van God van een andere hypostase of een ander wezen of geschapen of veranderlijk en veranderbaar is. Over hen spreekt de katholieke kerk een anathema uit.’

Scherpe woorden over een toch behoorlijk abstract theologisch debat, op het eerste gezicht. Toch zijn deze woorden vrij fundamenteel. De nog altijd actuele betekenis ligt onder andere in de waarde voor God van ons lichaam, van deze aardse werkelijkheid. Is Gods reddingsplan een evacuatie of is het een hersteloperatie? Voor een Griek was het du

idelijk: redding geschiedt door evacuatie: het lichaam is een kooi voor de ziel. De vaders van Nicea gaan daar stevig tegenin: Gods redding in Christus is juist de redding van het lichaam, van deze werkelijkheid. God werd echt mens. Daarover gaat Nicea. Terug naar de tekst van het credo. Het was op het concilie van Constantinopel in 381, dat de tekst werd vastgesteld die we nu kennen als de geloofsbelijdenis van Nicea. Veel kerken, zoals de PKN en ook de Rooms-Katholieke Kerk noemen dit tegenwoordig dan ook het credo van Nicea-Constantinopel. De NGK houden, wat eigenwijs, vast aan de oude benaming.

Theologische discussie

De godheid van de heilige Geest wordt in de redactie van Constantinopel veel explicieter gemaakt, al valt het woord drie-eenheid nog niet. Dat had alles te maken met de dogmatische strijd die rond Constantinopel speelde over de godheid van de heilige Geest. Een groep in de kerk bestreed de godheid van de heilige Geest. Dit ging samen op met sympathie voor de visie van Arius wat betreft de godheid van Christus. Zie elders in dit nummer voor de volledige tekst van Nicea. Dat er nog een wijziging kwam in Constantinopel laat zien dat de theologische discussie rond de persoon van Christus met Nicea niet was afgesloten. Ook met Constantinopel overigens niet. In 431 op het concilie van Efeze en in 451 in Chalcedon (nu een voorstad van Istanbul) werden opnieuw ingrepen gedaan in de voortdurende dogmatische strijd. Het beeld dat de keizers met geweld dogmatische beslissingen afdwongen, wordt zo al genuanceerd. De keizers bemoeiden zich zeker intensief met de concilies en waren vaak de samenroepers. Zo was Constantijn aanwezig bij Nicea. In hoeverre hij inhoudelijk betrokken was, weten we eigenlijk niet. Ook zijn eigen visie op de kwestie wordt niet goed helder. Hij lijkt ook met Ariaanse bisschoppen goed contact te hebben en met hen te sympathiseren. De invloed van de concilie-uitspraken was dus aanvankelijk nog klein en erkenning was niet vanzelfsprekend. Wel werd op Nicea een theologisch standpunt voor het eerst in de geschiedenis gecriminaliseerd. Dit gold overigens alleen voor bisschoppen, priesters en leken hadden meer vrijheid. Ook bisschoppen die weigerden hun standpunt te herroepen werden niet geëxcommuniceerd, maar ‘slechts’ verbannen. Interessant in dit verband is ook het feit dat bijvoorbeeld de oude belijdenis van Nicea tot ver in de achtste eeuw werd gebruikt, ook al was die vervangen door Constantinopel. De soep werd kortom niet zo heet gegeten als die werd opgediend. De door Dan Brown nieuw leven ingeblazen mythe dat de keizer in Nicea heeft bepaald wat orthodox is en wat niet, is dus een stuk genuanceerder. Een aangelegen punt dat er vaak bij wordt genoemd is pertinent onwaar: namelijk dat op dit concilie de canon van de Bijbel zou zijn vastgesteld. Dit stond simpelweg niet op de agenda en geen van de besluitteksten gaat hierover.

Verminkte bisschoppen

Maar hoe ging het eraan toe op dat concilie? We weten daarvan helaas weinig. Volgens de overlevering waren er 318 vaderen, oftewel bisschoppen, aanwezig, en de keizer dus. Een bisschop toen is wat anders dan een bisschop vandaag. Hij zat een beetje in tussen een priester en een hedendaagse bisschop, dus hij was aangesteld over een kleiner gebied dan de hedendaagse bisdommen nu beslaan. Mogelijk was Nicolaas van Myra (onze Sinterklaas) een van deze bisschoppen. Volgens de overlevering verkocht hij Arius een klap nadat hij zijn betoog had gehouden. Hij werd daarvoor vervolgens gestraft en uit zijn ambt gezet. Maar in de gevangenis gaf Maria hem zijn bisschopsmantel terug en maakte zijn boeien los. Sinterklaas had weer een mijter en een staf en mocht terug naar het concilie. Ook aanwezig op het concilie waren vele verminkte bisschoppen, de zogenaamde confessores (belijders). Het was nog maar kortgeleden dat christenen in het Romeinse Rijk werden vervolgd en vele bisschoppen hadden daaronder geleden. Velen zaten daar zonder oog, zonder hand of zonder voet of zelfs gecastreerd. De eerste besluittekst spreekt zich daarover uit: zij die door de barbaren zijn verminkt of door een operatie, kunnen priester zijn, zij die het zelf hebben gedaan niet. Het is fascinerend om dit feit te verbinden aan de felle discussies over de God-in-het-lichaam. Het concilie sprak zich dus uiteindelijk uit dat God echt mens is geworden, ook al was dat filosofisch zeer omstreden. Het is moeilijk om dat los te zien van het lichamelijk lijden van de confessores.

Ook het vermelden waard is de laatste besluittekst:

 ‘Omdat er bepaalde personen zijn die knielen op de dag van de Heer en op de pinksterdagen, daarom, met de bedoeling dat alle dingen overal (in elke parochie) uniform worden nageleefd, lijkt het de heilige synode goed dat het gebed tot God staande wordt gedaan.’

Waarschijnlijk was de gedachte hierachter dat staan een houding is die opstanding belichaamt, terwijl het knielen een boetvaardige houding is die niet past bij de feestelijke opstandingsdag. Denk ook aan de oude regel om niet op zondagen te vasten. In Oosters-orthodoxe kerken worden daarom nog altijd de diensten staande gevierd. Het feit dat rooms-katholieken wel veel knielen is dan ook een blokkade in de oecumene. Maar opnieuw is de rode lijn: het lichaam doet ertoe.

De rode lijn: het lichaam doet ertoe

Oecumenisch

Terug naar de belijdenis van Nicea-Constantinopel. Doordat deze belijdenis zo stevig verankerd is in de vroege oecumenische concilies is dit het enige echte oecumenische credo. De andere twee ‘oecumenische’ credo’s die we als protestanten kennen: de Apostolische Geloofsbelijdenis en de Geloofsbelijdenis van Athanasius worden in het Oosten niet erkend. Beide zijn ook ontstaan in het Westen en van later datum dan Nicea. Het apostolicum is dus niet zo apostolisch, maar dat is een ander verhaal. Tragisch genoeg werd ook deze unieke verbindende tekst toneel van strijd tussen Oost en West. In de vroege middeleeuwen groeide in de westerse kerk de overtuiging dat de Geest niet alleen uitgaat van de Vader, maar ook van de Zoon. Achtergrond hiervan was de veiligstelling van de godheid van de Zoon. Als de Geest niet van de Zoon uitgaat, is de Zoon dan toch een beetje minder God? Zo werd er een woord aan ‘Nicea’ toegevoegd bij het gedeelte over de heilige Geest: het ‘filioque’ (Latijn voor ‘en van de Zoon’). In de oosterse kerken zagen ze dit anders en in die kerken vind je deze toevoeging dan ook niet. In 1054 leidde dit tot het grote schisma tussen beide kerken. Vandaag de dag zetten sommige protestantse edities het ‘en van de Zoon’ tussen haakjes of laten het weg (bijvoorbeeld de PKN en de Anglicaanse kerk). Maar de strijd om Nicea was niet gestreden. Want ook in de reformatietijd laaide de strijd om de tweenaturenleer weer op. Lutheranen, baptisten en calvinisten hadden elk hun eigen kijk erop, al werd Nicea wel door allen geaccepteerd. Ook in de Nederlandse Geloofsbelijdenis wordt dat expliciet gemaakt in artikel 9:

 ‘Daarom aanvaarden wij in dezen graag de drie oecumenische geloofsbelijdenissen, namelijk de Apostolische, die van Nicea en van Athanasius, en eveneens wat de vaderen in overeenstemming daarmee hebben vastgesteld.’

Actueel

Maar dat gold niet voor iedereen. De Socinianen, een soort voorlopers van de Verlichting en de latere vrijzinnige theologie, begonnen al in de zestiende eeuw kritiek te uiten op de leer van de Drie-eenheid. Die zou onbijbels zijn en tegen de rede ingaan. Zij namen Nicea niet voor hun rekening. Die kritiek zou met de Verlichting alleen maar sterker worden. Met name in de negentiende eeuw werd Nicea sterk bekritiseerd. Jezus was volgens deze theologie toch vooral een bijzonder inspirerend mens, maar niet God zelf. De islam, die in de zevende eeuw de plaats waar Nicea ontstond veroverde, onderscheidt zich ook juist op dit punt: Jezus was een heel belangrijke profeet, maar beslist geen God. De hedendaagse dialoog met de islam is dus deels een voortzetting van de discussie van Nicea. Deze voortdurende strijd laat zien dat ‘Nicea’ nog altijd actueel is. Het lijkt misschien theologische haarkloverij, maar er stond en staat iets essentieels op het spel. Al die strijd en concilies draaien erom vast te houden dat we in de mens Jezus Christus echt met God te maken hebben. Daarachter gaat het ook over de waardering van de schepping, van deze aarde, van dit leven, van het lichaam. Draait het geloof nu om het ontvluchten van deze wereld in het geestelijke, moeten we deze wereld ontstijgen? Of is er uiteindelijk alleen maar deze wereld en stijgt God hier niet bovenuit? ‘Nicea’ zegt hier twee keer ‘nee’. Gods werk ontstijgt deze wereld, maar richt zich wel op deze wereld. Deze dunne lijn moet de kerk elke generatie weer bevechten. Zo is het goed dat we dit jaar uitgebreid stilstaan bij het beslissende concilie van Nicea. Hopelijk denk je vanaf nu rond 5 december ook even aan de rake klap die de goede Sint heeft uitgedeeld.

Het lijkt theologische haarkloverij, maar er stond iets essentieels op het spel

Zeven oecumenische concilies

Er zijn zeven oecumenische concilies. Dat zijn kerkelijke vergaderingen die zowel door de Oosters-Orthodoxe als door de Rooms-Katholieke kerken worden erkend en in veel gevallen ook door protestantse kerken. De eerste drie concilies worden ook in de oriëntaals-orthodoxe kerken aanvaard (Koptisch, Armeens, Syrisch etcetera):

  • 325 Nicea
  • 381 Constantinopel I
  • 431 Efeze
  • 451 Chalcedon
  • 553 Constantinopel II
  • 680-681 Constantinopel III
  • 787 Nicea II

Marinus de Jong is universitair docent aan de Theologische Universiteit Utrecht en doceert onder andere symboliek (belijdenisleer). Hij is ook lid van de commissie Belijdende kerk van de Nederlandse Gereformeerde Kerken. Recentelijk publiceerde hij Wij Belijden: Belijdenissen van de Gereformeerde Kerken, Amersfoort (Vuurbaak), 2025.

Over de auteur
Marinus de Jong

Marinus de Jong is predikant van de Oosterparkkerk (GKv) in Amsterdam en verbonden aan het Neo-Calvinism Research Instituut aan de Theologische Universiteit Kampen.

Als de overheid het goede niet meer doet

Als de overheid het goede niet meer doet

Peter Strating
  • Beschouwing
  • Thema-artikelen
Wat is onze roeping? Daar te zijn waar Christus is

Wat is onze roeping? Daar te zijn waar Christus is

Arie Kok
  • Interview
  • Thema-artikelen

Reageer op dit bericht

Meld je aan voor onze gratis nieuwsbrief