Voorop staat het uitleggen van de Schrift met de Schrift
- Opinie
- Thema-artikelen
‘Wat is Bijbels?’ vraagt Jan Mudde zich in het kader van het gesprek rond homoseksualiteit af. Theo Boer gaat op dezelfde vraag in, maar komt tot andere antwoorden.

Laten we het Bijbelse getuigenis op het punt van homorelaties maar in al zijn hoekigheid laten staan. (beeld aquatti/Shutterstock.com)
Ik wil mijn waardering uiten voor de pastorale en intellectueel eerlijke opstelling van Jan Mudde. Had het debat rond homoseksualiteit maar altijd dit niveau. Veel van onze ervaringen lopen bovendien parallel. Ook ik kwam tot geloof in een biblicistisch milieu en kwam later eveneens tot de conclusie dat Bijbellezen meer is dan teksten contextloos toepassen. De Amerikaanse ethicus James M. Gustafson overtuigde mij ervan dat menselijke ervaringen en bewezen wetenschappelijke feiten belangrijke bronnen zijn voor een eigentijdse christelijke ethiek.
Alleen: de weg waarlangs Jan Mudde argumenteert, vind ik minder bevredigend. Ik zal dit op twee punten uitwerken: de ervaring en het Bijbelse getuigenis.
Homohuwelijken
Om te beginnen vraag ik me af in hoeverre onze huidige ervaringen met homoseksualiteit inderdaad maatgevend zijn en of de ervaringen van Paulus in dit opzicht inderdaad zo weinig voorstelden.
Paulus was pastoraal buitengewoon betrokken. Dag en nacht was hij onder de mensen. Hij zal dus ook geweten hebben dat sommigen een duurzaam verlangen hebben naar intimiteit met mensen van hetzelfde geslacht. Hij leefde in een cultuur waarin er behalve tempelprostitutie ook veelvuldig sprake was van langdurige, liefdevolle relaties tussen mannen (denk aan de leermeester en zijn leerling) en waarin zelfs homohuwelijken bestonden. Ik deel Muddes conclusie dus niet dat Paulus homoseksuele relaties in liefde en trouw ‘naar alle waarschijnlijkheid’ niet kende. Alsof het bij de homoseksuele relaties in de oudheid niet ook om relaties van liefde en trouw kon gaan, die men bovendien was aangegaan vanuit een sterke innerlijke behoefte!
Erfenis
Het klopt dat Paulus homoseksualiteit als geaardheid niet benoemt. Maar is het alleen maar winst dat wij dat nu wel doen? Zeker, veel mensen ervaren de ontdekking homo te zijn (dus niet alleen homoseksuele verlangens te hebben) als een bevrijding, die hen helpt om zichzelf te begrijpen. Tegelijk kunnen termen ook beperken en framen. Een bekend voorbeeld is de diagnose ADHD bij een druk en chaotisch kind of de diagnose ‘iets uit het autistische spectrum’ bij een eigenzinnig kind. Niet alleen gaan anderen jou op basis van zo’n term anders bekijken, je gaat jezelf ook anders bekijken. Dus wat mij betreft moet de vraag op tafel of het duiden van verlangens en ervaringen in termen van homoseksueel zijn echt het laatste woord over deze kwestie is.
In zijn boek The History of Sexuality schrijft Michel Foucault (filosoof, atheïst en homoseksueel) dat het spreken over homoseksualiteit als geaardheid stamt uit de tijd waarin we definities nodig hadden om mensen af te zonderen, ziek te verklaren en uit te sluiten, op dezelfde manier waarop we mensen indelen in rassen. Mij lijkt dat het benoemen van mensen in termen van homo, hetero of bi een erfenis uit dat discriminerende verleden is, waarvan het de vraag is of we dat nu nog zo zouden moeten doen. Want het op deze wijze indelen van mensen erkent ze niet alleen (dat ook), maar nagelt ze ook vast. Een voorbeeld daarvan zijn de reacties van onbegrip (en erger) die iemand ten deel kunnen vallen als hij of zij getuigt van een verandering in zijn homoseksuele verlangens (zoals bij de ex-lesbische Rosaria Butterfield) of als hij of zij aangeeft niet naar die verlangens te willen leven.
Een recent relativerend geluid over seksuele identiteit lezen we in het NRC Handelsblad van 29 augustus. Volgens Lucas Brouwers is de zoektocht naar het ‘homo-gen’ doodgelopen. Bovendien stelt hij dat homoseksuele handelingen bij tal van primaten voorkomen en dat die dieren dat afwisselen met heteroseksueel gedrag. Op basis daarvan pleit hij voor een relativering van de termen hetero en homo. ‘We zijn allemaal een beetje bi.’
Dat ik hem hier citeer, betekent niet dat ik ervoor pleit om ons naar believen uit te leven in verschillende soorten seksueel gedrag. Wat ik wel wil zeggen, is dat een onderverdeling in vaststaande, normerende seksuele identiteiten (‘durf te zijn wie je bent’) misschien ook niet het laatste woord is. Er zijn genoeg redenen om onze ervaringen met seksualiteit van de laatste vijftig jaar niet te verabsoluteren.
Hoekigheid
Kunnen we op basis van onze ervaringen nu zeggen dat de negatieve houding van de Bijbel tegenover seks tussen mannen en tussen vrouwen niet geldt voor homoseksuelen? Los van wat ik net betoogde – namelijk dat onze ervaringen en interpretaties misschien ook wel tijdgebonden zijn, net als die van Paulus – heeft Mudde natuurlijk gelijk dat de Heer meer is dan zijn schepping en meer dan zijn wet. Daarom kan het inderdaad zinnig zijn om bepaalde teksten nu anders uit te leggen dan vroeger. Ook bij bijvoorbeeld de uitleg van de burgerlijke wet is het gebruikelijk om de bedoeling van de wetgever in gedachten te houden.
Maar hoe komen we Gods bedoelingen en zijn karakter op het spoor? Ik zou zeggen: dat gebeurt primair door het uitleggen van de Schrift met de Schrift, en daarin op zoek te gaan naar de rode draden. En op het punt van homoseksuele relaties is de Bijbel nu eenmaal behoorlijk eenduidig. Behalve dat seksuele relaties tussen mannen en tussen vrouwen niet alleen in het Oude maar ook in het Nieuwe Testament verboden blijven, zijn de veel talrijkere verwijzingen naar de tweeheid van man en vrouw als bedoeling van God misschien nog wel belangrijker.
Dat we anders zijn gaan denken over straffen, betekent niet dat we over de overtredingen zelf anders moeten gaan denken
Gelukkig denken we nu anders over de strafmaat van overtredingen en zijn de doodstraf, uitsluiting of lijfstraffen in de ban gedaan. Maar dat we anders zijn gaan denken over straffen, betekent niet dat we ook over de overtredingen zelf anders moeten gaan denken. Afwijzing van strenge straffen gebeurt veelal op basis van het bewustzijn dat ieder mens in veel opzichten faalt. Jezus zelf neemt uitdrukkelijk afstand van straffen op de zonde (‘wie zonder zonde is, werpe de eerste steen’), maar er is geen enkel voorbeeld te noemen waarbij Hij de zonde zelf anders beoordeelt. Hij spitst de geboden eerder toe. Behalve de uiterlijke gedragingen stelt Hij ook de innerlijke houdingen aan de orde. Niet alleen niet echtbreken, maar ook niet flirten of fantaseren.
Muddes voorbeeld dat wij een gezagsrelatie tussen man en vrouw tegenwoordig ook afwijzen op basis van onze ervaringen, is in dit verband niet overtuigend. Noch in de schepping, noch in de Thora komen we regels tegen die zeggen dat vrouwen mannen moeten gehoorzamen. Uit de eerste hoofdstukken van Genesis valt verder op te maken dat een gezagsrelatie tussen man en vrouw een gevolg is van de zondeval (‘en hij zal over u heersen’). Dat seksualiteit iets is tussen man en vrouw, komen we echter wél in de schepping tegen. De parallel tussen de acceptatie van homoseksuele relaties en de acceptatie van de vrouw in een leidinggevende rol gaat dus mank.
Laten we het Bijbelse getuigenis op het punt van homorelaties maar in al zijn hoekigheid laten staan. Voor de ruimte die Mudde voor homoseksuele relaties bepleit, zie ik, alles afwegende, geen Bijbelse grond. De enige begaanbare weg tot acceptatie van homorelaties lijkt mij de weg van pastorale bewogenheid, in combinatie met het vermogen om met onopgeloste verschillen van inzicht respectvol met elkaar om te gaan.
Theo Boer (PKN) is universitair docent ethiek aan de Protestantse Theologische Universiteit Groningen en Lindeboom-hoogleraar ethiek van de zorg aan de TU Kampen.