Lot
- Column
Laatst bad ik in een kerkdienst om de wederkomst. Na afloop kwam er iemand naar me toe en vroeg: ‘Verlang je daar echt naar?’ Ik zei: ‘Ja, jij niet dan? Het moet toch geweldig zijn wanneer er aan al het lijden in deze wereld een einde komt.’ De persoon tegenover me aarzelde: ‘Jawel’, zei hij, ‘maar ik houd zo van deze wereld. De gedachte dat dit allemaal ophoudt te bestaan vind ik niet fijn’. En eerlijk is eerlijk, dat kon ik me ook goed voorstellen.
Er is veel lijden in deze wereld en er gaat veel mis. Toch is dat niet het hele verhaal. Deze wereld is ook de plek waar mijn huis staat. Waar ik me thuis voel. Waar ik leef te midden van de mensen van wie ik houd. Ja, ik zie uit naar de dag dat Jezus terugkomt, maar ik houd ook van deze wereld. Misschien is het dezelfde spanning die je vaak rond een sterfbed tegenkomt: aan de ene kant is er het verlangen om bij de Heer te zijn, maar aan de andere kant is er de pijn en het verdriet om los te moeten laten. Je doet straks niet meer mee. De familie trekt verder zonder jou. Op verjaardagen zul je gemist worden; het werk waar je veel voldoening en uitdaging in vond, stopt. En als je getrouwd bent, komt er ook een eind aan je huwelijk. Het geloof dat je het straks beter zult krijgen, helpt, maar maakt het allemaal niet minder verdrietig.
Hieraan moet ik denken wanneer ik lees over Lot die Sodom moet verlaten. Lot treuzelt. Hij weet dat hij weg moet, maar hij wil eigenlijk niet weg. Zijn schoonzoons blijven achter, de mensen met wie hij in de poort zat, blijven achter. Zijn huis, die mooie plek onder de zon, blijft achter. Lot treuzelt. Ik snap dat denk ik wel. Dan staat er in Genesis 19:16 dat engelen hem de stad moeten uittrekken. Gelukkig! Er zijn engelen. Het lucht me haast op om dat te lezen. Want ik denk dat ook ik de neiging heb om te treuzelen. Omdat ik loslaten zo moeilijk vind. Zal God ook naar mij engelen sturen om mij – als de tijd daar is – eruit te trekken? Ik hoop het en ik bid erom.
Hans Slotman is hoofdredacteur van OnderWeg