In vol vertrouwen

Myriam Klinker | 16 maart 2019
  • Eyeopener

Ik denk vaak aan het oprechte geloof dat je grootmoeder Loïs en je moeder Eunike hadden en dat – daarvan ben ik overtuigd – jij nu ook hebt.
(2 Timoteüs 1:5)

Paulus schrijft aan zijn medewerker Timoteüs dat deze een voorbeeld moet nemen aan het geloof van zijn moeder en grootmoeder. Niet zozeer om wat ze geloven, maar vooral om hoe ze geloven: in volledige trouw aan God. Maar waarom had Timoteüs die aansporing nodig?

Aan alle grootmoeders en moeders, grootvaders en vaders: onderschat niet de uitwerking van jullie doorleefde geloof op je kinderen en kleinkinderen. Misschien heb je open gesprekken met ze over wat geloven voor hen betekent, misschien ook niet. Ze lijken in een totaal andere cultuur te leven, met normen en waarden die niet christelijk gestempeld zijn. Een groot deel van hun tijd brengen ze op het internet door en het valt maar af te wachten welke invloed dit op hen heeft. Ze spreken echt een andere taal, die met de Bijbel en het geloof in Jezus Christus weinig heeft uit te staan. Misschien maak je je zorgen of voel je je machteloos. Maar houd dan vooral veel van hen en onderschat niet de kracht van je eigen onvoorwaardelijke trouw aan Jezus Christus.

(beeld Halfpoint/iStock)

(beeld Halfpoint/iStock)

Als ik terugdenk aan mijn eigen grootouders, kan ik me veel leuke momenten herinneren. Maar in grote lijnen vooral twee dingen: ze hielden van ons en ze hadden ontzag voor Christus. Door dik en dun, tussen begrijpen en niet-begrijpen, was er altijd weer die biddende overgave. Eerlijk gezegd vond ik als kind dat vooral zíj uit een andere tijd kwamen. Zíj spraken een andere taal. Maar hun houdingstaal, gekenmerkt door overgave en vertrouwen, kwam wel binnen. Al was ik mij daar toen nog niet van bewust.

Urgentie

Vertrouwen en overgave is ook waar Paulus op aanstuurt bij zijn medewerker Timoteüs. Een kleine tien jaar eerder had Paulus hem op een van zijn reizen ontmoet in Lystra. Hij was de zoon van een niet-Joodse vader en een Joodse moeder die tot geloof in Jezus als de messias was gekomen (Handelingen 16:1).

Uit de tweede brief van Paulus aan Timoteüs weten we dat Timoteüs’ moeder Eunike heette en zijn grootmoeder Loïs. Op het moment dat Paulus die bewuste brief schrijft, verblijft hij in Rome, waar hij in gevangenschap zijn proces afwacht. Hij verwacht niet lang meer te leven. De brief ademt een sfeer van urgentie en staat bol van de oproepen aan Timoteüs om het evangelie te verkondigen en wel precies zoals hij het van Paulus heeft ontvangen. Want in de omgeving van Timoteüs staken allerlei dwalingen de kop op. En de personen die deze dwalingen verspreidden, hadden invloed.

Timoteüs schaamde zich voor
de gevangenschap van de apostel

Twee worden er bij name genoemd: ‘Wat dwaalleraren vertellen, woekert voort als een gezwel. Ook Hymeneüs en Filetus zijn van de waarheid afgedwaald. … Daarmee ondermijnen ze het geloof van anderen’ (2 Timoteüs 2:17-18). Paulus roept Timoteüs dringend op om, tegenover de invloed van deze mensen, het werk te doen van een evangelist en regelrecht de waarheid te verkondigen.

Patroon

Daarbij moeten we niet uitsluitend denken aan goede kennisoverdracht. Dat is niet het enige waar Paulus bij zijn medewerker op uit is, zo blijkt. De reden waarom de apostel al in het begin van zijn brief naar Loïs en Eunike verwijst, is de levenshouding van deze oma en moeder van Timoteüs: ze hadden een ‘oprecht geloof’, schrijft hij.

Het Griekse woord pistis (geloof) kun je hier beter vertalen met trouw of loyaliteit. Dit strookt met recent onderzoek naar het gebruik van deze term in Paulus’ tijd, vooral tegen de achtergrond van de toenmalige sociale relaties. Het was een aanduiding van de vertrouwensband tussen een patroon, vaak een welgesteld iemand, en de mensen die van hem afhankelijk waren (zijn cliënten). Daarbij was wederzijdse loyaliteit van groot belang. Een patroon moest wat zijn beloften betreft betrouwbaar zijn. Als hij deze niet nakwam, brak hij de vertrouwensband en zette hij zijn eer op het spel. En de cliënten moesten hun patroon de eer geven door zich totaal op hem te verlaten. De minste twijfel aan de capaciteiten van de patroon of aan de ideeën die hij voorstond, werd al gezien als een vertrouwensbreuk.

Dat het geloof van Loïs en Eunike niet alleen met kennis, maar vooral ook met hun houding van totaal vertrouwen op God en Jezus Christus te maken had, blijkt uit de karakterisering ‘oprecht’ en uit het vervolg van de tekst. Want opmerkelijk genoeg wordt dit ‘oprechte geloof’ in de daaropvolgende verzen niet verbonden met de inhoud van de verkondiging, maar met Timoteüs’ aarzelende houding. Blijkbaar dreigde Paulus’ medewerker en geliefde geesteskind (2 Timoteüs 1:2) tekort te schieten in het betonen van zijn vertrouwen (pistis) op God. Daarom wijst Paulus op het oprechte geloof van Timoteüs’ moeder en grootmoeder en spreekt hij aan het begin van zijn brief alvast strategisch de overtuiging uit dat Timoteüs daarin op hen lijkt.

Schaamte

Wat veroorzaakte de breuk in de vertrouwensband? Dat had te maken met Paulus’ gevangenschap. Blijkbaar stond Timoteüs’ vrijmoedige getuigenis onder druk omdat hij zich voor de apostel schaamde (2 Timoteüs 1:8). Uit Grieks-Romeinse bronnen uit die tijd weten we dat gevangenschap een grote schande was, ook voor degenen die met de gevangene verbonden waren. Omdat eer en schaamte het sociale gedrag sterk stuurden, was een van de gevolgen van opsluiting dat vrienden en kennissen van de gevangene zich terugtrokken. Men werd liever niet geassocieerd met een gevangene en diens schandelijke status.

Dit mechanisme is ook duidelijk aanwezig in de brief. Paulus weet zich in de steek gelaten en ook hier noemt hij concreet namen (onder meer Fygelus, Hermogenes, Demas; 2 Timoteüs 1:15; 4:10, 16). Tegelijk prijst hij Onesiforus om het feit dat deze hem juist wel in Rome heeft opgezocht en zich niet voor zijn gevangenschap heeft geschaamd (2 Timoteüs 1:16-18).

Geloven is steeds meer een werkwoord geworden

Dit is de houding die Paulus zijn medewerker Timoteüs voorhoudt. Wanneer hij uit hetzelfde ‘oprechte geloofshout’ is gesneden als zijn grootmoeder en moeder, zal hij zich niet schamen voor de situatie van zijn geestelijke vader. Sterker nog, als verkondiger moet hij delen in het lijden voor het evangelie (2 Timoteüs 1:8; 2:3). Oprecht geloof is in dit geval ongegeneerde loyaliteit aan de apostel en zo aan zijn Heer. Ook Paulus zelf schaamt zich niet voor zijn gevangenschap. Want hij weet in wie hij ‘zijn vertrouwen heeft gesteld’ (zo vertaalt de NBV in 2 Timoteüs 1:12 terecht het werkwoord pisteuoo, verwant met pistis). Geloof is allereerst een houding van vertrouwen en overgave, juist ook in het lijden omwille van het evangelie.

Veelkleuriger

Nog niet zo lang geleden werd het woord ‘geloof’ in christelijke kringen gestempeld door de precieze inhoud en kennis ervan. Het luisterde nauw wat je geloofde over God, Jezus, de Bijbel, de kerk enzovoort. Tegenwoordig worden veel van deze geloofsinhouden ter discussie gesteld, alleen al omdat de wereld om ons heen veelkleuriger is geworden. Het accent op de inhoud is langzaam verschoven naar het accent op de relatie met God. Geloven is steeds meer een werkwoord geworden: kiezen voor Jezus en Hem volgen. Beide accenten worden weleens tegen elkaar uitgespeeld. Onterecht, denk ik. Onze grootouders stonden vroeger heus niet alleen op een rationele manier in het geloof, zonder dat hun hart oprecht gericht was op God. En de jongeren gaan vandaag echt niet achter Jezus aan zonder te weten waarom.

Beide accenten zijn voor het geloof van belang. Ook dat blijkt uit Paulus’ brief. Hij is heel duidelijk over de inhoud van Timoteüs’ verkondiging, maar tegelijkertijd is die inhoud niet los te weken uit een houding van vertrouwen en overgave. Dit totaalplaatje is het geloof dat God van zijn kinderen verwacht: loyaliteit, ook als het moeilijk wordt of als er aan je christen-zijn niet veel eer valt te behalen. Een hoge lat? Misschien wel. Maar als christen mag je erop vertrouwen dat God hier de kracht voor geeft, zoals ook aan Timoteüs en Paulus zelf (2 Timoteüs 1:7-8; 2:1; 3:10-12; 4:17-18).

Kortom, grootouders en ouders, in een tijd waarin kennis zich snel ontwikkelt en veel zekerheden weg lijken te vallen, kan jullie oprechte geloofsvertrouwen precies dát vaste ankerpunt zijn dat je kinderen en kleinkinderen nodig hebben.

Om over na te denken of door te praten

  • Welke mensen zijn door hun houdingstaal bepalend (geweest) in jouw leven?
  • Zie je in jouw omgeving verschillen in geloofsbeleving tussen vroeger en nu? En zo ja, geeft dit reden tot zorg of juist niet?
  • In hoeverre kan God vertrouwen op onze loyaliteit? Welke risicofactoren in onze samenleving zie je voor de loyaliteit aan Christus?
Over de auteur
Myriam Klinker

Myriam Klinker is universitair docent Nieuwe Testament.

Gods Geest in het Oude Testament

Gods Geest in het Oude Testament

Koert van Bekkum
  • Beschouwing
  • Thema-artikelen
Reisbagage: ‘Leren omgaan met de Bijbel is als leren fietsen’

Reisbagage: ‘Leren omgaan met de Bijbel is als leren fietsen’

Pieter Kleingeld
  • Reisbagage
  • Thema-artikelen

Reageer op dit bericht

Meld je aan voor onze gratis nieuwsbrief