Theoloog Peter van de Kamp over de kerkenraad

Leendert de Jong | 24 juni 2017
  • Interview
  • Thema-artikelen

De kerkenraad kraakt. Dat merk je als je erin zit, bijvoorbeeld door de steeds terugkerende vraag of je als college wel met de juiste dingen bezig bent. Voor wie er niet in zit, is het werk van een kerkenraad vooral iets wat veel tijd kost en weinig zin heeft. Dus is het lastig om vacatures voor de raad vervuld te krijgen. Hoe moet het verder met de kerkenraad? Onder meer die vraag legt OnderWeg voor aan Peter van de Kamp, universitair docent praktische theologie aan de TU Kampen.

Peter van de Kamp: 'Er is ruimte om de ambtelijke structuur aan te passen aan wat in een bepaalde tijd nodig is.'

Peter van de Kamp: ‘Er is ruimte om de ambtelijke structuur aan te passen aan wat in een bepaalde tijd nodig is.’

Wat zegt de Bijbel over ‘onze’ ouderling, diaken en predikant?
‘Ik denk dat de functie van oudste er zonder meer uitspringt als je de Bijbel leest. We komen die al tegen in het Oude Testament en als het gaat om leiders in de kerk staat hij centraal in het Nieuwe Testament. Al vanaf de eerste zendingsreis worden oudsten aangesteld. In de loop van de kerkgeschiedenis is binnen die figuur onderscheid ontstaan tussen mensen die primair leiding geven én oudsten die het Woord verkondigen, zeg maar onze predikanten.

Deze functie van oudste is de constante factor in de Bijbel en in de kerkgeschiedenis. De figuur van diaken is veel onduidelijker. Over Paulus lees je niet dat hij diakenen aanstelt, ook al noemt hij hen wel. En het is de vraag of we in Handelingen 6 moeten denken aan de instelling van het diakenambt zoals wij dat kennen. Twee van “de zeven”, Stefanus en Filippus, verkondigen in elk geval het evangelie alsof zij verkondigers zijn!’

En dus?
‘En dus is mijn argument om toch over “ambt van diaken” te spreken vooral dit: zó laat je als kerk zien hoe belangrijk je diaconaat vindt.’

Wat deed die oudste?
‘De oudste is de presbyter en vormt samen met anderen het presbyterium: de raad van oudsten, zeg maar de kerkenraad. De oudste is degene die geestelijk leiding geeft. Dit betekent dat het college van oudsten primair bezig is met: wat heeft de gemeente geestelijk gezien nodig om kerk van Christus te zijn? Bijvoorbeeld: zijn we een biddende kerk en zo niet, wat moeten we doen om dit te verbeteren? Een raad van oudsten houdt zich niet primair bezig met financiële en organisatorische zaken.

‘Zijn we een biddende kerk en zo niet,
wat moeten we doen om dit te verbeteren?’

Het accent op geestelijk leidinggeven heeft te maken met hoe kerken in de eerste eeuwen ontstaan zijn. Feitelijk was een lokale kerk opgebouwd uit huiskerken. Zo’n huiskerk bestond vaak uit een meergeneratiegezin. Aan het hoofd stond de vader, de pater familias. En de vaders of leiders van die huiskerken vormden het presbyterium van de gemeente. Iets hiervan zie je later terug in de koppeling ouderling-wijk: de ouderling werd geacht een soort vader te zijn van die wijk. Tegelijk zat in de taak van een pater familias ook iets pastoraals: hij zorgde, in een brede zin van het woord, voor het meergeneratiegezin, inclusief grootouders, vreemdelingen en slaven.’

Welke conclusie trek jij hieruit, kijkend naar de – beperkte – Bijbelse gegevens en naar hoe het verder is gegaan in de kerkgeschiedenis?
‘Allereerst: bij de taak van de oudsten ligt het accent op geestelijk leidinggeven. Twee: er is ruimte om de ambtelijke structuur aan te passen aan wat in een bepaalde tijd nodig is. Dat is ook steeds gebeurd: als het voor de kerk nodig was, kwamen er bijvoorbeeld ziekentroosters of lekenpredikers. En steeds ging het dan om nieuw ontstane functies waarmee ingespeeld werd op nieuw ontstane behoeften en situaties. Drie: op een gegeven moment zijn min of meer vaste patronen ontstaan die je later binnen bijvoorbeeld de GKv terugziet: een kerkenraad die alles is gaan doen en voor alles verantwoordelijk is, voor leidinggeven, huisbezoek, via de predikant voor catechese, voor organisatorische zaken enzovoort.’

En bij die ‘kerkenraad die alles doet’ zie je de laatste jaren een tegenbeweging?
‘Dat proces kwam al op gang in de jaren negentig van de vorige eeuw. De samenleving werd steeds individualistischer, de zuilen van bevolkingsgroepen, kerken en organisaties vielen weg en de samenleving werd postmodern. Kenmerk daarvan is ook dat instituten, zoals een kerk of een kerkenraad, veel minder bij dat type samenleving passen; ze hebben minder gezag. En zo staan we nu dus opnieuw voor de vraag om in de kerk structuren en manieren van leidinggeven te vinden die bij deze samenleving passen.’

Daar is ruimte voor?
‘Ja. Je kunt niet zeggen dat de structuur met een kerkenraad die alles doet rechtstreeks uit de Bijbel voortvloeit. In zo’n patroon zitten Bijbelse elementen, bijvoorbeeld in de oudste en de oudste die het Woord verkondigt. Maar er is in mijn optiek niets op tegen om veel meer mensen bij het kerkelijke gebeuren te betrekken. Dit kan via een kleinere kerkenraad, die primair de Bijbelse taak van geestelijk leidinggeven heeft. Daaromheen zijn allerlei werkers actief, in pastoraat, catechese, missionair werk, jeugdwerk en meer.’

‘Die werkwijze is nu te gedateerd, daar krijg je geen mensen voor’

Stel dat het die kant opgaat – en dat is al volop aan de gang – waar moet je dan op letten?
‘Wat mij betreft vooral op twee zaken. Zorg voor een goede toerusting en geef antwoord op logische vragen die gesteld worden. Wat is een pastoraal werker? Wat vraag je van hem/haar? Wat is onderling pastoraat en wat vraag je van een kring of een wijk waarin dit plaatsvindt?

Het tweede aandachtspunt: zorg voor duidelijkheid in de structuur van werken. Ook al zijn niet al die werkers ambtsdrager, je kunt hen wel in een kerkdienst, dus zichtbaar voor de gemeente, bevestigen of inwijden. Je kunt hun ook vragen om een belofte te doen, over hoe zij hun werk gaan doen. En je kunt secuur regelen dat een pastoraal team een geheimhoudingsplicht heeft.’

Doe je deze aanbevelingen ook omdat er zomaar moeite ontstaat over bij wie nu precies welke bevoegdheden liggen?
‘Dat gevaar is zeker niet denkbeeldig. Daarom zijn heldere afspraken over structuur en bevoegdheden belangrijk. Dat is overal zo en de kerk vormt daarop geen uitzondering.’

Wat ook opvalt, is dat een kerkenraad weinig gezag meer lijkt te hebben en dat er weinig animo is om in het ambt te dienen.
‘Klopt. Dat is ook niet zo verwonderlijk: het werk in een kerkenraad, zoals dit tot voor kort gebruikelijk was, sluit veel minder goed aan bij het levenspatroon dan dertig, veertig jaar geleden. Als kerk kun je niet meer zeggen: “We hebben altijd veertien ouderlingen en zeven diakenen gehad, dit moet zo blijven.” Helemaal niet als je op die toenmalige manier wilt blijven werken, waarbij de kerkenraad veel zelf doet en de gemeente te weinig activeert. Die werkwijze is nu te gedateerd, daar krijg je geen mensen voor. Ergens is dat logisch. Bij jongere generaties werken meestal de beide partners. Dat moet vaak, ook vanwege financiële redenen. In zo’n situatie is er geen tijd om twee of drie avonden per week met kerkenraadswerk bezig te zijn. Tegelijk ben ik ervan overtuigd dat er bij hen net zo veel liefde voor Christus is als vijftig jaar geleden.’

Toch gaat de vervulling van vacatures moeizaam.
‘Ja. Dat komt omdat dertigers en veertigers hun liefde voor Christus op een andere manier vormgeven dan vijftigers en zestigers gewend zijn. Sowieso geldt voor jongere generaties dat zij zich op een lossere en informelere manier aan het instituut kerk, net als aan andere instituten, verbinden dan vroeger. Maar de liefde voor Christus is er: daar zijn volgens mij voldoende signalen voor. Speel daar dus met elkaar – jong en oud – op in.

We moeten af van het idee dat je wel een beetje gek moet zijn als je op tal staat. En dat kán. Laat actieve pastorale bezoekers hun verhaal eens in de gemeente doen; dan hoor je passie. Maak goede afspraken vooraf, ook over de tijdsdruk die het kerkenwerk met zich meebrengt. Ik heb verhalen gehoord van mensen die zeiden: “Vooraf kregen we te horen dat dit werk een dagdeel zou kosten. En dat klopt!” Zoiets stimuleert anderen. Zorg als kerk ook voor een goede toerusting en begeleiding van werkers die aan de slag gaan.’

Ik wilde nog vragen naar de volgens jou meest wenselijke én de meest waarschijnlijke structuur van werken rond ambt en kerkenraad. Maar misschien vallen die beide wel samen…
‘Ja. Ik zie nu al om mij heen en in de nabije toekomst vooral een kleine raad van oudsten die er is voor het geestelijk leidinggeven. Daaromheen zijn tal van mensen actief: een groot aantal werkers, onder wie kringleiders die goed toegerust zijn en hun kring meenemen en stimuleren in het onderlinge pastoraat. Ik hoop en verwacht dat er voor al die plekken steeds voldoende kandidaten beschikbaar zijn.’

Over de auteur
Leendert de Jong

Leendert de Jong werkt in de media en is oud-hoofdredacteur van
OnderWeg.

Het mysterie van Jezus’ wonderen

Het mysterie van Jezus’ wonderen

Rolf Robbe
  • Beschouwing
  • Thema-artikelen
Voor wie meer wil ontdekken over: Wonderen

Voor wie meer wil ontdekken over: Wonderen

Peter Hommes
  • Reisbagage
  • Thema-artikelen

Reageer op dit bericht

Meld je aan voor onze gratis nieuwsbrief