Wat is Bijbels?

Jan Mudde | 31 oktober 2015
  • Opinie
  • Thema-artikelen

Mijn studie Van sjibbolet naar sjalom, over de vraag of er in de gemeente van Christus ruimte mag zijn voor homoseksuele relaties in liefde en trouw, is de uitkomst van een lang proces. Aan het begin daarvan staat de bezinning op de vraag: wat is Bijbels?

Toen ik, 17 jaar oud, tot een persoonlijke overgave aan Jezus Christus kwam, gebeurde dat in een biblicistisch klimaat. Bijbels waren alleen die opvattingen waarvoor je je rechtstreeks op de Bijbel kon beroepen. Anders gezegd: wat op grond van nauwkeurige exegese was vastgesteld, had de kracht van een ‘zo spreekt de HEER’.

Gaandeweg heeft mijn antwoord op de vraag ‘wat is Bijbels?’ een andere, naar mijn overtuiging niet minder Bijbelse invulling gekregen. De aanleiding daartoe was dat ik de relatie tot mijn pasgehuwde gemalin onmogelijk als een gezagsrelatie kon beleven.

Over de verhouding tussen man en vrouw lijkt de Bijbel me helder: ‘Vrouwen, weest aan uw man onderdanig.’ Onze relatie werd echter van meet af aan gekenmerkt door een hoge mate van wederkerigheid, een heen-en-weergaan van zowel gezag als onderdanigheid. Dat ervoer en ervaar ik als een zegen, een gave van God. Maar dat gegeven plaatste mij voor ingrijpende vragen. Volgens de mij aangeleerde visie was dit niet Bijbels, maar naar mijn diepste beleven was het goed zo. En in de ontmoeting met God in Christus kon ik alleen maar dankbaar zijn voor de verhouding waarin we tot elkaar stonden. Daarbij stelde ik vast dat de meeste christenen die ik kende het precies zo beleefden, hoe oprecht en innerlijk overtuigd zij het sola scriptura ook beleden.

Later realiseerde ik me dat het in onze geëmancipeerde cultuur misschien wel onmogelijk is om het huwelijk als een gezagsrelatie te beleven. Hoe zou dat kunnen in een context waarin mannen en vrouwen volstrekt gelijkberechtigd zijn, waarin vrouwen niet uitgehuwelijkt worden, maar zelf hun partner kiezen, waarin ze zelf beslissen (zij het niet eenzijdig) of ze in verwachting willen raken, waarin ze een hogere opleiding en betere baan kunnen hebben dan hun partner, en waarin ze geheel zelfstandig tot echtscheiding kunnen besluiten?

Zo drongen zich aan mij de volgende vragen op: Is dit nu wat de Bijbel zonde noemt? Of is er voor de inbreng van deze, mede door de cultuur gevormde, ervaring een basis in de Bijbel te vinden? En zo ja, wat is dan Bijbels?

Karakter

Luisterend naar de Bijbel luidt mijn antwoord: Bijbels is dat je leeft uit de volheid van Gods openbaring, aan de voet van het kruis en in de vrijheid van de Geest. En dat je in de eigen cultuur je van God gegeven verantwoordelijkheid en bevoegdheid gebruikt om in biddende afhankelijkheid van Gods Woord keuzes te maken die het karakter van God weerspiegelen, en wel met behulp van alles wat hart, verstand en ervaring aan wijsheid te bieden hebben.

Het uitgangspunt is dus niet de menselijke ervaring, maar Gods openbaring. En specifieker nog: zijn karakter. Maar binnen dit kader van Gods openbaring krijgen de door de cultuur bepaalde menselijke ervaring en kennis een rechtmatige en relatief zelfstandige plaats. Waar de Heer gekend en gevreesd wordt, mogen de menselijke kennis en ervaring volop meedoen.

Er is dan ook een hemelsbreed verschil tussen de Bijbelse en de wereldse wijsheid. Achitofel mag een uiterst scherpzinnig mens geweest zijn (2 Samuël 16:20-17:4 en 17:23), maar zijn wijsheid was ‘aards, ongeestelijk, demonisch’, zoals Jakobus zegt. ‘De wijsheid van boven daarentegen is vóór alles zuiver, en verder vredelievend, mild en meegaand; ze is rijk aan ontferming en brengt niets dan goede vruchten voort, ze is onpartijdig en oprecht’ (Jakobus 3:13-17).

Het in heilig ontzag leven voor Gods aangezicht kan tot keuzes leiden die niet sporen met Gods scheppingsbedoeling

Gereedschap

Het in heilig ontzag leven voor Gods aangezicht kan in de Bijbel, afhankelijk van de cultuur en context, tot concrete keuzes leiden die haaks staan op het gebod zoals dat zijn neerslag heeft gekregen in de Thora. Het leidt niet zelden ook tot keuzes die niet sporen met Gods oorspronkelijke scheppingsbedoeling. Uit het geheel van Gods openbaring blijkt dus dat we achter de wet moeten teruggaan tot de wetgever en achter de schepping tot de schepper. De Heer is meer dan zijn schepping en meer dan zijn wet.

Deze op Bijbelse wijsheid geënte opvatting van wat Bijbels is, is van belang voor de omgang met welk vraagstuk dan ook. Ze zit heel dicht op het leven en reikt het gereedschap aan dat de mens nodig heeft om in heel wisselende culturen en contexten keuzes te maken die de Heer behagen. Ze is ook van betekenis voor de wijze waarop wij in de gemeente van Christus omgaan met homoseksuelen.

Paulus

Dat de kennis van homoseksualiteit en de ervaring die we in onze cultuur met homoseksuelen opdoen een bepalende factor is voor onze omgang met homoseksuelen in de gemeente van Christus, staat volgens mij vast.

Hoe komt het dat orthodoxe christenen benadrukken dat zij persoonlijk homoseksuele broeders en zusters van harte een homoseksuele relatie gunnen, hoewel ze die – gelet op de Bijbelse gegevens – zouden moeten verafschuwen? Hoe komt het dat we ons schamen voor het feit dat onze overheid in het verleden sodomie met de dood bestrafte, hoewel de Bijbel dat gebiedt en God vanwege onder meer de homoseksuele praxis de Kanaänieten liet uitroeien? Hoe komt het dat we onderscheid maken tussen homofilie en homoseksualiteit, hoewel dit onderscheid in Bijbels licht onhoudbaar is? Dat heeft niets te maken met nieuwe exegetische inzichten, maar alles met veranderingen in onze cultuur en ervaringen die we daarin met homoseksuelen hebben opgedaan. Ervaringen die Paulus – we kunnen dat met een hoge mate van zekerheid stellen – zo niet opgedaan heeft.

Paulus kende ‘de homoseksueel’ naar alle waarschijnlijkheid niet

Om één van de vele argumenten hiervoor te noemen: voor Paulus stonden de malakoi en de arsenokoitai (de passieve en actieve mannelijke sekspartners) gelijk met dieven en dronkaards. Staakten ze hun praktijken, dan waren ze geen malakos of arsenokoitès meer (1 Korintiërs 6:11). Paulus zou Herman van Wijngaarden daarom nooit een malakos of arsenokoitès genoemd hebben, simpelweg omdat hij zich verre houdt van de homoseksuele praxis. Toch zegt broeder Herman van zichzelf: ‘Oké, ik ben dus homo.’

Paulus kende ‘de homoseksueel’ naar alle waarschijnlijkheid niet. Wij echter kennen hem of haar wel. En daarom gunnen we hem of haar een homoseksuele relatie, schamen we ons voor de houding die de kerk in het verleden tegenover sodomieten innam en maken we onderscheid tussen ‘aard’ en ‘daad’.

Stapje verder

Het wijsheidsmodel dat ik uit de Bijbel afleid, komt erop neer dat de rol die al onze menselijke kennis en evaring speelt bij het vormen van onze opvattingen en het maken van onze keuzes, benoemd, verantwoord en in het juiste Bijbelse kader geplaatst moet worden. Doen we dat, dan blijkt dat we nog een stapje verder mogen gaan dan orthodoxe christenen momenteel doen. Als je het karakter van God kent en als je weet hebt van de problematiek van veel homoseksuelen, van Gods barmhartigheid en van wat gerechtigheid is, dan mag er binnen de gemeente van Christus ruimte zijn voor homoseksuele relaties in liefde en trouw.

Leestip
Jan Mudde, Van sjibbolet naar sjalom. Ruimte voor homoseksuelen in de gemeente van Christus, Amsterdam (Buijten en Schipperheijn Motief), 2015.

Over de auteur
Jan Mudde

Jan Mudde is predikant te Haarlem.

‘Met jezelf bezig zijn doe je ook voor een ander’

‘Met jezelf bezig zijn doe je ook voor een ander’

Arie Kok
  • Ontmoeting
  • Thema-artikelen
Schoonheid in de ogen van God

Schoonheid in de ogen van God

Alain Verheij
  • Beschouwing
  • Thema-artikelen

Reageer op dit bericht

Meld je aan voor onze gratis nieuwsbrief