Jozef, zendeling in Egypte

Bob Wielenga | 6 juni 2025
  • Achtergrond
  • Blog

Kan ik dat zeggen: Jozef, zendeling in Egypte? In het kerkelijke jargon zijn zendelingen mannen of vrouwen die op weg gaan om ver weg of dichtbij getuigen te zijn van hun Heer en Heiland Jezus Christus onder de volken om hen zo tot zijn leerlingen te maken (Matteüs 28:19). In het Oude Testament komen we toch geen zendelingen tegen? In elk geval, Jozef was een vervelend en verwend joch dat nogal protserig omging met de dromen die God hem gaf. Hij was totaal ongeschikt voor wat voor soort zendingswerk ook, als hij dat al gewild had.

Hij kwam in een ver en vreemd land terecht, ja, maar als slaaf door zijn broers verkocht. Van zo’n stuk ongeluk valt toch niets goeds te verwachten? Bovendien, Egypte als zendingsland? Het was een van de machtigste landen in die tijd met een diep in de religie verwortelde cultuur. Zou men in Egypte oog en oor kunnen hebben voor de god van een slaaf en bajesklant zoals Jozef was? Maar het verhaal van Jozef staat niet voor niets in de Bijbel. Het strekt ook ons tot voorbeeld (1 Korintiërs 10:6). Zit er misschien toch een zendingsles in dit verhaal waaraan wij vandaag wat hebben voor ons zendingswerk?

Tussentijd

Het verhaal van Jozef past helemaal in de heilsgeschiedenis van Israël zoals wij vandaag daarover lezen in de Bijbel. God had juist een nieuwe start gemaakt met de roeping van Abraham (Genesis 12:1-3). Als groot volk  moest Abrahams nageslacht in een eigen land een zegen voor alle volken op aarde worden. Maar zover was het voorlopig nog niet. God hield genadig rekening met de volken die daar al woonden. Zij waren nog niet zo slecht dat het rechtvaardig was om hen gelijk al hun land uit te zetten. Dat zou pas gebeuren zodra de maat van hun misdaden vol was (Genesis 15:16). In de tussentijd moesten Abrahams nazaten als vreemdelingen onder deze volken leven en hen tot zegen zijn. Ik denk als voorbeeld daarvan aan Abrahams voorbede voor Sodom (Genesis 18). Abrahams nazaten zouden uitgroeien tot een groot volk, maar dat gebeurde niet in het beloofde land maar in Egypte waar zij als slaven en vreemdelingen moesten wonen en werken. Maar zo begon het niet. Ook de Egyptenaren waren een volk dat God wilde zegenen door Abrahams nazaten. Zo gebeurde dat met Jozefs komst naar Egypte, al begreep hij dat pas naderhand (Genesis 45:5-7). God was met hem in Potifars huis, in de gevangenis en aan het hof van Farao (Genesis 39:2-3, 21-23; 45:5-7). Zo groeide Jozef uit tot de man naar wie farao luisterde. Hij werd een zegen voor Egypte dat door zijn toedoen de hongersnood overleefde. Ook zijn familie profiteerde van zijn hoge positie in Egypte. Gods hand in deze geschiedenis is duidelijk zichtbaar. Door de dromen die God gaf aan Farao en zijn dienaren kreeg Jozef de ruimte om te verwijzen naar God in woord en daad. Farao vertrouwde Jozef en gaf hem de autoriteit (zijn zegelring, Genesis 41:42) om het land door de economische crisis heen te leiden. Tegelijk hield Jozef zo zijn familie in leven die in Egypte een mooi stuk land van Farao kreeg. Maar hun verblijf was slechts tijdelijk; ze moesten weer terug naar het hun beloofde land (Genesis 12:1; 50:24).

Tussentijd: genade-tijd

Het draait in het Jozef-verhaal om Abrahams nazaten; tegelijk gaat het God om de volken, in Kanaän maar ook in Egypte. Abraham en zijn nazaten kregen een grote verantwoordelijkheid in het midden van deze heidense volken: zij moesten hen tot zegen zijn! Dat ging soms helemaal mis (Genesis 34) maar in Egypte gebruikte God Jozef als zijn ambassadeur (zendeling) aan farao’s hof. Hij schaamde zich niet om openlijk voor God uit te komen. Zijn woorden en daden vormden een sterk getuigenis van Gods zegenrijke aanwezigheid ook in Egypte. Deze God van een verachtelijk, schapen houdend volk (Genesis 46:34) bleek een machtig God, wat door farao zeker erkend werd. Het liep en voor de volken in Kanaän en in Egypte uiteindelijk slecht af ondanks dit zegenrijke initiatief van God om hen met Hem bekend te maken door Abrahams nazaten. Wij leven intussen ook in een tussentijd: de tijd tussen de hemelvaart en de terugkeer van Christus als Heer. Er komt een eind aan, hoe lang het ook mag duren. Deze tussentijd is echter genade-tijd, de tijd waarin wij als leerlingen van Jezus onze Heer een zegen mogen zijn voor de mensen onder wie wij als vreemdelingen wonen. Wij vertegenwoordigen een koning die het beste met hen voor heeft: een nieuwe hemel en aarde (Openbaring 21). Zoals Jozef moeten wij hen laten zien en horen dat onze en hun gebroken wereld  toekomst heeft.

De dromen

Boeiend in deze geschiedenis is de rol die dromen erin spelen. In alle religies spelen dromen een rol: goden gebruiken ze om hun boodschap aan hun aanbidders door te geven. Droomuitleggers en zo toekomstvoorspellers staan in hoog aanzien bij hun volgelingen. Ook in de Bijbel blijkt dat God er gebruik van maakt. Ze vormen een duidelijk verbindingspunt tussen Jozef en Farao. In dromen raken de ‘bijzondere’ en de ‘algemene’ openbaring elkaar. God communiceert met Farao en tegelijk krijgt Jozef van Hem te horen wat hij farao vertellen moet. Wij leven als vreemdelingen op aarde. Tegelijk zijn wij aan alle kanten met deze wereld verbonden. Al zijn we niet van deze wereld, we zijn er wel in, cultureel, religieus en maatschappelijk met alle mensen verbonden. Anders zouden we geen ambassadeurs (zendelingen) kunnen zijn van Gods koninkrijk voor alle mensen.

Over de auteur
Bob Wielenga

Ds. Bob Wielenga is emeritus predikant van de NGK Kampen en woonachtig in Zuid-Afrika.

Als de overheid het goede niet meer doet

Als de overheid het goede niet meer doet

Peter Strating
  • Beschouwing
  • Thema-artikelen
Wat is onze roeping? Daar te zijn waar Christus is

Wat is onze roeping? Daar te zijn waar Christus is

Arie Kok
  • Interview
  • Thema-artikelen

Reageer op dit bericht

Meld je aan voor onze gratis nieuwsbrief